10915 resultaten - Pagina 694 van 728
... 682 - 683 - 684 - 685 - 686 - 687 - 688 - 689 - 690 - 691 - 692 - 693 - 694 - 695 - 696 - 697 - 698 - 699 - 700 - 701 - 702 - 703 - 704 - 705 - 706 - 707 ...
[2] Onder alle dieren is maar één tamme soort dat in aardse taal , maanschaap' heet; alle andere soorten zijn niet tam, dat wil zeggen dat ze niet dienstbaar zijn in de menselijke samenleving. Dit maanschaap is voor de maanbewoners dat, wat het rendier is voor de noordelijke volken. Het ziet er als volgt uit: het lichaam is helemaal rond, als een volle zak meel. Dit lichaam wordt op vier poten gedragen die niet langer zijn dan een handbreedte, en voorzien zijn van vier hoeven. Zijn kop is volkomen gelijk aan die van een aards schaap en zit op een hals van een el lengte en een vierde el dikte. Het heeft twee lange oren, die lijken op die van een ezel. Op zijn kop heeft het maar één hoorn, die voorzien is van naar alle kanten gerichte vingerlange, zeer scherpe uitsteeksels. Verder heeft het nog een staart, die op de staart van een leeuw lijkt, met aan het eind een flinke bos haar. Zijn kleur is wit en zijn hele lichaam is, zoals bij aardse schapen, met wol bedekt.Hoofdstuk 76: De dieren op de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[12] Men moet echter niet denken dat de reis door deze reservoirs zo gemakkelijk en vlug gaat als men dat misschien van geesten verwacht. Het gaat heel moeizaam; want zo dikwijls als een geest hogerop komt, moet hij in het vorige bekken net zo sterven als iedereen op aarde sterven moet. Dit sterven is ook altijd min of meer pijnlijk en wordt steeds begeleid door het gevoel van een mogelijke eeuwige vernietiging. Denk je in, dat zo'n geest vaak meerdere duizenden van zulke bekkens moet passeren en dat hij in zo'n bekken vaak een maand, soms ook een half jaar, ja vaak een heel jaar of langer moet blijven, dan kun je je ook van de tijdsduur van zo'n groeiproces een begrip vormen.
Hoofdstuk 77: De oppervlakte en de geesten van de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[16] Ten slotte zeg Ik jullie, dat Ik het ben die jullie dit alles verkondig. Ook aan jullie geef Ik Mij prijs, zoals Ik Mij eens in het hof van Gethsemané aan de Joden, hogepriesters, Farizeeën en schriftgeleerden heb prijsgegeven. Voor jullie echter is dit prijsgeven van Mijzelf ten Leven, zoals het toen was ten dode; want zoals toen de eeuwige Liefde zich prijsgaf ten gerichte en ten val, evenzo geeft zich nu diezelfde eeuwige Liefde aan jullie prijs ten leven en ter eeuwige opstanding! Dit is echter de grond en de verborgen, ondoorgrondelijke wijsheid van de eeuwige liefde, dat de val en de dood door het grote Ik voor jullie werd tot leven en opstanding. Amen. Dat zegt de Ik van de dood tot het leven. Amen.
Hoofdstuk 77: De oppervlakte en de geesten van de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Jullie kunnen al deze vragen op aarde zelf precies beantwoord zien en wel om die reden, dat tussen de mensen van de aarde en die op de maan in geestelijk opzicht geen wezenlijk verschil bestaat; want, zoals jullie toch al bekend is, zijn de maan bewoners niets anders dan mensen van deze aarde, die zich moeten beteren en ze brengen, zoals elke andere geest, hun werken met zich mee. Dat echter de werken van degenen die naar de maan zijn verhuisd nu juist niet van de beste soort zijn, is al wel duidelijk door het feit dat ze daarheen werden gebracht.
Hoofdstuk 78: Vier vragen met betrekking tot de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[6] Denk je de periode in, toen er in de oneindige ruimte buiten Mij geen ander levend wezen bestond dat zich aan een ander kon vertonen, noch geestelijk en nog veel minder materieel.
Hoofdstuk 79: Het magnetische fluïdum - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[8] Als de sneeuw echter begint te smelten en het water vaak meerdere voeten hoog de mijlenverre vlakten overdekt, die ook op het bewoonbare gedeelte van de maan door hoge gebergten worden omringd, dan moet dit dier als hij niet wil verdrinken, dank zij deze achterpoot weer boven de watervlakte uitkomen. Tijdens de hitte van de dag gaat hij de rivier in en staat daar vaak dagenlang zo in het water, dat zijn kop en twee poten boven de oppervlakte van het water uitsteken. Stijgt het water, dan verlengt hij zijn voet en zakt het, dan maakt hij zijn voet evenredig korter. Valt zo'n rivier dikwijls helemaal droog, dan beweegt hij zich zo voort, dat hij vooruitschuift door zijn achterpoot zover mogelijk te verlengen. Met zijn voorpoten houdt hij zich dan aan iets vast, totdat hij de slurfvoet helemaal heeft ingetrokken, waarop hij weer de vier lange tenen aan het eind van zijn achterpoot in de aarde steekt en zijn hele lichaam weer tamelijk behendig vooruitschuift. Deze gang houdt hij zolang vol, tot hij weer water heeft bereikt waar hij zich dan weer vlug in begeeft evenals tevoren, op zijn achtervoet. Overdag bestaat zijn voedsel uit een soort vliegende kreeften, die wel wat lijken op het vliegende hert van de aarde.
Hoofdstuk 76: De dieren op de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[5] Kijk, des te meer is dat het geval met de halve oppervlakte van een hemellichaam; daarom kan Ik jullie daarover alleen maar iets zeggen in het algemeen. Al deze ringwallen op de maanoppervlakte zijn ten eerste voor het opnemen van het aard magnetisme zo geplaatst, dat de randen van de wallen als het ware zuigers voor dit niet te wegen fluïdum zijn; ten tweede echter zijn dan de verschillende verdiepingen vaten voor het opnemen van dit fluïdum. De reden waarom ze niet allemaal even groot en diep zijn is, dat deze kracht verschillend moet worden verdeeld, zodat dan uit het gemiddelde van zo' n precieze verdeling een wel afgewogen proportie tot stand wordt gebracht, zodat daardoor de ordelijke instandhouding en beweging van de twee tegenover elkaar liggende hemellichamen onveranderlijk bepaald is. - Kijk, dat is in het algemeen de bestemming van de iets wonderlijk voorkomende vorm van de maanoppervlakte!
Hoofdstuk 77: De oppervlakte en de geesten van de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[17] Als hun zenuwen dan daarmee zijn opgevuld en een hinderlijke druk op de ziel beginnen uit te oefenen, dan ontwaakt deze of liever gezegd: ze maakt zich los van haar lichamelijke banden en wil de druk van het lichaam ontvluchten. Het lichaam heeft nog een geheel eigen zenuwgeest, die ten eerste sterk verwant is met het magnetisch fluïdum, ten tweede echter net zo innig met de ziel, die weer door deze zenuwgeest verbinding heeft met het lichaam en er mee correspondeert. Als de ziel er tussenuit zou willen gaan, wekt ze ook de innig met haar verbonden zenuwgeest en deze dan natuurlijk weer het lichaam en zo werkt dan de zogenaamde slaaptrein, alsof er drie mensen achter elkaar liepen die aan elkaar zijn gebonden; maar de geest blijft in de ziel, waardoor zij ook leeft. Als dan zo'n slaapwandelaar zijn gezicht naar de maan toekeert en vaak op daken en kerktorens klimt, gebeurt dat omdat hij zich uit de magnetische overvolle diepte van de aarde wil verheffen en daardoor zijn drukkende overvloed van dit fluïdum wil verminderen, zodat het lichaam weer geschikt is zijn ziel met de geest door de zenuwgeest opnieuw op te nemen en te herbergen. Als het lichaam vrij is geworden, brengt de ziel het door middel van de zenuwgeest op zijn vorige plaats terug en verenigt zich dan pas weer helemaal met het lichaam. Natuurlijk weet de ziel niets van die toestand, omdat ze geen geheugen heeft. Dit wordt ten onrechte door de filosofen voor een zielsvermogen aangezien, terwijl het zo is, dat de ziel alleen datgene weet wat ze juist ziet, de herinnering van de ziel in het lichaam is niets dan een herhaald terugzien van de overeenkomstige vormen die de geest in zich draagt.
Hoofdstuk 78: Vier vragen met betrekking tot de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[4] Dat doet echter niets ter zake, ook niet dat zij zo'n veelsoortige dienst zo bijzonder goed verrichtte; maar dat al deze onderling zeer verschillende verrichtingen slechts door één en hetzelfde aandrijfgewicht in de juiste beweging werden gezet, dat was nu juist wat zo wonderbaarlijk was aan deze klok.
Hoofdstuk 80: De torenklok. - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[9] En zo kwamen er nog veel meer, die vroegen zoals de eersten. Wanneer men hen echter in de geheimen van dit kunstwerk wilde inwijden, werden zij allen geërgerd en zeiden: 'Wij kunnen dat niet geloven, voordat wij het met eigen ogen hebben gezien!'
Hoofdstuk 80: De torenklok. - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[2] Deze brief van Paulus aan de Laodicenen zoeken we echter tevergeefs in het Nieuwe Testament. Ondanks ijverige naspeuringen moest hij tot nu toe als verloren worden beschouwd. Men heeft getracht de brief aan Efeze voor het verdwenen geschrift aan te zien, maar deze hypothese is niet houdbaar gebleken.
Hoofdstuk 0: Voorwoord - Jakob Lorber - Brief van Paulus aan de gemeente in Laodicea
[10] Ik vermaan u echter daarom, dat niemand u zal verleiden door verstandelijke en mooie redevoeringen en heidense filosofie.
Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 1 - Jakob Lorber - Brief van Paulus aan de gemeente in Laodicea
[12] U echter bent door de dood van de Ene gekocht tot het eeuwige leven in God, de Vader; hoe zou u dan uw hart, dat een woonplaats van de Heilige Geest is geworden, weer aan de geest van de doden wijden?!
Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 1 - Jakob Lorber - Brief van Paulus aan de gemeente in Laodicea
[33] Als de Heer mij echter zonder ceremonie, dus in mijn blindheid geroepen heeft, hoe zou ik dan van het Avondmaal ooit een ceremonie hebben kunnen maken?!
Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 1 - Jakob Lorber - Brief van Paulus aan de gemeente in Laodicea
[40] Zie Babel, de grote hoer van de wereld, werd door de Heer vernietigd; want zij bracht vele volkeren de dood! Wat zult u echter winnen, indien u van Laodicea een nieuw Babel wilt maken? Daarom laat datgene los wat opnieuw de gruwel der verwoesting zou kunnen veroorzaken, - waarvan Daniël geprofeteerd heeft, toen hij op de heilige plaats stond!
Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 1 - Jakob Lorber - Brief van Paulus aan de gemeente in Laodicea