Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 691 van 1088

...  679 - 680 - 681 - 682 - 683 - 684 - 685 - 686 - 687 - 688 - 689 - 690 - 691 - 692 - 693 - 694 - 695 - 696 - 697 - 698 - 699 - 700 - 701 - 702 - 703 - 704  ...
[24] Hoe meer de ziel datgene aanneemt wat haar door haar oer­geest wordt aangeboden, des te meer verenigt zij zich met hem en gaat ze zo ongemerkt in haar oergeest op en daarmee in het oerlicht en alle daaruit voortvloeiende waarheid. Dan herkent ze weldra zichzelf weer helemaal en al haar bekenden en ver­wanten, door wie ze dan gewoonlijk naar Mij toe wordt geleid, en tijdens die ontwikkeling wordt haar, al naar de mate van haar voleinding en eenwording met haar geest, steeds meer licht en wijsheid gegeven alsook het vermogen om vol­ledig in de natuurlijke werelden te kunnen zien en daar op vruchtbare wijze actief te kunnen worden. Dat in dit geval een weerzien met velen het volkomen natuurlijke gevolg is van haar geestelijke voleinding, hoeft verder eigenlijk geen betoog.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[14] Reeds in de gerichte materiële wereld komt het voor dat wanneer iemand ergens een sterke activiteit ziet ontstaan ­zoals bijvoorbeeld bij een hevige storm, bij een sterke bran­ding van de zee of een sterke wrijving tussen twee gelijksoor­tige of ongelijksoortige voorwerpen of bij een geweldige druk die twee harde objecten op elkaar uitoefenen en dergelijke dingen meer -hij dan ook, vooral 's nachts, ziet dat er zich vuur en licht of op zijn minst een schijnsel ontwikkelt dat door de natuurgeleerden met de algemene, maar niet altijd passende naam 'elektriciteit' wordt aangeduid. In feite is dit in werkelijkheid echter niets anders dan het activeren van de natuurgeesten die in alle materie meer of minder streng gevan­gen zitten en die des te eerder en gemakkelijker geprikkeld kunnen worden naarmate ze strenger gevangen zijn. Als ze echter minder streng vastgehouden worden -zoals bijvoor­beeld in de lucht, in het water, in leem en allerlei andere soor­ten vloeibare en zachte lichamen -is er naar verhouding ook een krachtiger beweging nodig om de natuurgeesten, die die beweging niet zo snel kunnen ontwijken, te activeren, waar­door ze door hun uiterst snel vibrerende beweging binnen de lichte en doorzichtige omhulsels die hen gevangen houden, als een schijnsel of een gloed zichtbaar worden.
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[6] Maar omdat niet slechts één, maar alle volgens Mijn orde levende mensen naar hetzelfde volmaakte leven overgaan, is het zinloos te vragen of er ooit een weerzien zal zijn. Want als de mensen reeds in dit onvolmaakte marionettenleven het ver­mogen hebben elkaar te herkennen en in natuurlijk opzicht weer te zien -wat zij toch niet kunnen betwisten of betwij­felen -dan zullen ze dit vermogen des te meer hebben in het geheel volmaakte, zuiver geestelijke leven, waarin hun hele wezen de onvergankelijke uitdrukking en het fundamentele beginsel is van al het leven en van alle omstandigheden en gebeurtenissen daarvan! Op deze wereld herkent de ziel door de in haar wonende geest immers via het lichaam de haar bekende en verwante mensen; ze kan bevriend en volkomen verwant raken met anderen, die zij vervolgens als zodanig altijd herkent aan hun gestalte en karakter. Als nu de ziel en de geest dat kunnen door de kerkermuren van het op zichzelf dode lichaam heen, hoeveel te meer zullen zij dat dan kunnen in hun volledig vrije toestand! Dat is immers al heel dikwijls waargenomen bij veel mediamieke personen die met gesloten ogen niet alleen hun omgeving vaak tot in alle bijzonderheden zagen, maar desgevraagd ook mensen die zich ergens in verre landen bevonden en al hun toestanden en omstandigheden snel en precies herkenden! En toch is een ziel van zo'n medi­um, hoe helder ook, nog lang niet in die vrije toestand, waar­in zelfs een minder volmaakte ziel zich na het afvallen van haar lichaam bevindt!
Hoofdstuk 13: Over het weerzien in het grote hiernamaals - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[89] De arme zegt: 'O vriend, waar zou ik de woorden vandaan moeten halen om de pracht en majesteit van deze stad te beschrijven! Ontelbaar is het aantal grote en prachtige palei­zen, en ze schijnen allemaal bewoond te zijn! O God, deze glans, deze pracht en deze oneindige majesteit! De schoonheid ervan is onbeschrijfelijk en voor geen mens te vatten! Maar nu we eenmaal in de stad zijn, vraag ik je: waar is nu Emmaüs, en waar is de Heer Jezus, die zich nog altijd niet aan mijn ogen wil vertonen?'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[90] De boodschapper zegt: 'Kijk naar het grote huis waar we nu voor staan en zie hoe talloze broeders en zusters ons vanuit de stralende vensters en galerijen aan de buitenkant begroeten ­dit is het echte, eeuwige Emmaüs!
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[88] De boodschapper zegt: 'Kijk naar de stad Gods, waar wij nu al heel dichtbij zijn; daar zal je alles duidelijk worden. We lopen nu al in de richting van de buitenste stadsmuren en zul­len weldra in de heilige stad zelf zijn; daarbinnen zullen je ogen pas helemaal open gaan en wel net als bij de twee leer­lingen die naar Emmaüs gingen. Wees dus maar gerust, want dit moet allemaal zo zijn en zo gebeuren, opdat niemands heil, leven en vrijheid enige schade ondervindt. -Hoe bevalt je deze stad, waar we nu binnengaan?'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[74] O God, o God! Het is nauwelijks meer uit te houden! Kijk, ze komen al heel dicht bij ons, en nu, wat is dat nu? Ze vallen voor ons op hun knieën en op hun aangezicht en schijnen erg berouwvol te zijn. Misschien komt de Heer Zelf wel ergens van achter ons naar deze schare toe? O, zeg mij toch wat dat te betekenen heeft!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[73] De arme zegt: ach broeder, wat heerlijk, wat zuiver godde­lijk straalt toch dit prachtige morgenlicht, wat een mooie wol­ken! En die heerlijke bergweiden en boompjes! 0, onbegrij­pelijk mooie hemelse wereld! Wat zijn daarbij vergeleken alle heerlijkheden van de aarde? -Maar ik zie nu ook grote scha­ren, die ons tegemoet komen, en ik hoor ook heerlijke hemel­se liederen! 0, wat een harmonie! Wie kan de ongekende wel­luidendheid ervan omvatten? -Wat stralen zij toch, die ons tegemoet komen! Wat voor indruk zal ik wel niet op hen maken in mijn nog heel aards uitziende kleren?
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[87] De arme man kijkt nu weer ingespannen naar alle kanten waar hij Jezus dan wel zou moeten zien; maar hij ziet niemand die hij voor Jezus zou kunnen houden. Daarom wendt hij zich weer tot de boodschapper en zegt: 'Het is toch vreemd! Jij zei dat ik Hem al zie, maar Hem alleen nog niet herken. Nu heb ik allen die ons volgen toch nauwkeurig bekeken, maar onder hen kan Hij niet zijn, want allen lijken diep geroerd te zijn en volontzag, en allemaal loven en prijzen ze als uit één mond Jezus, de Heer in eeuwigheid. De drie in het wit geklede man­nen doen dat ook, en dus valt het nauwelijks aan te nemen dat de Heer Jezus Jehova zich onder hen bevindt. En toch zei jij, dat ik Hem zie! O, ik smeek je, zeg mij toch hoe en waar ik Hem dan zie?'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[84] Nadat hij dit hemelse gebied, dat met niets op aarde kan worden vergeleken, een poosje stilzwijgend en zielsgelukkig heeft bekeken, vraagt hij weer: '0 beste vriend en broeder! Zeg mij toch waar degenen die ons volgen God zien, want zij zingen alsof Hij in hun midden was? Ik kijk naar links en rechts, naar voren en naar achteren, maar ik kan niets ont­dekken wat mij aan God doet denken. Is mijn blik nog te naïef of nog te onwaardig om het heilige gelaat van God te aanschouwen? Waarschijnlijk zal dat wel het geval zijn. En eerlijk gezegd is mij dat ook liever; want ik voel -en God zal dat ook het beste weten en zien -dat ik Zijn heilig aangezicht niet zou verdragen. O, ik ben al overgelukkig dat ik al dit hemelse nu aan jouw zijde aanschouw, en dat God mij ziet. Weet je, één keer zou ik Hem toch eens willen zien, Hem, die ik zo liefheb, maar eerlijk gezegd in de persoon van de Heer Jezus Christus.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[69] De arme zegt: 'O, verheven boodschapper van God, vergeef mij, daarheen kan ik je niet volgen, want zo'n genade ben ik niet waard! Breng mij naar een rustig plekje waar mensen even gering als ik en zonder enige verdienste kunnen wonen en hopen de Heer Jezus eens vanuit de verte te mogen zien; dan zal ik daar even zalig zijn als de meest volmaakte engel! Ik zou het immers niet kunnen verdragen dat de Heer Jezus te dicht bij mij zou komen; want mijn te grote en machtige liefde voor Hem zou mij helemaal verteren! Doe dus voor mij, wat ik je in alle ootmoed heb gevraagd'.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[68] De boodschapper zegt: 'Beste broeder, hoe kun je daarnaar vragen? Jouw hart is volliefde voor de Heer -"'dan is de Heer Jezus, die God is van eeuwigheid, toch al in je! Wie Jezus in zijn hart heeft, moet die nog vragen ofhij genade en erbarmen van Hem mag verwachten? Ik zeg je: je bent nu al zalig en zult nooit iets merken van een gericht! Kom nu met mij mee naar jouw God, jouw liefdevolle heilige Vader, en ontvang daar wat in overvloed bereid is voor al degenen die Hem zoals jij in alle waarheid boven alles liefhebben!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[67] De arme staat nu onmiddellijk op en voelt zich helemaal vrij en sterk en vol kracht. Hij zegt tegen de boodschapper, die er heel eenvoudig en sober uitziet: 'Verheven afgezant van de almachtige God, een onbegrijpelijk gevoel van geluk trok door mijn hele wezen toen je mij de hand gaf. En dat is het zekers te bewijs voor mij dat je werkelijk als boodschapper van de Allerhoogste naar mij arme zondaar bent gezonden. Niet alleen omdat deze drie broeders dat hebben gezegd, die mij grote angst en vrees voor jou wilden aanjagen, maar omdat mijn eigen onbedrieglijke gevoel mij zegt dat het zo is. 0, wees dan zo goed en zeg mij wat ik van de uiterst rechtvaardi­ge rechterstoel van God te verwachten heb? Verdiensten heb ik niet en zal ik ook nooit hebben, maar zeg mij of ik op gena­de en erbarmen mag hopen, want ik voel dat ik in Gods ogen een grove en grote zondaar ben; zeg mij of ik op genade en erbarmen mag hopen?'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[62] Maar als ik dan weer zelf in een of ander kwaad verviel, dacht ik met wroeging in het hart, wanneer ik een andere zon­daar tegenkwam: kijk, deze man, die jij als een slechte kerel beschouwt, is in Gods ogen misschien wel veel beter dan jij. Wees, o God, mij arme zondaar genadig en barmhartig, want ik voel mij nu niet eens waardig om mijn ogen naar Uw heme­len op te slaan! -En dat, vrienden, was beslist beter gedacht en meer passend dan te denken en bij zichzelf te zeggen: Heer, ik ben een zuiver mens en heb sinds mijn kinderjaren alle wet­ten in acht genomen, en daarom verwacht ik nu ook met het volste recht de beloning die U in het vooruitzicht hebt gesteld!
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[59] De arme zegt: '0 nee, als ik de Heer Zelf boven alles lief­heb, hoe zou ik dan degene vrezen die Hij naar mij toestuurt?'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
...  679 - 680 - 681 - 682 - 683 - 684 - 685 - 686 - 687 - 688 - 689 - 690 - 691 - 692 - 693 - 694 - 695 - 696 - 697 - 698 - 699 - 700 - 701 - 702 - 703 - 704  ...