Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 68 van 1110

...  56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81  ...
[7] Ik zeg jullie uit de levende bron van alle waarheid: Wie om een dom mens lacht, die geeft daarmee aan dat hij net zo dom is; want de een doet domme dingen omdat hij dom is, en de ander lacht omdat hij dom is; en zo heeft de ene domme plezier om de andere, waarbij uiteindelijk blijkt dat de ene het eigenlijk helemaal niet leuk vindt, als de andere ophoudt dom te zijn en verstandig wordt.
Hoofdstuk 107: Over het wereldse blijspel en de kinderen Gods. (5.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Wat voor plezier en blijdschap kan iemand echter, als hij wijs is, er wel er aan beleven, als een blinde, die langs de weg loopt, tegen een ziende, die dezelfde richting uitgaat, zegt: 'Vriend, ik ben de weg kwijt en ik weet niet meer of ik nu heen of terug ga; vóór mij moet mijn huis zijn. Volgens het aantal passen dat ik telde, zou ik al vlak bij het huis moeten zijn; maar als ik, omdat ik me gemakkelijk vergis als blinde, in plaats van heen, terug ben gegaan, dan moet ik nu verder van het huis af zijn, dan waar ik was toen ik naar huis wilde gaan. Wees zo goed en breng me op de goede weg naar mijn huis!'
Hoofdstuk 107: Over het wereldse blijspel en de kinderen Gods. (5.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Laten we daarom ook maar ophouden over de drie tempeliers, ze hebben weliswaar heel slechte plannen, maar toch zijn het mensen. Alleen door de invloed van de satan en hun eigen onvervalste liefde voor de wereld en zichzelf zijn het mislukte kinderen geworden van dezelfde Vader, Die ook jullie Vader is. Je moet alleen het boze in hen verachten, maar zijzelf, als mensen en broeders, zijn alleen om over te huilen!
Hoofdstuk 107: Over het wereldse blijspel en de kinderen Gods. (5.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] En iedere ijdelheid is het zaad van de hoogmoed, waaruit al het kwaad in de wereld is gekomen, en nog komt en altijd zal komen! Daarom houdt ook tegenover moeder rekening met wat Ik jullie nu heb gezegd!'
Hoofdstuk 108: Maria de moeder van de Heer. (8.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] De mensen der wereld zijn als tarwe, gerst en rogge. Dit levende graan groeit echter niet zonder kaf en vies stof. Opdat dit graan, dat wil dus zeggen deze wereldmensen, dan gereinigd kan worden van het kaf en het vuil, en vervolgens als volledig schoon koren in de eeuwige schuren van de Vader gebracht kan worden, daarom worden jullie nu omgevormd tot goede en levende korenschoppen, waarmee de Vader in de hemel Zijn koren zal reinigen. Begrijp je het nu?'
Hoofdstuk 109: Korenschoppen in de hand van God. ( 11/ 12.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Ik zeg: 'Ik ben ten eerste Degene, Die Ik ben; daarnaast ben Ik ook Degene, Die Ik schijnbaar niet ben! Ik zaai en oogst, zoals de Vader zaait en oogst, en wie Mij als een korenschop dient, die dient ook de Vader; want waar de Vader is, daar is ook de Zoon, en waar de Zoon is, daar is ook de Vader. De Vader is echter meer dan de Zoon, en de Zoon gaat uit van de Vader; niemand kent echter de Vader dan de Zoon alleen, en degene, aan wien de Zoon het wil openbaren. -Is dit voor jullie duidelijk?'
Hoofdstuk 109: Korenschoppen in de hand van God. ( 11/ 12.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Ik zeg: 'Nu zijn jullie daar nog niet rijp voor; maar binnenkort zul je wel rijp zijn, en dan zullen jullie allen ook de Vader zien.'
Hoofdstuk 109: Korenschoppen in de hand van God. ( 11/ 12.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Judas Iskariot zegt: ' Jullie zijn allemaal kwaad op mij en zeggen, dat ik een duivel ben; hoe zullen jullie van mij, als duivel, dan geloven dat ik lijd, en hoe zul je me helpen?!'
Hoofdstuk 110: De Heer en de drie Farizeeën. (13.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Toen Ik de kamer binnenkwam waar de gestorvene op een versierd bed lag, zei Ik tegen de vele herriemakers: 'Waarom maken jullie zoveel herrie en huil je zo ontzettend?! Het dochtertje is toch niet gestorven, het slaapt alleen maar!'
Hoofdstuk 112: Het dochtertje van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Zolang Ik en jullie en degenen, die ieder voor zich getuigen kunnen van de volle waarheid van de vele tekenen, nog op deze aarde leven, zolang worden alle twijfels gemakkelijk voorkomen; maar in latere tijden, als, terwille van de vrijheid van de menselijke wil, alleen het geschrevene over Mij getuigen zal, dan moet het geschrevene zuiver en goed geordend zijn, anders schaadt het meer dan het baat.'
Hoofdstuk 113: Het wezen van het Joh. en het Mat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Wat Matthéus schrijft, heeft alleen maar voor deze aarde een bijzondere waarde, maar wat jij schrijft, dat heeft waarde voor de hele eeuwige oneindigheid! Want in alles wat jij schrijft, verbergt zich het puur goddelijke besturen van eeuwigheid tot eeuwigheid door alle reeds bestaande scheppingen en ook door die, welke in toekomstige eeuwigheden in de plaats zullen komen van de nu bestaande! En ook al zou Je in vele duizenden boeken opschrijven, wat Ik jou en jullie allen daarover nog zal onthullen, dan zou de wereld die boeken met geen mogelijkheid kunnen begrijpen, en zulke boeken zouden daarom voor de wereld geen nut hebben. (zie Joh. 21:25)
Hoofdstuk 113: Het wezen van het Joh. en het Mat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Maar wie leeft volgens de traditionele leer en gelooft in de Zoon, die wordt toch al in de geest wedergeboren en de geest zal hem in alle diepten der eeuwige waarheid leiden.
Hoofdstuk 113: Het wezen van het Joh. en het Mat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Maar Petrus nam het woord en zei: 'Jullie blinden! Kijk hier eens heen, dit meisje is het dat dood was en nu leeft! Is dat voor jullie nog niet voldoende?!' Toen richtten velen zich tot de overste en vroegen hem, of dat waar was.
Hoofdstuk 114: Een les voor Judas. (18/ 20.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] En de overste zei toen met een tamelijk luide stem: 'Ja, jullie blinde en ongelovige dwazen! Een uur geleden nog huilde ik om het verlies van mijn liefste, enige dochter en nu zien jullie me ongelofelijk blij, omdat ik mijn dochter terug heb! Is dit duidelijk zichtbare bewijs nog niet genoeg voor jullie?'
Hoofdstuk 114: Een les voor Judas. (18/ 20.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Ik hoop dat jullie, omdat je al zo wijs bent, zult inzien dat ik nu nog in mijn oude beginselen vastgeroest zit; maar dat ik juist daarom jullie leer wil leren kennen, om daardoor mijn oude leer, waarin ik nu echt niet meer zoveel geloof, kwijt te raken. Als ik nu, als niet ingewijde, soms een beetje protesteer tegen deze nieuwe leer van jullie, dan zul je daar toch niet over vallen, is het wel?!
Hoofdstuk 114: Een les voor Judas. (18/ 20.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  56 - 57 - 58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81  ...