Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 708 van 1490

...  696 - 697 - 698 - 699 - 700 - 701 - 702 - 703 - 704 - 705 - 706 - 707 - 708 - 709 - 710 - 711 - 712 - 713 - 714 - 715 - 716 - 717 - 718 - 719 - 720 - 721  ...
[12] En zie, toen rolde er een traan uit het heldere oog van de eeuwige Liefde in de duistere ruimte van de eeuwigheid en werd tot een groot water. En de Liefde ademde over het grote water in de diepte en de wateren splitsten zich en uit het water ontstonden talloze druppels. En het vlammetje boven het hoofd van de eeuwige Liefde nam op hetzelfde ogenblik in omvang toe en ontstak de druppeltjes en die werden talloze grote zonnen; uit de zonnen sproeiden in de warmte van de eeuwige Liefde planeten, en uit deze hun manen.
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] En zie, vanuit het midden van Gods traan dreef deze aarde op mij toe en de Liefde zegende haar en ademde op haar en de aarde bloeide als een tuin en was glad, mooi en vlak; maar er was nog geen levend wezen op te ontwaren. Maar de Liefde zag de aarde aan en op het vaste land zowel als in de lucht, evenals in de zeeën en andere wateren, wemelde het van allerlei soorten leven.
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] Toen donderde het uit de met vuur gevulde eeuwige ruimten en de donder was de stem van God en alleen de Liefde verstond deze stem. Zij vormde daarop uit fijne leem ziehier - deze voeten, die mij reeds negenhonderd jaar dragen, mijn handen en - kortom, zoals ik voor jullie sta, zo vormde de eeuwige Liefde mij!
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] En alras stond ik daar. Maar nog was ik dood en er was leven noch beweging in mij te bekennen. Toen boog de eeuwige Liefde zich over deze dode vorm en blies met de levende adem een levende ziel door de neusgaten in zijn innerlijke organen; en zie, toen kwam ik tot leven, zoals ik nu ben, de eerste mens van de wijde wereld. Ik bekeek de grote schepping en ondervond geen vreugde aan haar; ik werd moe van mijn wonderbaarlijke bestaan en ik kon niet begrijpen hoe, wanneer, als wat, waarom en vanwaar ik gekomen ben; want mijn met leven bezielde vorm kon de scheppende eeuwige Liefde niet zien.
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] En zie, toen liet de eeuwige Liefde de gestalte in zijn eerste slaap verzinken en zei tegen mij: 'Zie hier, jouw rustplaats! Trek binnen in het hart van deze levende woning; want voor jou heb ik haar goed toebereid. In haar zul je een dichtbeschreven bord vinden, waarop de wil van God met grote vurige streken opgetekend zal zijn; daarop moet jij je bezinnen en je eigen wil wegnemen en daarvoor in de plaats de wil van God opnemen!
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[25] En toen ik op deze manier één geworden was met de geest, zie, toen wekte de eeuwige Liefde mij. Ik ontwaakte en stond als een enkel mens in het aangezicht van de gehele onmetelijke schepping en zag niemand anders dan mijzelf, het gras van de aarde en haar struiken en bomen en ook de lichtende zon aan het verre, blauwe uitspansel. Toen werd ik bang. Ik verliet de plek en zocht naar gezelschap en vond ook niet één wezen dat op mij leek.
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[26] En toen ik moe werd van het zoeken, viel ik weer op aarde neer en een zoete slaap overmande mij. En zie, in deze slaap had ik de volgende droom: in het midden van mijn hart zag ik een oneindig bekoorlijk wezen en dit wezen in mij sprak tot mij:
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[27] 'Bekijk mij en zie hoe mooi en bekoorlijk ik ben en hoe ik een vorm als de jouwe heb en die goed kan overzien! Ook al was eens mijn gestalte slechts een groot licht dat zijn stralen door de eindeloze ruimten zond en zichzelf verloor in zo' n bovenmatige grootte, toch kon ik nooit mijn eigen vorm aanschouwen, maar ik was zelf licht, waarin zich talloze vormen onthulden. De vormen, waarin ik mij oneindigvoudig vermenigvuldigd zag en waarin ik mij goed voelde, zijn mij ontnomen; maar daarvoor in de plaats is mij nu zelf een vorm gegeven en deze vorm is mooier dan al mijn vroegere licht, en ik heb zo'n welgevallen aan mijzelf in deze vorm, dat ik een grote vreugde aan mijzelf heb en mijzelf liefheb en ik word door jou bemind, en heb een grote begeerte in mij tot mijzelf en kan jou naar mij toetrekken wanneer ik wil, en jij moet altijd de aantrekkingskracht van mijn begeerte volgen!'
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[28] En zie, ik had in mij werkelijk een groot welbehagen aan mijzelf. En toen ik zo in dit behagen steeds vaster en vaster sliep, zag ik een lichte hand dwars door mij heen grijpen tot in het midden van mijn hart en mijn tweede ik vasthouden. Deze verzette zich aanvankelijk, maar was spoedig door de machtige vingers van de liefde van Jehova overmeesterd; want de lichte hand was de hand van de eeuwige Liefde.
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[29] Vlug brak de machtige vinger van God een rib van mijn tweede ik, greep in diens binnenste, haalde een worm uit zijn binnenste en sloot tenslotte weer de plaats waar de machtige vinger van de Heer zich een weg had gebaand om de zichzelf beminnende begeerte weg te nemen. Daarna zag mijn tweede ik er echter niet zo bekoorlijk meer uit als tevoren; zijn vorm was aan de mijne gelijk en ik ondervond niet meer de aantrekking ervan, maar wij beiden werden door de eeuwige Liefde aangetrokken. Toen zag ik de geest in een sluimering geraken en in deze sluimering loste hij zich op en ging in mijn gehele lichaam over en wij werden volkomen één.
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[30] Terwijl ik daar nog over droomde, zie, toen werd ik opeens door een zachte stem gewekt en deze stem was een stem van de Heer die zei: 'Adam, zoon van de aarde, ontwaak en kijk naar je helpster!' - En ik zag Eva voor mij en had uitermate veel vreugde; want ik zag mijn tweede ik dat uit mij was getreden en deze vreugde was de eerste liefde die ik, de eerste ongeboren mens, ondervond en ik zag voor de eerste maal mijn geliefde vrouw - en mijn liefde was zuiver in de reine schoot van de eeuwige liefde van God in alle volheid van het eerste leven!
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] En toen nu Adam deze door Mijn bijzondere toelating gekregen rede had beëindigd, werd ter wille van zijn zielenheil zijn innerlijk weer afgesloten. Seth, Enos en Henoch verwonderden zich buitengewoon. Zij konden de diepere zin van deze woorden niet begrijpen en vroegen aan Adam wat hij er mee had willen zeggen.
Hoofdstuk 41: De benoeming van Henoch tot prediker - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Daar het echter nu gezegd werd vanuit de geest van de liefde volgens Jehova's heilige raadsbesluit, moest het gezegd worden ter verheerlijking van de meest heilige naam. Door onze kortzichtigheid begrepen wij het immers niet; maar er is er Eén, die het begrijpt en deze Ene is de eeuwige liefde van de Heer; uit Haar is alles wat bestaat voortgekomen en dus ook onze liefde tot Haar. En zo voel ik dat iemand, indien hij zijn liefde keer op keer alle delen van zijn wezen zou laten doorstromen ter eeuwige liefde uit God en in God, dergelijke woorden van wijsheid zou begrijpen; want de liefde is de wortel van alle wijsheid en er is geen andere wijsheid dan slechts in de liefde tot de liefde in God.
Hoofdstuk 41: De benoeming van Henoch tot prediker - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Vandaar, o vaderen, hebben wij onze wortels uit God; laten wij deze door laten schieten tot in alle delen van ons leven en mijn ondervinding zegt mij luid en duidelijk, dat ons uit het genademeer van de eeuwige liefde nog zeer veel en zeer grote dingen aangeboden zullen worden, die nog groter, dieper en meer verheven zullen zijn dan hetgeen Adam aan ons vertelde. Uit Adam en Eva zijn wij geboren: daarom hebben wij veel vlees, maar weinig begrip vanuit het hart. Maar als er eens mensen uit de reine liefde van God zouden kunnen geboren worden, zal voor hen ons begrijpen tot speelgoed worden."
Hoofdstuk 41: De benoeming van Henoch tot prediker - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] En zie, deze korte leerrijke woorden bevielen Seth en Enos zeer goed, zo zelfs, dat Enos zich tot Seth wendde en zei: "Vader Seth, Henoch heeft een dusdanige rede vol geheime betekenissen uitgesproken, dat deze mij als een vuurstroom door merg en been ging en mijn hart huiverde van de geheime wijsheid van de goddelijke liefde in hem.
Hoofdstuk 41: De benoeming van Henoch tot prediker - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  696 - 697 - 698 - 699 - 700 - 701 - 702 - 703 - 704 - 705 - 706 - 707 - 708 - 709 - 710 - 711 - 712 - 713 - 714 - 715 - 716 - 717 - 718 - 719 - 720 - 721  ...