17481 resultaten - Pagina 685 van 1166
... 673 - 674 - 675 - 676 - 677 - 678 - 679 - 680 - 681 - 682 - 683 - 684 - 685 - 686 - 687 - 688 - 689 - 690 - 691 - 692 - 693 - 694 - 695 - 696 - 697 - 698 ...
[5] Maar wie Mijn roep niet zullen volgen, die zullen voorgoed blijven liggen! Sta daarom nu verheugd en vrij op! Amen."Hoofdstuk 180: De vijf dochters van Zuriël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Door zo'n goede leer geleid, beminden deze vijf meisjes Jehova hoe langer hoe meer, ondanks hun voor de oertijd nog zeer prille jeugd.
Hoofdstuk 180: De vijf dochters van Zuriël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Ik liet hen daarom van tijd tot tijd Mijn liefde zeer diep voelen en daardoor waren zij dan ook op een onopvallende manier geheel op Mij, hun Jehova, verliefd en wensten nooit hun harten van Mij af te wenden, maar hun grote verlangen naar Mij groeide van dag tot dag, ja dikwijls van uur tot uur.
Hoofdstuk 180: De vijf dochters van Zuriël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] In het bijzonder als zij een of andere nieuw, heel bijzonder bloemetje vonden, moest dat al zeer beslist door Mij voor hen bestemd zijn geweest! Maar dan raakten zij ook weer helemaal buiten zichzelf; onmiddellijk plukten zij dan met grote, van liefde sidderende eerbied het bloempje en repten zich daarmee vol vreugde naar hun vader en lieten hem zien wat voor een wonderschoon geschenk hun heilige Geliefde hen alweer geschonken had. Daarover verheugde hun vader zich dan ook in hoge mate en dankte Mij ook altijd diep in zijn hart, dat Ik zijn lieve kinderen voor menig onkuise benadering door mannelijke wellust behoed had. En na de volbrachte dank droeg hij hen wederom aan Mij op en bad Mij vurig om vol genade en erbarmen met Mijn liefde de harten van zijn dochters nog meer tot Mij te trekken, welk verzoek Ik onder deze omstandigheden zeker niet onvervuld voorbij heb laten gaan.
Hoofdstuk 180: De vijf dochters van Zuriël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] En zo groeiden deze vijf meisjes zuiver in Mijn liefde op en werden daardoor ook steeds mooier en verrukkelijker en lieflijker, zowel geestelijk als lichamelijk. Ja, hun schoonheid was zo groot, dat alle huidige aardse schonen ten opzichte van hen niet eens een klein dauwdruppeltje uit zouden maken, ook al zouden zij tot één geheel verenigd kunnen worden; want vanwege hun grote liefde tot Mij liet Ik hen ook, voorzover dat lichamelijk maar mogelijk is, echt volslagen hemels mooi worden, daarom werden zij ook door iedereen 'De mooie kinderen van de liefde' (Allurahelli) genoemd.
Hoofdstuk 180: De vijf dochters van Zuriël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[20] "O Jehova, Gij allerheiligste Vader van alle mensen en Schepper van alle dingen, zie mij genadig aan en hoor het gestamel van mijn mond!
Hoofdstuk 180: De vijf dochters van Zuriël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] Zie, degenen die ik U reeds vanaf hun kindsheid ieder uur heb opgedragen en wier harten ik met Uw genade tot U heb geleid, O Jehova, deze geschenken aan mij breng ik U, ik de meest onwaardige, nu weer terug als een naar mijn beste weten zo rein mogelijk offer, gepaard met de innigste dank uit mijn hart, omdat U mij, de meest onwaardige, waardig hebt bevonden mij een dergelijke heerlijke gave toe te vertrouwen!
Hoofdstuk 180: De vijf dochters van Zuriël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[24] En de hoge Abedam antwoordde Zuriël: "Luister Zuriël, blind en stom was de gave toen zij door Mijn hand in de schoot van jouw vrouw werd gelegd en onrein en onzuiver aanschouwde zij het licht van de aarde! Volgens Mijn wil heb jij haar gereinigd met alle vlijt van je hart en hebt voor Mij vijf sierlijke levensboompjes gekweekt, die zeer spoedig in Mijn hof de heerlijkste vruchten zullen dragen, - wees daarvan verzekerd!
Hoofdstuk 180: De vijf dochters van Zuriël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[28] En Abedam sprak verder tot de vijf die Hem liefhadden, hen als het ware vragend: "Allurahelli! Hoe beval Ik jullie? Ben je tevreden met Mij? Hebben jullie je Mij wel zo voorgesteld, als je in je liefde tot Mij Mijn tekenen op de velden zocht?"
Hoofdstuk 180: De vijf dochters van Zuriël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] "Mijn dochters worden U misschien al tot een last; zal ik hen met Uw welgevallen wellicht niet terugroepen?! Want U wilde immers naar Adam's morgenhoogte gaan en zij hinderen Uw heilige voeten!"
Hoofdstuk 181: De bezorgdheid van de deemoedige Zuriël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Maar Abedam antwoordde hem: "Luister, Zuriël, jij denkt op wereldse wijze over Mij! Wie kan een belemmering voor Mijn voeten vormen?! Welke aarde zou Mijn schreden tegen kunnen houden?!
Hoofdstuk 181: De bezorgdheid van de deemoedige Zuriël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Denk je eens in, ieder zandkorreltje dat aan jouw voeten kleeft, moet Ik met de kracht van Mijn liefde zodanig omklemmen, ja veel intenser nog dan de meisjes nu Mijn voeten omvatten, opdat het als zodanig bestaat, - en niettemin kun jij het vrij met je meedragen, terwijl je toch slechts een schepsel bent uit Mij en daartoe moet Ik je zelfs oneindig maal inniger omklemd houden, opdat je bestaat en leeft, denkt, voelt en helder bewust bent van jezelf en je dus door Mij ook niet tegengehouden wordt, jezelf vrij te bewegen!
Hoofdstuk 181: De bezorgdheid van de deemoedige Zuriël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Kun je nu je blindheid begrijpen?! Hoe kon het bij je opkomen dat je dochtertjes hinderlijk zouden kunnen zijn voor Mijn voeten?!
Hoofdstuk 181: De bezorgdheid van de deemoedige Zuriël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Maar Ik zeg tegen jullie allemaal: indien een vrouw Mij niet zodanig zal omvatten en stevig omhelzen als hier Mijn lieve dochters, zal zij eeuwig nooit Mijn aangezicht zien!
Hoofdstuk 181: De bezorgdheid van de deemoedige Zuriël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] Hoe meer ik nu nadenk, des te duidelijker springt de onuitsprekelijke dwaasheid van mijn vraag mij in het oog! O Jehova, red mij, anders verteert de grote schande van mijn dwaasheid mij voor Uw ogen! Uw heilige wil geschiede! Amen."
Hoofdstuk 181: De bezorgdheid van de deemoedige Zuriël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)