Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 681 van 1037

...  669 - 670 - 671 - 672 - 673 - 674 - 675 - 676 - 677 - 678 - 679 - 680 - 681 - 682 - 683 - 684 - 685 - 686 - 687 - 688 - 689 - 690 - 691 - 692 - 693 - 694  ...
[21] Ik heb in Farak een door Mij gezegende engel als leider naar de diepte gezonden; had jij in plaats van te vloeken niet hetzelfde in Mijn naam kunnen doen?!
Hoofdstuk 112: De opdracht van de Heer aan Kisehel en Sethlahem om Horadals volk naar hun land te leiden. De gevolgen van vloek en zegen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[23] O Adam, Adam! Kijk eens goed naar dit meisje dat nu aan Mijn voeten ligt en wier hart zuiverder is dan de zon op het midden van de dag!
Hoofdstuk 112: De opdracht van de Heer aan Kisehel en Sethlahem om Horadals volk naar hun land te leiden. De gevolgen van vloek en zegen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[4] 'Adam! Wat ben je toch voor een mens! Wil je dan een steen worden?! Is liet leven dan werkelijk zo iets verachtelijks dat je het in jezelf wilt vervloeken en je jezelf naar geest en lichaam helemaal wilt doden, evenals het leven in alle kinderen die Ik uit jou heb laten voortkomen?!
Hoofdstuk 113: De Heer spreekt vermanende woorden tot Adam, die wanhopig is wegens zijn dwaasheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[14] Ieder zandkorreltje waaruit het een of andere hemellichaam bestaat, is van jou uit gezien op zichzelf reeds een intense beproeving voor Mijn geduld van meer dan duizend jaar gemeten naar de vlucht der tijden.
Hoofdstuk 113: De Heer spreekt vermanende woorden tot Adam, die wanhopig is wegens zijn dwaasheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[11] Abedam boog zich voorover naar Adam, raakte hem aan en zei hem op te .taan; en toen Adam zich eindelijk had opgericht, nam Abedam hem weer bij de hand en zei:
Hoofdstuk 114: Adams visioen: de vrouw op de zon vertrapt de kop van de slang - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[15] Maar toen de slang moeite deed de sterke vrouw te overweldigen en in haar hiel te bijten, zie, toen wierp de vrouw een appel naar de kop van de slang; de slang echter hapte naar de appel en beet zich daarin vast.'
Hoofdstuk 114: Adams visioen: de vrouw op de zon vertrapt de kop van de slang - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[7] God, de eeuwige, de oneindige, de heilige, de almachtige God! - O hart, mijn hart, breek nu niet de stem van mijn tong; laat nu toe dat ik het uit alle macht uitschreeuw! Hij, Hij, voor wie duizendmaal duizend jaar zijn als het allervluchtigste ogenblik, - Hij, voor wiens ademtocht alle eindeloze ruimten beven en de eeuwigheden uit de allergrootste eerbied in het niets terugzinken, - Hij, die met één blik duizendmaal duizend zonnen kan laten ontstaan en weer laten vergaan, - Hij, Hijzelf in eigen persoon heeft ons, de alleen alleronwaardigste schepselen, Zijn eindeloze heiligheid vergetend, vanuit Zijn allerheiligste diepte aangezien, heeft, omdat wij door onze allergrootste vrijwillige boosheid zo onmetelijk diep van Hem en voor Hem gevallen zijn, om ons Zijn grote erbarming ten deel te laten vallen, de gehele oneindigheid gevuld met talloze treden, zodat wij weer naar Hem toe kunnen klimmen!
Hoofdstuk 115: Adams luide lofprijzing over Gods erbarming en Zijn menswording in Abedam - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[8] Zijn eindeloze liefde en erbarming zag dat deze weg voor de gevallenen te eindeloos zwaar was; Hij vergat daarom nog meer Zijn eindeloze heiligheid, daalde op de wijde vleugelen van Zijn almacht Zelf langs al die eindeloze treden naar ons af en wel zo als Hij hier voor ons staat, een mens naar kleur en gestalte aan ons gelijk; zo wilde Hij ons ten eerste de weg besparen die we eeuwig nooit geheel zouden kunnen beklimmen en dan vervolgens het Allerhoogste, het Ondenkbaarste te worden voor ons, de allergeringsten van al Zijn schepselen, die zich vrijwillig op de meest boosaardige manier van Hem afgekeerd hebben en als enigen zo allerdiepst gevallenen zijn.
Hoofdstuk 115: Adams luide lofprijzing over Gods erbarming en Zijn menswording in Abedam - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[10] Alsof het nog niet genoeg was zoals Hij nu voor ons staat: een Vader, maar - zoals mijn geest het heeft gezien - om eens uit overgrote liefde voor ons, allerlaagsten, Zelf de dan eeuwig blijvende zondige vorm van ons vlees aan te nemen, waarin wij gevallen zijn voor Hem, de eeuwig Heilige, om ons nog dichter naar Zich toe te trekken, - om onze Redder, Leidsman, en allerwijste Broeder te worden!
Hoofdstuk 115: Adams luide lofprijzing over Gods erbarming en Zijn menswording in Abedam - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[16] Begrijp dat! - Zie, dat is het waarom Ik dat allemaal doe en Ik heb nu voor eeuwig, zoals eens naar het grootste, Mijn hart gewend naar het kleinste om het boven alles te verheffen! - Nu verder niets meer!
Hoofdstuk 115: Adams luide lofprijzing over Gods erbarming en Zijn menswording in Abedam - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[17] Omdat de avond is gekomen moeten wij naar huis gaan, naar degenen die al verlangend op ons wachten!
Hoofdstuk 115: Adams luide lofprijzing over Gods erbarming en Zijn menswording in Abedam - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[11] 'Luister, lieve, grote en zeer sterke vriend, die mij nu op je sterke arm draagt volgens de wil van diegene naar wie ik je gevraagd heb, waarom doe je alsof je mij wel een antwoord wilt geven, maar blijf je desondanks zo stom alsof je tong in je mond versteend is?
Hoofdstuk 116: De vraag van Pura, het meisje uit de laagte, naar de persoon van Abedam - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[12] Of heb ik misschien een fout gemaakt door je naar iets te vragen dat niet betamelijk zou zijn voor een schepsel uit de laagte?!
Hoofdstuk 116: De vraag van Pura, het meisje uit de laagte, naar de persoon van Abedam - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[12] Maar omdat de hoge Abedam ha grote verlegenheid zag, boog Hij Zich weer naar haar toe, nam haar, Pura, o Zijn meer dan heilige arm, drukte haar tegen Zijn borst en zei toen tegen haar:
Hoofdstuk 117: Pura, gezeten op Abedams arm, zoekt de Allerhoogste - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[13] 'Zie, Mijn allerliefste Pura, wie met zijn ogen in de verte rondwaart en niet kijkt naar hetgeen het meest dichtbij is, zal moeilijk ooit iets vinden en wel het allerminste wat hij graag zou willen vinden en ook zou moeten vinden.
Hoofdstuk 117: Pura, gezeten op Abedams arm, zoekt de Allerhoogste - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
...  669 - 670 - 671 - 672 - 673 - 674 - 675 - 676 - 677 - 678 - 679 - 680 - 681 - 682 - 683 - 684 - 685 - 686 - 687 - 688 - 689 - 690 - 691 - 692 - 693 - 694  ...