Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 674 van 1110

...  662 - 663 - 664 - 665 - 666 - 667 - 668 - 669 - 670 - 671 - 672 - 673 - 674 - 675 - 676 - 677 - 678 - 679 - 680 - 681 - 682 - 683 - 684 - 685 - 686 - 687  ...
[20] Als nu in een overleden ziel op die manier het zojuist beschreven gloeiende schijnsel zich ontwikkelt, begint ze daar­door de in haar hersenen aanwezige geestelijke indrukken heel zwak te zien en herkent ze weldra veel kwaads en weinig goeds in haar wezen. In dat schemerlicht ziet ze ook niet zelden een mug voor een olifant aan, en omgekeerd een olifant voor een mug. Uit zulke waarnemingen ontwikkelen zich in de ziel ver­volgens allerlei luchtige en doorzichtige -je zou kunnen zeg­gen 'vormloze' vormen, die lijken op de luchtkastelen van een verliefde jongeman in de wereld, die bij een heel levendige fantasie niet zelden gedurende enkele ogenblikken tot een werkelijk zichtbare realiteit worden, maar bij de minste verstoring van het gemoed in het niets verdwijnen.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[6] Maar omdat niet slechts één, maar alle volgens Mijn orde levende mensen naar hetzelfde volmaakte leven overgaan, is het zinloos te vragen of er ooit een weerzien zal zijn. Want als de mensen reeds in dit onvolmaakte marionettenleven het ver­mogen hebben elkaar te herkennen en in natuurlijk opzicht weer te zien -wat zij toch niet kunnen betwisten of betwij­felen -dan zullen ze dit vermogen des te meer hebben in het geheel volmaakte, zuiver geestelijke leven, waarin hun hele wezen de onvergankelijke uitdrukking en het fundamentele beginsel is van al het leven en van alle omstandigheden en gebeurtenissen daarvan! Op deze wereld herkent de ziel door de in haar wonende geest immers via het lichaam de haar bekende en verwante mensen; ze kan bevriend en volkomen verwant raken met anderen, die zij vervolgens als zodanig altijd herkent aan hun gestalte en karakter. Als nu de ziel en de geest dat kunnen door de kerkermuren van het op zichzelf dode lichaam heen, hoeveel te meer zullen zij dat dan kunnen in hun volledig vrije toestand! Dat is immers al heel dikwijls waargenomen bij veel mediamieke personen die met gesloten ogen niet alleen hun omgeving vaak tot in alle bijzonderheden zagen, maar desgevraagd ook mensen die zich ergens in verre landen bevonden en al hun toestanden en omstandigheden snel en precies herkenden! En toch is een ziel van zo'n medi­um, hoe helder ook, nog lang niet in die vrije toestand, waar­in zelfs een minder volmaakte ziel zich na het afvallen van haar lichaam bevindt!
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[64] Ik weet ook werkelijk niet wat wij als schepselen tegenover de almachtige God voor verdiensten zouden kunnen hebben die het belonen waard zouden zijn. Heeft God onze hulp ooit nodig gehad? Hebben wij God, de Heer, soms geholpen de hemelen en de aarden te scheppen -of de verlossing helpen volbrengen? Of is iemand God, die alleen heilig is, soms van dienst geweest door de voor zijn bestwil gegeven wetten in meerdere of mindere mate in acht te nemen? Ik denk dat God ook zonder ons even volmaakt God zou zijn als Hij nu is, aan­gezien wij toch alleen maar de bestemming hebben Zijn ein­deloze genade, erbarmen en liefde in ons op te nemen, en niet om Hem deze of gene eeuwig onnodige diensten te verlenen. Kijk, zo heb ik altijd gedacht en zal ik eeuwig denken, voor­opgesteld dat ik een eeuwig voortbestaan zal hebben! Om deze reden zie ik dan ook niet in waarom ik voor de boodschapper van de Heer bang zou moeten zijn, omdat ik immers geen reden kan vinden om voor de Heer Zelf bang te zijn. Ja, ik vrees de Heer ook wel, maar niet als een misdadiger, maar als een liefhebbend mens, die zich veel te zondig en onwaardig voelt om de Heer met zijn onreine hart uit al zijn kracht lief te hebben! Wat denken jullie, beste vrienden, heb ik gelijk of niet?'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[53] Wel weet ik dat ik tegenover God een zondaar ben, en niet waardig om mijn ogen op te slaan naar de plaats waar Hij, de Allerheiligste, woont! Maar zeg mij, waar in Gods uitgestrek­te oneindigheid is er een engel of een mens, die evenals de Heer zou kunnen zeggen: 'Wie van jullie kan Mij van een zonde betichten?' Werkelijk, het is voor mij zaliger om te zeg­gen: 'Heer, ik ben de alleronwaardigste!' dan: 'Ik ben degene die Uw genade het meest waardig is!'. En ook al zouden we alles gedaan hebben wat Hij ons geboden heeft te doen, dan zou ik, en zeker jullie ook, alleen maar kunnen zeggen: 'Heer, wij zijn allemaal Uw onnutte dienstknechten geweest en heb­ben ons door niets Uw genade waardig gemaakt. O Heer, o Vader! Wees ons ter wille van Uw eindeloze verdienste voor ons, onwaardigen, genadig en barmhartig!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[52] Ik zag en begreep de eindeloze liefde van de Heer steeds meer. Daardoor nam mijn liefde voor Hem in'mij ook zo sterk toe, dat al mijn aardse lijden deze niet meer kon verminderen, maar alleen steeds meer versterken! En zo zeg ik ook nu tegen jullie, vrijuit en onomwonden: Christus is mijn liefde en mijn leven -ook in de hel, als ik daar door jullie toe verdoemd zou zijn; ook de hel zal mij Hem nooit meer afnemen!
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[44] Volgens jouw eigen laatste bekentenis heb je jouw nabe­staanden geleerd dat betaalde gebeden voor God een gruwel zijn, en dat zij voor jou dus geen mis moeten betalen!
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[46] Vervuld van de geest en met diepe gemoedsrust zegt de arme: 'Vrienden, wie jullie zijn is mij om het even; meer dan Gods schepselen zijn jullie niet en dat -God de Heer zij eeu­wig dank en liefde! -ben ik ook; ik geloof dan ook dat ik met jullie even vrijmoedig kan spreken als jullie dat met mij doen.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[41] De in het wit geklede zegt: 'Dat heb je volkomen juist en waar gezegd. Maar bedenk dat je zonder biecht en communie bent gestorven. Als je nu voor de rechterstoel van Christus nu komen te staan, zou er dan niet gemakkelijk een doodzonde bij jou gevonden kunnen worden volgens de leer van jouw kerk, en zou je dan niet voor eeuwig in een staat van ongena­de naar de hel moeten? Hoe zou je de Heer dan loven en prij­zen?'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[42] De arme zegt: 'Vrienden, wat ik kon doen, heb ik beslist gedaan. Dat ik uiteindelijk niet kon biechten, was zeker niet mijn schuld. En drie weken geleden heb ik toch wel gebiecht, waarbij de biechtvader mij verzekerde dat ik nu lange tijd niet meer hoefde te biechten. O vrienden, als ik ergens toch nog een mij onbekende doodzonde in mij zou hebben, smeken jullie dan de Heer voor mij, arme zondaar, of Hij mij genadig en barmhartig wil zijn! Want om in de hel te komen na een aards leven vollijden, dat zou wel het allerverschrikkelijkste zijn! o Heer, Uw wil geschiede, maar wees mij, arme zondige ziel, toch genadig en barmhartig!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[37] Een van de drie in het wit geklede mannen zegt: "Beste vriend, maar wat zou je doen als de Heer jou vanwege Zijn grote heiligheid en jouw vergeeflijke zonden -en wel volgens jouw eigen geloofsbelijdenis -wellicht voor onbepaalde tijd naar het vagevuur zou sturen, waar je hevige pijnen zou moe­ten lijden? Zou je dan ook onder de hevigste pijnen van het vuur de Heer nog kunnen loven en prijzen? En zou je Hem nog kunnen liefhebben?'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[36] Onmiddellijk ziet hij naast zich drie vriendelijke mannen in witte geplooide kleding staan, die hem liefdevol begroeten en hem als broeder de hand reiken. Zalig en al zijn aardse lijden vergetend reikt hij ook hun de hand, terwijl hij zich nog recht­op zittend boven zijn aardse lichaam bevindt, en zegt: 'O beste, mij nog volkomen onbekende vrienden van de Heer Jezus Christus, wat jullie beslist zijn, in al die zeventig jaren die ik op de harde aarde heb doorgebracht, heb ik -van de menselijke kant bezien -weinig goede, maar des te meer kom­mervolle dagen beleefd, en de laatste waren wel de bitterste. Want toen regende het pijn en diepe ellende op mijn arme zondige huid. Maar aan de Heer zij alles geofferd en Hem alleen zij eeuwig alle lof en al mijn liefde daarvoor! Want hoe­wel ik werkelijk veel heb geleden, heeft het mij toch nooit ont­broken aan tijdelijke vertroostingen, die mij in mijn hart weer helemaal hebben opgericht en mij geleerd hebben alle licha­melijk uiterst bittere, afschuwelijke pijnen en wonden van mijn lichaam in naam van de Heer te verachten. En nu heb ik met de grote genade, hulp en erbarming van God, de Heer Jezus Christus, alles doorstaan en wacht ik met hetzelfde geduld dat op aarde zo dikwijls mijn lijden verzachtte, op wat de heilige wil van de Heer over mij zal beschikken. Hem alleen zij al mijn liefde, al mijn lof en aanbidding -Zijn alleen heilige wil geschiede!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[34] Mogen deze laatste woorden van mij op deze wereld de grote rijkdom vormen die ik jullie nalaat; over dit erfdeel zul­len jullie geen belasting hoeven te betalen! -Maar verwijder dit lichaam van mij spoedig uit deze kamer, want het is vol­komen dood. Houd er ook geen ceremoniën bij, want al der­gelijke ceremoniën zijn God een gruwel. Ook hoeven jullie geen mis te betalen, want God de Heer heeft een hekel aan een betaald gebed. Laat echter alles wat jullie doen een lof­prijzing zijn voor de Heer, omdat Hij mij zo'n grote genade heeft willen bewijzen. Hem alleen zij voor eeuwig alle eer, alle lof en al onze liefde. Amen'.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[33] Verheug je dus nooit over de rijken van deze wereld, maar beklaag ze liever, want zij zijn arm in de geest. Verheug je des te meer over diegenen die zich net als jullie in allerlei beproe­vingen en nood bevinden! Want zij sterven iedere dag in Christus, om daarna aan het einde niet meer te sterven, maar op te staan tot het eeuwige leven in Christus.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[32] Bewaar dat allemaal in jullie hart en wees blij als de wereld jullie veracht, scheldnamen geeft en met allerlei wapens van haar slechte, gevoelloze hart vervolgt. Want de Heer slaat de 'slechten' altijd gade en kent hun plannen! Ik zeg jullie: als jul­lie opstaan, zullen zij te gronde gaan. Zoek dus bovenal het rijk Gods en zijn gerechtigheid; al het overige zal jullie er om niet bij gegeven worden.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[30] Door armoede, nood en andere ongemakken van het leven wordt het vlees al in Christus gekruisigd en gedood; daarom wordt een ieder die zo leeft als wij hebben gedaan en jullie nog doen, opgewekt en zal hij op zijn ogenschijnlijke sterfbed reeds de volledige opstanding tot het eeuwige leven oogsten ­terwijl de rijken aan het einde van hun aardse geluk in feite sterven­
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
...  662 - 663 - 664 - 665 - 666 - 667 - 668 - 669 - 670 - 671 - 672 - 673 - 674 - 675 - 676 - 677 - 678 - 679 - 680 - 681 - 682 - 683 - 684 - 685 - 686 - 687  ...