17481 resultaten - Pagina 673 van 1166
... 661 - 662 - 663 - 664 - 665 - 666 - 667 - 668 - 669 - 670 - 671 - 672 - 673 - 674 - 675 - 676 - 677 - 678 - 679 - 680 - 681 - 682 - 683 - 684 - 685 - 686 ...
[5] Abedam keek raar op en zei tegen de vreemdeling: "Hoe kun je mij nu om mijn naam vragen?! Je hebt die even hiervoor zelf genoemd toen je mij staande hield en mij verzocht, je weer daar naartoe te begeleiden, waar zulke ongehoord grote dingen zijn gebeurd! Zie, hoe moet ik dit begrijpen?!"Hoofdstuk 146: Abedams ontmoeting met de vreemdeling - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] En de vreemdeling zei, hem scherp aankijkend: "Zie, Abedam, nu ben Ik tevreden, omdat je Mij zei hoe je naam luidt! Want kijk, Ik heb je weliswaar meteen bij het begin die naam gegeven; maar als een door Mij gegeven naam was het immers niet jouw naam, maar de Mijne in jou, of je nu ook zo heette of niet. Nu is de naam de jouwe en de Mijne, en bijgevolg heb je jouwen Mijn naam tegelijk ervaren en kun je Mij nu rustig begeleiden waarheen Ik wens!"
Hoofdstuk 146: Abedams ontmoeting met de vreemdeling - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] "Maar, mijn hoog gewaardeerde Abedam, dat is nu precies wat er gebeurd is bij de kinderen van de hoogte, die onze hoofdstamvaderen zijn!
Hoofdstuk 147: Abedams gesprek met Abedam, de onbekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] En Abedam antwoordde: "O mijn geliefde naamgenoot, zie, ik ben al van oudsher een heel eigenaardig mens geweest en deze eigenaardigheid, die misschien vele duizenden zou bedroeven, maakt nu juist mijn grootste gelukzaligheid uit! En deze zonderlinge eigenschap bestaat daaruit, dat ik mij het meest gelukkig voel wanneer ik mij naast iemand bevind, bij wie ik vanuit de grond van mijn hart steeds meer mijn volkomen nietigheid en zijn alles zijn onderga, omdat ik ook geen mens onder mij, maar altijd zoveel mogelijk boven mij wil zien. En daarom is mijn devies: 'Zalig is de nederigheid des harten en de onmachtige zwakte is de grootste rijkdom van de worm!'
Hoofdstuk 147: Abedams gesprek met Abedam, de onbekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Maar nu, mijn geliefde naamgenoot, verzoek ik je vriendelijk mijn vorige drie vragen te beantwoorden, als je dat wilt! Amen."
Hoofdstuk 147: Abedams gesprek met Abedam, de onbekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Zie, Mijn grondstelling en Mijn devies luiden zo: 'Kun je met een woord je broeder niet van dienst zijn, laat dan je tong met rust en roer haar pas dan, wanneer je daarmee je broeder een dienst kunt bewijzen!'
Hoofdstuk 147: Abedams gesprek met Abedam, de onbekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] Daarom, indien je het wilt, kun je immers mijn vragen wel beantwoorden!"
Hoofdstuk 147: Abedams gesprek met Abedam, de onbekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[24] Maar nu komt dat 'Wederom nog iets', - en dat weer in een vraag! Kijk, jouw grondbeginsel is merkwaardigerwijs ook het Mijne en de vergelijking met de worm is allang geleden op Mijn akker gegroeid! Zeg Me nu eens of wij bij elkaar passen!
Hoofdstuk 147: Abedams gesprek met Abedam, de onbekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[26] Zie, Ik maak Mij wat zorgen over jou wat deze zaak betreft. Als je dus wilt, dan kun je deze knoop vast wel voor Mij ontwarren!"
Hoofdstuk 147: Abedams gesprek met Abedam, de onbekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[28] "Geliefde vriend Abedam, dat je een zoon van de morgen bent, zie, dat verraadt jouw waarlijk onbegrijpelijk grote wijsheid! Graag zou ik je vragen oplossen als mij dat mogelijk zou zijn; maar ik kan niet eens jouw zonderlinge antwoorden op mijn vragen begrijpen en ze geheel juist aanvoelen.
Hoofdstuk 147: Abedams gesprek met Abedam, de onbekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[32] Echt waar, omdat ik mij door mijn grondbeginsel zalig voelde bij deze heilige Vader, beschouwde ik mijzelf ook al als een gewekte - en nu pas zie ik duidelijk in hoe weinig mijn hart al die heerlijke woorden uit de mond van de Vader begreep en als een heerlijke uitzaaiing van de eeuwige liefde en daarmee het eeuwige leven levend in zichzelf begroef!
Hoofdstuk 147: Abedams gesprek met Abedam, de onbekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[34] En de onbekende Abedam antwoordde hem: "Luister, Mijn getrouwe naamgenoot, Ik ben met jouw antwoord immers helemaal tevreden, want je hebt ieder punt van Mijn vragen volkomen uiteengezet en daarom passen wij nu volslagen bij elkaar!
Hoofdstuk 147: Abedams gesprek met Abedam, de onbekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[38] Mijn innig geliefde vriend Abedam, het komt mij ook nog zo voor, dat wij in eeuwigheid niet van elkaar zouden kunnen scheiden en alsof ik jouw hulp nooit meer zou kunnen ontberen! En daarom ,wil ik ook dat wij bij elkaar blijven, niet slechts tijdelijk, maar ook eeuwig!"
Hoofdstuk 147: Abedams gesprek met Abedam, de onbekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] En Abedam antwoordde Hem: "Ja, mijn geliefde vriend Abedam, enerzijds ben ik dat, omdat ik daardoor inzie dat jouw wil de mijne overheerst en dat bevalt mij goed; maar aan de andere kant, omdat ik deze, jou en mij welbekende heilige Vader nu boven alles liefheb, is mijn hart met het grote verlangen vervuld altijd bij Hem te zijn of toch op zijn minst voortdurend over Hem te praten, Hem te beminnen, te loven en boven alles te prijzen en als de Allerheiligste te aanbidden en dus ook, zoals bij deze gelegenheid, mij door iemand van alles over Hem te laten vertellen. En zie, op gtond van mijn grootste en meest levendige verlangen in mijn hart ben ik weer niet tevreden dat je me geen antwoord geven wilt op hetgeen ik je vraag! Op grond van jouw grondbeginsel kun je dat toch zonder enig bezwaar doen; want je kunt daardoor onmogelijk schade toebrengen aan mijn hart, maar het wel oneindig van dienst zijn. Of is niet iedere handeling en ieder woord tot onze broeders slechts dan van groot belang, indien wij voor hun harten gewerkt en tot hun harten gesproken hebben?
Hoofdstuk 147: Abedams gesprek met Abedam, de onbekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[39] En Abedam, de vreemdeling: "Zie, je bent Mij voor! Sinds Ik je ken is dat ook Mijn enige wens en enige wil!
Hoofdstuk 147: Abedams gesprek met Abedam, de onbekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)