Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 70 van 1166

...  58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83  ...
[6] Maar nu gedurende mijn grote ellende in de laagte mijn broer volgens Uw raad de ark heeft gebouwd om het leven te behouden, laat U mij zitten als een erge zondaar en laat mij te gronde gaan als een lage aardworm; daarom vraag ik U: volgens welk recht doet U dat en volgens welke orde? - Zegt U nu wat U wilt; de zaak is nu eenmaal zo en niet anders!
Hoofdstuk 340: Het verdere liefdevolle gesprek van de Heer met Mahal. Mahals verwijten onder verwijzing naar zijn zondeloosheid Het verdriet van de heilige Vader en Zijn woorden over bijzondere levenswijzen. Het verschijnen van de engelen en van Waltar. Het verdwijnen van de Heer. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[4] Dat Mijn engelen in diezelfde tijd voor de vrome Noach en nog vele andere mensen de dienst van het verzorgen zichtbaar verrichtten, maakt geen verschil ten aanzien van de gebruikelijke dagelijkse verzorging van Mijn schepselen; want dat is immers altijd een zelfde zaak van de engelen vanuit Mij, en de zichtbaarheid vormt geen enkel verschil.
Hoofdstuk 345: Verklaring over het verzamelen en verzorgen van de voor de ark bestemde dieren door de engelen. Over het buitengewone toelaten van grote catastrofen. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[9] Maken jullie nog niets op uit dit beeld? Ik zal jullie nog iets zeggen, dan zullen jullie die zaak makkelijker begrijpen. Hoe leggen jullie deze tekst uit: `Mijn juk is zacht en Mijn last is licht'? Als Ik dit heb verkondigd, wie dwingt dan degenen die tot Mij willen komen, om bergen te beklimmen om Mij te bereiken, terwijl Ik op het vlakke land en op een kaarsrechte weg op hen wacht? - Kijk nu verder; waarom gebeurt er dus niets nieuws onder de zon? Ik zeg jullie: om de zeer wijze reden dat de menselijke wereldwijsheid uiteindelijk daardoor vanzelf beetje bij beetje moet afstompen, omdat het tenslotte voor de hand ligt dat zij niets anders kan bereiken dan hetgeen op dezelfde manier reeds lange tijd daarvoor werd bereikt.
Hoofdstuk 12: De sfeer van de zevende geest. Raadselachtige beelden van geestelijke toestanden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[13] De tweede zegt: broeder, ik merk heel goed waar de zaak op uitdraait. Als de roeiers zullen merken, hetgeen volgens mijn waarneming nu reeds heel vaak het geval is, dat de beweging van het water steeds trager wordt, zal een gedeelte van hen zich er van overtuigen dat het met het zogenaamde levende water niet zo eenvoudig ligt, zodat men maar beter bij de oever uit kan stappen! Een ander gedeelte zal echter tengevolge van de geringe weerstand met weinig moeite het zogenaamde heiligdom van het raderwerk naderen en zal daar in ieder geval met eigen ogen datgene zien wat wij hier vanaf de oever duidelijk waarnemen, namelijk wat er met het uitdrukkelijk aangeprezen machtige rad aan de hand is. Je weet, de hoogdravende belanghebbenden zeggen erover, dat het nooit ofte nimmer stuk kan gaan en het daarom steeds dezelfde kracht behoudt om het water levend te maken. Wat zullen zij dan wel zeggen als ze de schoepen natellen en tot hun verbazing ontdekken wat er ontbreekt en bovendien nog de bedenkelijke en aanzienlijke schade aan de schoepen die nog aan het loze rad vastzitten, bemerken? Ben je het niet met mij eens? Zij zullen hun bootjes vlug van het raderwerk afwenden en naar de oever sturen.
Hoofdstuk 15: Het bassin met het liggende schoepenrad. De profetische sfeer van Daniël - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[13] De verstandspreses zegt: als Hij dat is en ik Hem erken als datgene wat jullie over Hem hebben verteld, dan valt er toch niets beters te bedenken dan dat de oneindig kleinere potentie de oneindig grotere, noodgedwongen door zichzelf gedreven moet volgen, omdat er dan geen uitweg mogelijk en denkbaar is. Ligt de zaak niet zo, dan is het toch ook duidelijk dat ik niet eigenmachtig uit mijn sfeer kan treden omdat ik met mijn sfeer, zoals ik al voldoende heb uitgelegd, een gegeven iets, maar niet een zichzelf scheppend iets ben.
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] A zegt: het vergaat jou, geachte vriend, dus ook al niet beter dan mij. Hoe lang verblijf jij al op deze plaats? B zegt: geachte vriend, naar mijn gevoel kunnen het nauwelijks enkele weken zijn; maar hoe lang ben jij al hier? A zegt: geachte vriend, naar mijn gevoel zeker wel zo'n twintig jaar. B zegt: het is mij totaal onbegrijpelijk hoe ik hier terecht ben gekomen; je kunt me geloven, want toen jij al een grijsaard was heb je mij als een actieve jongeman van zo'n twintig jaar nog heel goed gekend. Ik heb altijd geleefd zoals ik het volgens mijn inzichten voor rechtschapen en redelijk hield. Ik vervulde heel trouw mijn geestelijke ambt, en heb nooit, wat de bepalingen van de kerk betreft, ook maar één letter verzuimd. Ik preekte altijd volkomen in de geest van de alleenzaligmakende kerk. Zoveel als maar mogelijk was ondersteunde ik naar vermogen degenen die ik werkelijk als behoeftig beschouwde, dat wil zeggen die buiten hun schuld tot armoede vervallen waren. In het heilige misoffer gaf ik toch elke dag God de eer en ik kan me tot aan mijn laatste uur geen dag herinneren waarop ik het brevier zou hebben verwaarloosd. Ik voegde mij naar alle verordeningen van de kerkelijke overheid en zou in staat zijn geweest op leven en dood te vechten voor de rechten van de heilige kerk. Ik was streng in de biechtstoel en meen ook heel veel zielen voor de hemel te hebben gewonnen. Naar de geest van de leer van Christus heb ik de armen bedeeld, de hongerigen gespijzigd, de dorstigen gelaafd, de naakten gekleed en de gevangenen verlost, en daarom verwachtte ik na mijn sterven, vooral omdat ik me bovendien verzekerd had van een volle aflaat van zijne heiligheid de paus, heel zeker in de hemel te komen.
Hoofdstuk 29: In het rijk van de duisternis van het ongeloof - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] A zegt: ja, mijn beste, achtenswaardige vriend, wat moet ik daarop zeggen? Ik was geen priester maar leefde toch, men kan wel zeggen, bijna even streng, zoals mij de, vanzelfsprekend betere priesters dat onderwezen hebben. Ik had in zekere zin ook wel heel wat twijfels, maar ik dacht bij mezelf, het mag zijn zoals het is, ik leef heel rustig zoals de priesters het mij geleerd hebben; dat kan voor mij toch onmogelijk verkeerd zijn. Want ik dacht bij mezelf: is hun leer verkeerd en onzinnig, dan is dat hun verantwoording maar ik was mijn handen in onschuld! En mocht God werkelijk zo'n rechtvaardige rechter zijn, als alle priesters op de preekstoel over Hem hebben gepreekt, dan moet Hij mij belonen, vooropgesteld dat Hij werkelijk bestaat. Bestaat er echter geen God, dan is het toch zonder meer allemaal om het even hoe men leeft. Bestaat er een leven aan gene zijde., dan moet dit toch zeker overeenkomen met het al dan niet eerlijke karakter van de mens. Bestaat er geen leven na de lichamelijke dood, dan zal er zeker ook weinig van afhangen hoe iemand op aarde geleefd heeft. Daaruit kun je nu zien dat ik op aarde als een volkomen eerlijke, verstandige en steeds gehoorzame man heb geleefd. Nu ben ik al zo lang hier, en dit is nu de beloning!
Hoofdstuk 29: In het rijk van de duisternis van het ongeloof - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Daar je mij echter in dit opzicht jouw mening al hebt kenbaar gemaakt, wil ik jou ook openhartig vertellen wat ik tijdens mijn aardse leven zo vaak bij mezelf heb gedacht, en deze gedachte luidt als volgt: de Romeinen, met name de Romeinse priesterstand, hadden gaandeweg gemerkt dat het op den duur met al hun goden spaak zou lopen. Zodoende zochten zij langzamerhand voor het steeds zinnelijker geworden volk naar een meer aanschouwelijke mythe en ze deden het voorkomen alsof de opperste god Jupiter zich zeer over de mensheid had ontfermd. Omdat onder alle volksstammen de Joodse natie het verst van het echte godendom afstond, zou Jupiter zelf zijn neergedaald en in de gedaante van een jood het volk de waarheid over de juiste godenleer van Rome hebben geleerd. Zo'n leer was voor de joden een gruwel, vooral omdat hen in die tijd de Romeinen heel zwaar op de maag lagen. Zij deden dus alles om deze ware god Jupiter in menselijke gedaante verdacht te maken. Pilatus zou heel goed geweten hebben wie Christus werkelijk was; daarom heeft hij Hem ook zoveel mogelijk verdedigd. Omdat de Joden zich echter helemaal niet tot bedaren lieten brengen en Pilatus zelfs als mederebel bij de keizer dreigden aan te klagen, dacht Pilatus bij zichzelf: ik lever de Almachtige aan jullie uit; Hij zal zeker beter weten dan ik, wat Hij met zich zal laten doen. Deze heeft zich toen pro forma op Romeinse wijze door de Joden laten kruisigen, stond toen echter als Jupiter heel gemakkelijk weer uit de dood op en liet toen de hogepriesters te Rome berichten, wat zij nu te doen hadden. Voor deze priesters was dit koren op hun molen en ze onderwezen het volk dan ook zoals ze zich deze mythe met goedkeuring van de Romeinen in het jodenland hadden voorgesteld. Ze verzonnen er mettertijd nog een menigte martelaars bij, hebben misschien met goedkeuring van de keizers wel enkele echte of loze gruweldaden uitgevoerd, waarmee ze het domme volk bij dergelijke gelegenheden een heleboel wondertekenen op de mouw speldden. Zo ging het oude, reeds verwaterde heidendom onder hetzelfde pontificaat op ons over en wij zijn noodgedwongen onnozel genoeg geweest, zo'n echte kleinburgerlijke streek als klinkende munt aan te nemen. Daarvoor wordt ons nu volgens mij ook de rekening van ons nieuw gecreëerde heidendom gepresenteerd.
Hoofdstuk 29: In het rijk van de duisternis van het ongeloof - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] A zegt: mijn gewaardeerde vriend, ik moet je openhartig bekennen dat kennelijk meer te zeggen is voor jouw mening dan voor de mijne. Alleen begrijp ik dan niet hoe men bij zo'n sluwe onderneming het nieuw gecreëerde heidendom op het jodendom heeft kunnen baseren. Naar mijn weten, voor zover mij uit het zogenaamde evangelie bekend is, beroept Christus zich uitsluitend op de zogenaamde profeten van de joden, daarom is het dan ook niet erg aannemelijk dat de trotse, wijze Romeinen zich van de religie van de voor hen zeer verachtelijke joden zouden hebben bediend voor het creëren van een rendabele religie. Verder moet ik je heel openlijk bekennen dat de absolute leer van Christus, op enkele onbeduidende wonderdwaasheden na, op zichzelf een hele menselijke, wijze leer is, die naar mijn mening helemaal niet voor de maar al te bekende Romeinse hebzucht deugt. Om die reden valt niet gemakkelijk te bewijzen dat ze een werk van de Romeinse priesterstand is, maar het is beslist wel een werk van de joden, want uit de geschiedenis weet men maar al te goed hoe de Romeinen zich tegen de opkomst van deze leer hebben verzet.
Hoofdstuk 29: In het rijk van de duisternis van het ongeloof - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] B zegt: mijn geachte vriend, in dit opzicht ben je veel te weinig ingewijd in de geheime sluipwegen van liet priesterdom. Je hebt in de geschiedenis wel gelezen dat verschillende Romeinse keizers zich daadkrachtig tegen het invoeren van deze religie hebben verzet, maar noem mij ook eens een Romeinse pontifex die zich met name daartegen zou hebben verzet! Kijk, zo was de zaak fijn bekokstoofd en deze nieuw gecreëerde religie had nooit een betere ingang gevonden dan juist door de schijnbaar noodzakelijke wrede tegenwerking van de Romeinse keizers. Dat deze nieuw gecreëerde religie op het jodendom gebaseerd werd, heeft de volgende voor de hand liggende reden: omdat de Romeinse wijzen door hun veelzijdige veroveringen voldoende gelegenheid hadden om met veel religies bekend te raken, konden zij heel gemakkelijk tot de conclusie komen dat een nieuw te creëren religie op geen betere gebaseerd zou kunnen worden dan juist op deze joodse. Daarom hebben zij ook hun mens geworden Zeus om goede redenen in het Jodenland laten optreden, want zij wisten precies dat alle andere religies er nog slechter aan toe waren dan de hunne.
Hoofdstuk 29: In het rijk van de duisternis van het ongeloof - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] Kijk, het gezelschap is al helemaal verdwenen, maar ons paartje staat nog in gedachten op dezelfde plek. Zij vraagt hem: wel geliefde echtgenoot, wat zeg je daar nu op? Hij bezint zich even en zegt: mijn lieve vrouw, hier valt in ieder geval niet meer veel op te zeggen. Ofwel de spreker heeft gelijk, dan is de zaak inderdaad beslist en hoeft niemand er meer iets over te zeggen, of hij heeft ongelijk, dan blijf ik bij mijn principes en dan valt er ook niet veel te zeggen. Of hij gelijk of ongelijk heeft, is niet zo vlug vast te stellen, maar dat moet mijn eigen ervaring mij eerst na verloop van tijd leren.
Hoofdstuk 37: De zwakheid van de man. De gang van de vrouw naar de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Kijk, die leer zegt: `Heb God lief boven alles en je naaste als jezelf.' Hebben we dit ooit gedaan? Als ik mijn hart vraag dan antwoordt het mij nu geestelijk oprecht dat de liefde voor God hem volkomen vreemd is gebleven. Maar jij geloofde nooit in een God, dus moet jouw hart nog meer van deze belangrijke liefde verstoken zijn dan het mijne.
Hoofdstuk 37: De zwakheid van de man. De gang van de vrouw naar de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Hij zegt: maar mijn geliefde vrouw, heb je er dan helemaal geen vermoeden van om welke redenen je op deze donkere plaats terecht bent gekomen? Ik denk toch dat jouw te wereldse gezindheid je hier heeft gebracht. Je was wel een heel spaarzame en in onze wereldse verhoudingen zeer eerzame vrouw en je was verder ook buitengewoon verstandig; alleen was de leer van het ware christendom jou vaak een doorn in het oog. Je hebt je er soms niet zo gunstig over uitgelaten en hield je meer aan de wijsheid en de filosofie van de wereld. Ik heb je vaak gezegd, lieve vrouw, als er in het hiernamaals een leven bestaat, dan denk ik dat men daarin aan alle wereldwijsheid niet genoeg heeft; daarom zou het beter zijn zich aan Gods woord te houden, want het tijdelijke duurt maar kort. Als er echter een eeuwigheid bestaat, zullen we niet onze tijdelijke wijsheid zoals gezegd, heel moeilijk onze weg vinden. Kijk lieve vrouw, dat zijn letterlijk de woorden die ik heel vaak in vertrouwen tot je heb gesproken en zoals ik nu tot mijn grootste en betreurenswaardigste verbazing merk, zijn deze jammer genoeg maar al te goed uitgekomen. Daarom, denk ik nu, lieve vrouw, dat het voor ons de allerhoogste tijd is, als men dat hier zo kan zeggen, om ons helemaal vrij te maken van alle wereldse herinneringen en ons voor genade en ontferming tot onze Heer Jezus Christus te wenden. Want als Hij ons niet helpt zijn we voor eeuwig verloren; omdat ik in mezelf heel zeker weet en aanvoel dat er voor ons buiten Christus in de hele oneindigheid geen God en geen helper meer is. Helpt Hij ons dan zijn we geholpen; helpt Hij ons niet dan zijn we voor eeuwig reddeloos verloren! Nu zou ik willen dat ik ons hele vermogen aan de bedelaars had vermaakt en dat onze kinderen daardoor bedelaars zouden zijn geworden. Dat zou ons hier zeker meer zegen gebracht hebben dan al onze wereldwijze zorg voor het materiële welzijn van onze kinderen. Omdat we onze wereldse dwaasheid nu niet meer kunnen veranderen, blijft ons, lieve vrouw, zoals gezegd niets anders meer over dan dat we ons in alle ernst met uitsluiting van alle andere gedachten of wensen, alleen tot Christus wenden opdat Hij voor ons, ondanks onze grote dwaasheid, genadig en barmhartig mag zijn en juist deze dwaasheid door Zijn oneindige genade en erbarmen aan onze kinderen mag goedmaken.
Hoofdstuk 35: Een echtpaar in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[12] Een oud spreekwoord zegt over de bijbel: o bijbel, o bijbel, je bent voor de mens een euvel! En kijk, dat spreekwoord heeft gelijk. Zouden de mensen op aarde de moed hebben om deze oude joodse onzin met wortel en tak uit te roeien en daarvoor in de plaats het zuiver menselijke verstand te stellen, dan zou de wereld wat haar cultuur betreft reeds honderden jaren verder zijn. Nu echter moet deze oude onzin, om welke redenen dan ook, nog steeds behouden blijven waardoor de meest eerzame en rechtschapen mensen de handen voor het fijnere werk vaak gebonden worden. Wat is het gevolg? Denk eens na met je anders toch goede verstand! Waar vindt men de meest liederlijke, slechte en arme mensen? Zeker nergens anders dan juist daar waar overwegend de bijbel en vooral de nieuwe christelijke leer thuis is. Ga naar Rome, ga naar Spanje, ga naar Engeland en je zult mijn woorden bevestigd vinden.
Hoofdstuk 35: Een echtpaar in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[18] De gestalte zegt tegen de man: beste vriend, ik heb u van begin tot eind geduldig aangehoord en kan over uw uitlatingen alleen maar in alle ernst zeggen dat ik deze ten zeerste betreur. Opdat u evenwel weet met wie u te doen hebt (nu neemt de gestalte zijn toevlucht tot een leugen) zeg ik u dat ik de grote leraar Melanchthon ben, over wie u op aarde zeker wel iets hebt gehoord. De man zegt: o ja, maar wat wilt u daarmee zeggen? De gestalte zegt: geachte vriend, niets anders dan dat ik zeker beter weet wat Christus is dan u, want ik heb tot aan het laatste uur van mijn aardse bestaan met uitzonderlijke ijver in de zogenaamde christelijke wijngaard gewerkt en ik zou voorwaar zelfs zonodig voor Christus de dood zijn ingegaan. Ik heb niet alleen de roomse maar ook de meer zuivere leer van Luther van alle overbodige ballast gezuiverd; ik leefde letterlijk volgens de zin van deze leer en wat was het gevolg? Dat hoef ik u, geachte vriend, niet met veel woorden uit te leggen, want één blik van u op mijn hele wezen zal u het resultaat van mijn leven volgens de zogenaamde kwintessens van het christendom laten zien. Meer hoef ik u niet te zeggen. Laat het dus maar op het oude 'experientia docet' ( Al doende leert men.) aankomen, dan ben ik ervan overtuigd dat we elkaar, als alles goed gaat, na verloop van honderd jaar precies zoals we nu tegenover elkaar staan weer zullen ontmoeten. U mijn vriend, bent hier nog een volslagen nieuweling en weet niet hoe men leeft in het rijk van de centrale oerkrachten. Wanneer u echter enkele tientallen jaren door deze eeuwige nacht zult zijn opgejaagd en daardoor danig uitgehongerd zult zijn, zullen zeker ook meer solide en praktische inzichten in uw, van alle wereldse dwaasheden bevrijde hoofd, een ruimere plaats vinden dan nu.
Hoofdstuk 36: Het echtpaar en een leugengeest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  58 - 59 - 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83  ...