17481 resultaten - Pagina 682 van 1166
... 670 - 671 - 672 - 673 - 674 - 675 - 676 - 677 - 678 - 679 - 680 - 681 - 682 - 683 - 684 - 685 - 686 - 687 - 688 - 689 - 690 - 691 - 692 - 693 - 694 - 695 ...
[22] Uit deze gelijkenis valt dit op te maken, dat slechts de levende door Mijn grote erbarmen tot een levend erbarmen kan worden bewogen; zijn erbarmen wordt zodoende door Mijn erbarmen opgenomen alsof die iets voor zou stellen. Net als de wind het zachte zuchtje wind van het blad opneemt en het dan met zich meevoerend, zijn medebladeren laat beroeren, zo verhoudt het erbarmen van de mens zich ook ten opzichte van zijn medemensen, vandaar dat de ene broeder zoveel moet doen voor de andere als hij kan vanuit de levende liefde, ja vanuit Mij en door Mij vanuit de levende liefde en Ik zal dan zijn daad en zijn voorspraak aanzien als zou die iets voor Mij betekenen!Hoofdstuk 172: Het wezen van de voorspraak - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[19] Als je ziet dat ergens een arme broeder of zuster een bepaalde onvolkomenheid vertoont, dat wil zeggen dat hij lichamelijk gebrekkig is door zwakte of algehele onbruikbaarheid van een zintuig, of dat hij arm is in zijn hart, arm aan liefde, arm aan daadkracht, arm van wil, arm aan inzicht, arm aan verstand of geheel verarmd van geest en aan alles wat van de geest is, en je ontfermt je over hem vanuit de liefde van je hart tot Mij en vandaar uit pas tot je broeder of tot je zuster, zie, dan is je erbarming volkomen, omdat het dan reeds een opnemen van Mijn grote erbarming is op dezelfde wijze als wanneer de wind door het woud gaat en de bomen beweegt en ieder blaadje aan de boom beroert, waardoor dan ieder blaadje zachtjes beweegt en door dat bewegen ook een eigen kleine wind teweegbrengt, die door de algemene grote wind zodanig wordt opgenomen als stelde het in verhouding tot hem werkelijk iets voor.
Hoofdstuk 172: Het wezen van de voorspraak - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[28] Wie heeft dan een voorbede tot Mij gericht of Mij ertoe bewogen jullie te scheppen toen er buiten Mij nog niets bestond?! Of ben Ik sindsdien misschien harder en liefdelozer geworden, zodat Ik Mij door Mijn schepselen tot iets zou moeten laten bewegen?!
Hoofdstuk 172: Het wezen van de voorspraak - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[29] O zie, dat is echt niet nodig, maar wel dat Mijn kinderen zich door Mij in hun hart laten bewegen en Mij in zuivere liefde opnemen, dan op het trekken van Mijn grote erbarmen letten en zodoende ook levendig medebarmhartig worden! Zie, dat is Mijn wil!
Hoofdstuk 172: Het wezen van de voorspraak - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[30] Toen Ik je al eerder vroeg wat er met deze weerspannigen moest gebeuren, was jouw antwoord immers juist, omdat je je door Mij hebt laten grijpen en aanraken en zo zal het ook in de toekomst bij ieder terecht medelijden met iedere arme zijn, want eenieder is de ander een broeder in Mijn liefde; maar als Ik doden op wil wekken, wie zal Mij dan wel vragen dat liever niet te doen?!
Hoofdstuk 172: Het wezen van de voorspraak - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[31] En zie, Henoch, omdat je Mijn eerdere vraag niet geheel hebt begrepen, ook deze mopperaars moeten van tevoren door de aarde van de ware deemoed verzwolgen worden, voordat zij levend kunnen worden!
Hoofdstuk 172: Het wezen van de voorspraak - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[32] Daarom ook gaf Ik jou nu een dergelijke leer. Laat nu de mopperaars maar bij Mij komen! Amen."
Hoofdstuk 172: Het wezen van de voorspraak - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] "Sethlahem, Ik zeg je, als je Mijn woord zou begrijpen, dan zou je ook begrijpen dat Ik jouw dienst ontberen kan!
Hoofdstuk 173: De zeven mopperaars uit het middaggewest bespotten Sethlahem - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] Zie, is dat niet jouw leer?! En Ik voeg daar nog aan toe, dat die leer juist is en volkomen waar.
Hoofdstuk 174: Een evangelie voor beledigden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] "Sethlahem, je bent nog niet zonder smet; want een vraag vol grote twijfel bezwaart je hart en maakt je blind. Daarom wil je en kun je Mijn woord niet begrijpen!
Hoofdstuk 175: Sethlahem en de zeven morrende mannen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] "Broeders, laat mij deze ene keer uitspreken! Ik wil jullie niets opdringen, iedereen kan in weerwil van mijn woorden bij het zijne blijven; maar deze keer verzoek ik je geduld met me te hebben en mij van het begin tot het eind aan te horen. Heb je het eenmaal gehoord, dan mogen jullie erover oordelen zoals je wilt! Luister dus:
Hoofdstuk 175: Sethlahem en de zeven morrende mannen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] Wij hangen weliswaar aan het oude, omdat het oud is, maar staan er niet bij stil dat er in de grond van de zaak toch niets ouds bestaat. Ja, wanneer wij een ding beschouwen, hoe het naast ons is gegroeid en verouderd, dan kunnen wij weliswaar zeggen: het ding is oud omdat het samen met ons oud geworden is!
Hoofdstuk 175: Sethlahem en de zeven morrende mannen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[29] Ik zie dat deze uitspraak van mij je weliswaar tot lachen zou kunnen dwingen, - maar ik zeg je, lach niet te vroeg, maar onderzoek van tevoren eerst datgene waarover je zou willen lachen en mijn oude spreekwoord van 'wie het laatst lacht, lacht het best', zal je dan zeker nog duidelijker worden!
Hoofdstuk 175: Sethlahem en de zeven morrende mannen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Ik verzoek je daarom uit naam van al mijn broeders: doe ons allen uit broederliefde - waaraan op grond van je voorkomen jouw hart zeker geen gebrek zal hebben - het grote genoegen en breng het hoofd en het hart van onze broeder Sethlahem weer in orde! Amen."
Hoofdstuk 176: De vrijpostigheid en verootmoediging van Kisehel met de scherpe tong - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Omdat je nu aanspraak maakte op Mijn broederliefde, zou Ik van jou toch graag willen vernemen voor welke schade - voor zijn hart of voor zijn hoofd - Ik hem allereerst moet bewaren!
Hoofdstuk 176: De vrijpostigheid en verootmoediging van Kisehel met de scherpe tong - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)