Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 692 van 1088

...  680 - 681 - 682 - 683 - 684 - 685 - 686 - 687 - 688 - 689 - 690 - 691 - 692 - 693 - 694 - 695 - 696 - 697 - 698 - 699 - 700 - 701 - 702 - 703 - 704 - 705  ...
[57] O, eigenlijk heb ik Christus nooit gevreesd, want ik heb Hem te zeer liefgehad om Hem te kunnen vrezen. Maar zeg mij, of ik hier nog lang zal blijven of niet. Ik zou wel graag duidelijk willen weten waar ik naar toe moet gaan!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[41] De in het wit geklede zegt: 'Dat heb je volkomen juist en waar gezegd. Maar bedenk dat je zonder biecht en communie bent gestorven. Als je nu voor de rechterstoel van Christus nu komen te staan, zou er dan niet gemakkelijk een doodzonde bij jou gevonden kunnen worden volgens de leer van jouw kerk, en zou je dan niet voor eeuwig in een staat van ongena­de naar de hel moeten? Hoe zou je de Heer dan loven en prij­zen?'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[37] Een van de drie in het wit geklede mannen zegt: "Beste vriend, maar wat zou je doen als de Heer jou vanwege Zijn grote heiligheid en jouw vergeeflijke zonden -en wel volgens jouw eigen geloofsbelijdenis -wellicht voor onbepaalde tijd naar het vagevuur zou sturen, waar je hevige pijnen zou moe­ten lijden? Zou je dan ook onder de hevigste pijnen van het vuur de Heer nog kunnen loven en prijzen? En zou je Hem nog kunnen liefhebben?'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[29] Geloof mij, die nu reeds van gene zijde met jullie spreekt: hoe groter iemands kruis is en hoe zwaarder het is te dragen, des te gemakkelijker en minder voelbaar zal zijn overgang van­uit deze wereld van de materie naar die van de geest zijn. Want iedereen die Christus volgt, moet de weg van het vlees gaan. Iedereen moet in Christus gekruisigd worden en in Hem ster­ven, anders kan men nooit in Hem en door Hem tot de opwekking en opstanding komen!
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[26] Kijk, wat zou het mij gebaat hebben, als ik een van de rijk­ste burgers op aarde was? Nu, aan het einde van mijn aardse leven, zou ik niets anders dan de zekere, eeuwige dood voor mij hebben! Maar hoe geheel anders staat het er nu met mij voor! De dood heeft zijn verschrikking volkomen verloren; voor mij bestaat er geen dood meer! Ik ben al verlost van mijn aardse lijden, en vóór mij staat de heerlijke poort naar het rijk Gods al wijd open!
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[53] Wel weet ik dat ik tegenover God een zondaar ben, en niet waardig om mijn ogen op te slaan naar de plaats waar Hij, de Allerheiligste, woont! Maar zeg mij, waar in Gods uitgestrek­te oneindigheid is er een engel of een mens, die evenals de Heer zou kunnen zeggen: 'Wie van jullie kan Mij van een zonde betichten?' Werkelijk, het is voor mij zaliger om te zeg­gen: 'Heer, ik ben de alleronwaardigste!' dan: 'Ik ben degene die Uw genade het meest waardig is!'. En ook al zouden we alles gedaan hebben wat Hij ons geboden heeft te doen, dan zou ik, en zeker jullie ook, alleen maar kunnen zeggen: 'Heer, wij zijn allemaal Uw onnutte dienstknechten geweest en heb­ben ons door niets Uw genade waardig gemaakt. O Heer, o Vader! Wees ons ter wille van Uw eindeloze verdienste voor ons, onwaardigen, genadig en barmhartig!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[18] Als ze daarmee thuis komt, ziet ze tot haar ontzetting twee politiemannen voor de deur, die haastig zijn teruggekomen om de weldoener hier nog aan te treffen of, in het andere geval, zo mogelijk bij de arme vrouw te informeren naar deze man en naar zijn woonplaats.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[17] Daarmee thuis gekomen, treffen ze de arme man huilend van pijn en honger aan. De moeder geeft hem onmiddellijk wat brood en wijn, en de oudste dochter rent naar de dichtst­bijzijnde handelaar om voor een paar groschen hout, aan­maakmateriaal en ook een half pond kaarsen te kopen.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[20] Met dit 'loffelijke' voornemen, in opdracht van het politie­bureau, gaan ze samen met het arme meisje de donkere kamer binnen. Zij eisen dat er onmiddellijk licht wordt gemaakt en sommeren de vrouw om alle inlichtingen over de bewuste man te geven, anders zal zij met hen mee moeten naar het politiebureau. Als de arme vrouw dat hoort, zakt ze van angst in elkaar. De oudste dochter, die ook trilt van angst, maakt het gevraagde licht en de twee gerechtsdienaren zten nu de half­naakte zieke man op de grond liggen, slechts bedekt met wat armzalige lompen. Zij schrikken aanvankelijk wel enigszins terug, maar vermannen zich al gauw en vragen de geschokte vrouw wie die bewuste man was en waar hij woont.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[16] Als de politieman uit het gezicht verdwenen is, gaat ook deze man heel stil en bedaard zijns weegs. De moeder en de drie kinderen kijken hem nog lang dankbaar na. Dan haast zij zich, ondersteund door haar drie dochters, die hun pijn door deze weldoener snel vergeten zijn, onmiddellijk naar de dichtstbijzijnde herberg om brood, wat wijn en vlees te kopen. De bediende trekt wel een wat bedenkelijk gezicht als hij van dit arme volkje een bankbiljet van 10 gulden te wisselen krijgt. Maar hij denkt bij zichzelf: geld is geld, of het nu gestolen of op een eerlijke manier verkregen is, en hij wisselt het bankbiljet van de armen en geeft hun wat ze verlangen.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[10] Helemaal behuild en buiten adem zeggen de kinderen: 'O moeder, moeder! Deze woeste man heeft ons opgepakt toen wij iemand om een aalmoes voor onze zieke vader vroegen; hij heeft ons opgesloten in een donkere kamer, en omdat hij ons al vaker had zien bedelen, kwam hij met een nog afschuwelij­ker man, die er als een heer uitzag. Die liet ons toen, hoewel wij hem op onze knieën smeekten, zo hard met de tuchtroede slaan, dat we helemaal vol bloed zitten! Daarrla vroeg hij ons heel bars waar wij woonden, en toen wij hem dat van de pijn nauwelijks konden zeggen, beval hij deze man die ons zo geslagen heeft ons naar huis te brengen. -0 moeder, moeder, het doet verschrikkelijk pijn!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[6] Vermagerd als een Egyptische mummie uit de tijd van de farao's, vol pijn in zijn hele lijf, waarvan de heupen, zijn stuit en zijn naar buiten stekende ruggengraat helemaal stukgele­gen zijn door het harde bed, bovendien nog met een volko­men lege maag, brandend van de honger, zegt hij met gebro­ken stem tegen zijn vrouw: 'Moedertje, heb je helemaal niets meer? Geen stukje brood? Geen warme soep of wat gekookte aardappelen? -O God, o God! Wat heb ik toch een verschrik­kelijke honger! Van de pijn kan ik mij niet meer bewegen, en bovendien nog zo'n honger! 0 mijn God, mijn God! Verlos mij toch eindelijk eens van deze kwelling!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[2] Hier volgt nu een beschrijving van het sterven of beter gezegd van het uittreden uit het aardse proefleven naar het ware, eeu­wige geestelijke leven van een arme dagloner. Deze mensen worden meestal door de groten van deze wereld vol verachting aangezien en 'gepeupel' of 'schorem' genoemd.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[38] Zie, dat is een verwerpelijke bewering van jou! Jij bent iemand die al heel lang de hel niet wil loslaten; maar wanneer heb je van de kant van de Heer zo’n oordeel over jou verno­men? Overdenk deze woorden van Mij goed en handel er naar, dan zal Ik dit scheepje zo sturen dat het jou vanuit je hel naar het rijk des levens zal voeren. Zo zij het!'
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[37] Zie alles wat je tot nu toe gedacht hebt, was min of meer hel in de eigenlijke zin. Want waar nog een vonkje zelfzucht en eigendunk aanwezig is en beschuldiging van anderen, daar is hel. Aan jou kleeft dit alles nog, en zodoende ben je nog sterk in de hel. Waar de vleselijke lust nog niet vrijwillig ver­bannen werd, daar is nog steeds hel! Zie je hoe ijdel daarom jouw angst is! Maar de Heer die zich over alle wezens ont­fermt, wil je daaruit redden en je er niet volgens je roomse maxime* (* hoofdleerstelling) nog dieper in verdoemen. Beweer dan voortaan ook niet meer van de Heer dat Hij tot degene die met alle geweld naar de hel wil zegt: 'Als je dat zo graag wilt, ga dan!'
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
...  680 - 681 - 682 - 683 - 684 - 685 - 686 - 687 - 688 - 689 - 690 - 691 - 692 - 693 - 694 - 695 - 696 - 697 - 698 - 699 - 700 - 701 - 702 - 703 - 704 - 705  ...