Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 701 van 1166

...  689 - 690 - 691 - 692 - 693 - 694 - 695 - 696 - 697 - 698 - 699 - 700 - 701 - 702 - 703 - 704 - 705 - 706 - 707 - 708 - 709 - 710 - 711 - 712 - 713 - 714  ...
[649] Het spreekt natuurlijk ook voor zich dat iemand die in zichzelf krachtens zijn vrije wil reeds totaal tot hel is ge­worden, zich daar ook niet zo gauw en gemakkelijk weer uit kan losmaken; want het is u immers ook maar al te goed bekend hoe moeilijk en zwaar het is voor een hoogmoedig iemand, die in volslagen egoïsme en heerszuchtige hoog­moed gevangen is, over te gaan in het zachtmoedige en nederige van de hemel. Zoiets is weliswaar geen onmoge­lijkheid, maar het is toch een grote opgave! De trotste keert altijd weer tot de trots terug, de onkuise tot de onkuisheid, de trage tot traagheid, de afgunstige tot afgunst, de gierig­aard tot gierigheid, de leugenaar tot leugen, de brassers en zwelgers tot zwelgen, de moordenaars tot moord, de onbe­schaafde tot onbeschaafdheid, de wellusteling tot wellust, enz. Ook al laakt men hun eigenschappen, die tegen de orde indruisen, ook duizend keer, toch vervallen zij weer in dezelfde zondige hartstocht, zodra hun de voor het eeuwige leven noodzakelijke vrijheid wordt gegeven, die nodig is, opdat zij hun eigen ontwikkelingsweg kunnen be­palen. En hoe vaker ze in hun oude fouten vervallen, des te zwakker worden ze en des te moeilijker wordt het voor hen om zich van hun hartstochten vrij te maken en als ge­reinigde geesten in Mijn waarachtige, eeuwige, goddelijke vrijheid over te gaan.
Hoofdstuk 5: Graflegging: De Heer in het graf van Jozef van Arimathea; Nedergedaald ter helle; De 'niet te overbruggen kloof; De verheerlijking van het lichaam - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[654] Al veel eerder was de ziel van de Mensenzoon steeds meer doordrongen van de goddelijke Vadergeest, en bij het sterven, toen Jezus uitriep: "Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn Geest!", had de ziel zich helemaal en voor altijd verenigd met de oer-geest, waaruit ze eens als 'Zoon' was voortgekomen. Nu moest ook nog het stoffelijk lichaam vergeestelijkt worden. En dit werk van verlossing en van het terugvoeren van grofstoffelijke elementen van de Men­senzoon gebeurde juist in die tijd dat het in het graf ver­toefde.
Hoofdstuk 5: Graflegging: De Heer in het graf van Jozef van Arimathea; Nedergedaald ter helle; De 'niet te overbruggen kloof; De verheerlijking van het lichaam - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[661] Hierop antwoordt de ziel: "Ja, Vader, ik begrijp dit zeker; want ik ben zelf als die was of dat erts en ik heb zelf veel te weinig warmte in mij om de was ook maar enigszins week te maken, laat staan om het harde erts van mijn stof­felijkheid te laten smelten. En evenzo zullen er ook wel heel wat broeders op aarde leven, die in hun hoedanigheid niet alleen aan het erts, maar zelfs aan diamant doen den­ken! - Zoals gij zegt, zullen wij allen daarom wel moeilijk kunnen worden veranderd!?"
Hoofdstuk 5: Graflegging: De Heer in het graf van Jozef van Arimathea; Nedergedaald ter helle; De 'niet te overbruggen kloof; De verheerlijking van het lichaam - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[681] vindt mijn ziel nu zaligheid.
Hoofdstuk 5: Graflegging: De Heer in het graf van Jozef van Arimathea; Nedergedaald ter helle; De 'niet te overbruggen kloof; De verheerlijking van het lichaam - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[687] Liefde, die mijn hoofd wil sieren
Hoofdstuk 5: Graflegging: De Heer in het graf van Jozef van Arimathea; Nedergedaald ter helle; De 'niet te overbruggen kloof; De verheerlijking van het lichaam - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[657] En ofschoon ook in dit geval bij God niets onmogelijk zou zijn, blijft het de vraag tot welk nut dit voor een ziel zou kunnen dienen? De ziel, die zich eens van het zware lichaam heeft verlost, zou zich waarlijk toch zeer ongeluk­kig voelen als ze weer gedoemd was deel te zijn van het­zelfde zware lichaam - en wel voor eeuwig! Daarbij zou dit ook een verschijnsel zijn dat zich nooit zou kunnen ver­dragen met de eeuwige orde van God - in zoverre God Zelf de meest reine Geest is en uiteindelijk de mensen alleen maar de bestemming hebben tot aan God gelijke, zuivere geesten te worden voor alle eeuwigheid. Waartoe dienen dan hun oude, stoffelijke lichamen nog?! - Immers, de mens zal ook aan gene zijde met een lichaam zijn aange­daan, maar niet met een aards, grof -stoffelijk lichaam, maar hij zal een geheel nieuw, geestelijk lichaam hebben, dat ontstaat uit zijn goede werken hier op aarde, overeen­komstig de goddelijke leer."
Hoofdstuk 5: Graflegging: De Heer in het graf van Jozef van Arimathea; Nedergedaald ter helle; De 'niet te overbruggen kloof; De verheerlijking van het lichaam - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[695] Mijn lichaam is plaatsvervangend voor jullie zielen;
Hoofdstuk 5: Graflegging: De Heer in het graf van Jozef van Arimathea; Nedergedaald ter helle; De 'niet te overbruggen kloof; De verheerlijking van het lichaam - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[699] derde dag zal echter Mijn lichaam ook weer geheel
Hoofdstuk 5: Graflegging: De Heer in het graf van Jozef van Arimathea; Nedergedaald ter helle; De 'niet te overbruggen kloof; De verheerlijking van het lichaam - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[700] veranderd tot leven komen, en de volheid van Mijn eeuwige Geest
Hoofdstuk 5: Graflegging: De Heer in het graf van Jozef van Arimathea; Nedergedaald ter helle; De 'niet te overbruggen kloof; De verheerlijking van het lichaam - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[710] Want wie in Mij gelooft, Mijn geboden onderhoudt en
Hoofdstuk 5: Graflegging: De Heer in het graf van Jozef van Arimathea; Nedergedaald ter helle; De 'niet te overbruggen kloof; De verheerlijking van het lichaam - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[718] Maria echter, stond buiten dicht bij het graf en weende. Terwijl zij weende, boog zij zich voorover en keek in het graf. Daar zag zij twee engelen zitten, in witte klederen, één aan het hoofdeinde en de ander aan het voeteneinde van de plek waar het lichaam van Jezus gelegen had. Een van de engelen zei tot haar: "Vrouw, waarom weent gij?" - Ze antwoordde: "Omdat ze mijn Heer weggenomen hebben en ik niet weet waarheen ze Hem hebben ge­bracht." Nadat ze deze woorden had gesproken, keerde ze zich om en zag Jezus staan, maar zij wist niet dat het Jezus was. - Jezus zei tot haar: "Vrouw, waarom weent gij? Wie zoekt gij?" - Maria meende echter dat het de hovenier was en zei Hem: "Heer, als gij Hem weggedragen hebt, zeg mij dan waar gij Hem hebt neergelegd; ik zal Hem dan weer halen." - Toen sprak Jezus tot haar en zei: "Maria!" - Zij keerde zich om en in het Hebreeuws riep ze uit: "Rabboeni!", dat wil zeggen 'Meester!' - Jezus echter zei tot haar: "Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opge­varen naar de Vader, naar Mijn God en uw God." - Maria van Magdala ging heen en boodschapte aan de discipelen, dat zij de Heer had gezien en dat Hij haar dit gezegd had.
Hoofdstuk 6: Opstanding: Tegenspraak in wat de evangeliën verkondigen; Maria Magdalena - de eerste bij het graf; De haast van de discipelen; 'Raak mij niet aan!'; Het omklemmen van de voeten; 'Vrede zij met u!'; Thomas; Mijn Heer en mijn God! - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[720] Thomas echter, een van de twaalven, met de bijnaam 'Tweeling', was niet bij hen, toen Jezus gekomen was. De andere discipelen dan zeiden tot hem: "Wij hebben de Heer gezien." Maar hij antwoordde hen: "Indien ik in Zijn han­den niet het teken zie van de nagels en mijn vinger niet leg in het teken van de nagels en mijn hand niet leg in Zijn zijde, zal ik nimmer geloven." - Acht dagen later waren de discipelen weer in het huis en dit keer was Thomas bij hen.
Hoofdstuk 6: Opstanding: Tegenspraak in wat de evangeliën verkondigen; Maria Magdalena - de eerste bij het graf; De haast van de discipelen; 'Raak mij niet aan!'; Het omklemmen van de voeten; 'Vrede zij met u!'; Thomas; Mijn Heer en mijn God! - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[721] Jezus kwam, terwijl de deuren gesloten waren, stond in hun midden en zei: "Vrede zij met u!" Daarna zei Hij tot Tho­mas: "Kom hier met uw vinger en zie Mijn handen! Kom hier met uw hand en leg die in Mijn zijde, en wees niet on­gelovig maar gelovig!" Daarop antwoordde Thomas Hem: "Mijn Heer en mijn God!" - Jezus antwoordde hem: "Om­dat je Mij gezien hebt, ben je gaan geloven. Zalig zijn zij, die niet gezien hebben en toch geloven!"
Hoofdstuk 6: Opstanding: Tegenspraak in wat de evangeliën verkondigen; Maria Magdalena - de eerste bij het graf; De haast van de discipelen; 'Raak mij niet aan!'; Het omklemmen van de voeten; 'Vrede zij met u!'; Thomas; Mijn Heer en mijn God! - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[749] "Vrouw!", zeggen ze tot haar, "waarom weent gij?" - Ze antwoordt hen: "Omdat ze mijn Heer hebben weggenomen en ik niet weet waar ze Hem hebben neergelegd."
Hoofdstuk 6: Opstanding: Tegenspraak in wat de evangeliën verkondigen; Maria Magdalena - de eerste bij het graf; De haast van de discipelen; 'Raak mij niet aan!'; Het omklemmen van de voeten; 'Vrede zij met u!'; Thomas; Mijn Heer en mijn God! - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[756] Toen ze Mij, haar verloren gewaande Geliefde, opeens voor zich zag staan, voelde ze zich van alle ketenen bevrijd. Ze schreeuwde luid en wilde zich in de opwelling van haar hartstochtelijke liefde direct op Mij werpen. Bedenk even­wel wie en wat Ik was en ben, dan wordt jullie ook dit duidelijk: "Noli me tangere!" Stel je echter ook de bijzonder sterke liefde van Magdalena voor, en het wordt ook begrij­pelijk waarom ze Mijn voeten omklemde.
Hoofdstuk 6: Opstanding: Tegenspraak in wat de evangeliën verkondigen; Maria Magdalena - de eerste bij het graf; De haast van de discipelen; 'Raak mij niet aan!'; Het omklemmen van de voeten; 'Vrede zij met u!'; Thomas; Mijn Heer en mijn God! - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
...  689 - 690 - 691 - 692 - 693 - 694 - 695 - 696 - 697 - 698 - 699 - 700 - 701 - 702 - 703 - 704 - 705 - 706 - 707 - 708 - 709 - 710 - 711 - 712 - 713 - 714  ...