Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 707 van 1490

...  695 - 696 - 697 - 698 - 699 - 700 - 701 - 702 - 703 - 704 - 705 - 706 - 707 - 708 - 709 - 710 - 711 - 712 - 713 - 714 - 715 - 716 - 717 - 718 - 719 - 720  ...
[19] Toen Adam hen in het oog kreeg, sprak hij met ontroerde stem: "Luister, zonen van de kinderen van mijn kinderen, ik ken mijn gehele nakomelingschap die onder mijn zegen leeft na de zegen van eeuwige liefde van Abel; maar deze twee vrouwen ken ik niet! Waar komen zij vandaan?" En beiden antwoordden: "Zij zijn Lamechs verstoten vrouwen, die door zijn onmenselijkheid verdreven werden."
Hoofdstuk 38: De familie van Lamech - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] "Wees niet boos, vader Adam! Ook uit de schoot van Kaïn is in de vervloekte diepte een Lamech ontstaan; deze heeft twee broers vermoord. In de vervloeking waren deze vrouwen godsvruchtig; daarom heeft de Heer ons gewekt om het verlorene te redden. Wees niet boos, Vader, omdat wij volgens de wil van boven handelden, maar zegen wat de Heer gered heeft!"
Hoofdstuk 38: De familie van Lamech - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] En zie, daarop verlieten zij de stamvader en gingen heen en deze schatten kregen bijna te veel plaats in hun harten, zo erg zelfs, dat er voor Mij maar zeer weinig ruimte overbleef, hetgeen natUurlijk volstrekt niet meer volgens Mijn ordening was. En zo werd het van lieverlede steeds donkerder in hun hart en zij werden steeds zinnelijker en zinnelijker. En dat werden hun kinderen ook en spoedig was er weinig onderscheid meer tussen hen en de Hanochieten.
Hoofdstuk 39: Begin en oorzaak van het verval van de kinderen van de hoogte - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] Daar het de kinderen van Adam opgevallen was, dat deze vrouwen buitengewoon mooi waren, vroegen zij aan de twee, waar deze vrouwen vandaan kwamen.
Hoofdstuk 39: Begin en oorzaak van het verval van de kinderen van de hoogte - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Deze antwoordden: "Uit Hanochs diepte; er zijn daar nog vele duizenden die uit het bloed van Kaïn ontsprongen zijn! Ga erheen, verkondig daar de naam van de Heer en eenzelfde loon zal jullie deel zijn. Hored ging erheen en werd beloond; wij gingen ernaartoe en het loon is ons op het hart gebonden!" - Zij vroegen naar Hored en de beiden antwoordden: "Broeders, onze liefde heeft ons door haar gezegende zoetheid blind gemaakt; daarom weten wij niet welke kant hij opgegaan is. Maar wij denken dat hij de weg van Ahujel en Aza genomen heeft en jullie weten, dat je daar niet eerder bent dan nadat de zon tachtig maal op - en ondergegaan is; maar je hebt er weinig aan om hem zijn geluk te benijden, maar er is alles aan gelegen dat jullie de wil van Jehova uitvoeren en heengaan en in Hanoch Zijn heilige naam met kracht laten weerklinken, en je loon zal je niet onthouden worden."
Hoofdstuk 39: Begin en oorzaak van het verval van de kinderen van de hoogte - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] En zie, nadat de meisjes dat vernomen hadden, werden zij buitengewoon vrolijk en volgden de mannen op de voet. En toen zij nu de hoogten geheel bestegen hadden, wisten de zeven niet hoe zij deze schatten van de liefde onder elkaar zouden verdelen. Zij vielen neer en smeekten Mij om raad. - En zie, daar kwam Seth naderbij en zei: "Sta op en verzoek God niet met een meinedig hart, door de Heilige te vragen hoe jullie een onreine vangst onder elkaar zouden kunnen verdelen, maar ga naar Adam en berouw daar je geweldige misstap en deel dan de vrouwen, nadat zij door vader Adam gezegend zijn, aan je broeders uit, opdat jullie gerechtvaardigd voor God mogen verschijnen; want jullie weten dat God heilig is en dat Zijn land niet ontwijd mag worden door ongehoorzaamheid en door de geilheid van jullie ijdele harten!"
Hoofdstuk 39: Begin en oorzaak van het verval van de kinderen van de hoogte - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] En zie, na deze terechtwijzing gingen de zeven met de jonge vrouwen, door Seth geleid, naar de woning van Adam en vonden hem en Eva tot Mij bidden en zuchten naast Enos ('de prediker van Mijn naam'), die een zoon van Seth was en aan de zijde van Henoch ('de wil van Jehova'), de zeer vrome zoon van Jared. Seth meldde onmiddellijk aan vader Adam wat er was gebeurd en verzocht hem erbarmen te hebben met de nakomelingen van Kaïn om daardoor de ordening die door de zeven verstoord was, weer te herstellen.
Hoofdstuk 39: Begin en oorzaak van het verval van de kinderen van de hoogte - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] O, wees duizendvoudig gezegend, jij door God gewekt zaad en zegen met deze zegen het zo zeer ontwijde bloed en deel het uit aan de kinderen! En als het de Heer behaagt, dan mag ieder een van de maagden nemen en niet één meer, en dan niet hier in het land van Jehova blijven. Hij moet dertig dagen lang in de richting trekken van de streek waar de zon ondergaat en zich daar in de diepe dalen vestigen en hij mag niet eerder tot de vaderen, die hier wonen, komen dan nadat de zon honderd maal haar kringloop heeft volbracht; want jij, mijn lieve Abel-Seth, vervuld van Jehovas genade, weet toch immers hoe heilig dit oord is, waar Zijn heilige naam zo dikwijls door ieders mond genoemd wordt, waar jouw offeraltaar staat, waar door Enos ook de heilige wil van de allerhoogste, heilige Vader gepredikt wordt en waar Henoch de heilige wil zeer nauwgezet vervult. Handel daarom in de heilige naam van Jehova en in mijn naam, die een heilige naam is, omdat ik deze als eerste ongeboren mens door Gods heilige hand geschapen, uit Zijn zeer heilige mond ontving!
Hoofdstuk 39: Begin en oorzaak van het verval van de kinderen van de hoogte - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[20] Seth deed nu wat Adam hem had aangeraden. De zeven begonnen echter te huilen omdat zij weg moesten gaan. En Seth betreurde dat in zijn hart en viel neer en smeekte Mij in zijn hart, zeggend: "0 Jehova! Zie de tranen van deze kinderen branden in mijn gemoed en toch is mijn liefde slechts haat vergeleken met Uw oneindig erbarmen! Toon mij door de mond van Henoch wat ik moet doen; of laat mij net als Abel sterven, opdat ik de tranen van de te verbannen kinderen niet zal zien! 0 Jehova! Verhoor, zoals altijd ook deze keer mijn smeken! Amen."
Hoofdstuk 39: Begin en oorzaak van het verval van de kinderen van de hoogte - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[23] Maar toen de broeders deze maagden in het oog kregen, schrokken zij en wisten niet wat daarvan moest komen en zij weigerden hen aan te nemen. Maar omdat Ik de bereidwilligheid van de zeven bemerkte, sprak Ik door de mond van Henoch:
Hoofdstuk 39: Begin en oorzaak van het verval van de kinderen van de hoogte - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] En toen Adam dat van Seth, Enos en de vrome Henoch vernomen had, was hij zeer verheugd, omdat hij zag hoe ver Mijn liefde boven de liefde van alle mensen verheven is. En hij verwonderde zich niet weinig toen hij daardoor gewaar werd dat Mijn liefde zelfs in de diepte van de vloek naar het gladde addergebroed afgedaald was, en hij sprak, daarover ten diepste geroerd, de volgende korte rede uit. Deze toespraak was daarna nog lang beroemd en is tot aan de zondvloed bewaard gebleven, zij werd echter niet opgetekend, maar verspreidde zich van mond tot mond. Deze rede luidde als volgt:
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Maar ik dacht bij mijzelf: 'Wat voor nut heeft dit inzicht nu? Ik ben te ver verwijderd van God en Hij kan onmogelijk meer iets van mij weten; want in dit eindeloze niets heerst niets anders dan eeuwige godvergetenheid. Eeuwig ben ik van toorn naar toorn gevallen, waar eindeloze vuurstromen voortdurend tegen mijn voorhoofd sloegen en brede vlammentongen aan mijn ingewanden lekten en mij meer verbrandden dan witgloeiende bronzen platen; nu ben ik zelfs eeuwigheden diep onder deze stromen van toorn gezonken. Waar is de vertoornde God nu en waar ben ik? - Hier heerst overal lege, oneindige nacht!'
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Daarop antwoordde ik: 'Zie, toen ik nog een vorst van al het licht was, werd mij een mat vlammetje getoond. Dit zou ik hebben moeten aanbidden; want het zou de eeuwige liefde van God zijn. In mijn stralende luister kon ik dat niet geloven en beschouwde mij ver verheven boven dat matte vlammetje. En zie, toen werd ik vanuit mijn lichtende verhevenheid door boosheid gegrepen. Ik ontvlamde nog heviger en wilde met mijn licht het vlammetje geheel en al vernietigen; maar toen omvatte de goddelijke toorn mij en ik werd hierheen geslingerd in deze eeuwig duistere leegte, die ik pas na eeuwigheden bereikt heb.'
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] En zie, toen zag ik opeens het vlammetje boven het hoofd van dit wezen zweven en het wezen sprak mij weer aan: 'Lucifer, herken je Mij nu?' - En ik antwoordde: 'Ja, Heer, ik herken U; U bent Gods liefde en U reikt verder dan zijn oneindige vloed van toorn. Zie mij aan in Uw genade en geef mij een vast plekje, opdat ik rust mag vinden in deze eeuwige leegte!'
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] "O mijn kinderen! Doe jullie ogen wijd open en omvat de uitgestrekte vlakten van de aarde, die nu, zover je blik reikt, reeds bijna overal bezaaid zijn met mijn gezegende kinderen! Blik omlaag in de diepte en overzie al die donkere, uitgestrekte dalen en zie in de richting van de morgen gindse zeer hoge, steeds brandende berg! Omvat de hele aarde als je dat kunt en kijk naar mij, de eerste mens van deze aarde, - ja, wat zeg ik, zie mij als degene die de eerste zou moeten zijn die in de geest aan al het geschapene als schepsel vooraf ging en sterker straalde dan het centrum van de zonnen en groter wilde zijn dan God! En God toonde mij de macht van Zijn heiligheid en ik werd verdoemd en werd in de oneindige diepten van Gods zee van toorn geworpen en werd daar door de oneindige diepten van de ene toorn in de andere geslingerd. Ja, er konden toen wel eeuwigheden na eeuwigheden verstreken zijn; maar er was desondanks in de wijde onmetelijkheid geen plekje meer te vinden, waar ik ergens in dit grote niets een rustpunt zou hebben kunnen vinden.
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  695 - 696 - 697 - 698 - 699 - 700 - 701 - 702 - 703 - 704 - 705 - 706 - 707 - 708 - 709 - 710 - 711 - 712 - 713 - 714 - 715 - 716 - 717 - 718 - 719 - 720  ...