Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 710 van 1490

...  698 - 699 - 700 - 701 - 702 - 703 - 704 - 705 - 706 - 707 - 708 - 709 - 710 - 711 - 712 - 713 - 714 - 715 - 716 - 717 - 718 - 719 - 720 - 721 - 722 - 723  ...
[43] En zie, jullie vaderen en kinderen, hoe dat meest liefdeloze roven en stelen gebeurde; luister, zoals ik het heb gezien, zal ik het aan jullie verkondigen: er verhieven zich massa's door diefachtige ijver gedreven, bevallig lijkende wolkjes uit deze zo boosaardige, golvende vlakte van het grote water, waarmee de zuil van Henoch naar alle denkbare richtingen onoverzienbaar ver omgeven was. Deze wolkjes vluchtten weg, ver over de grenzen van het gebied van de zuil waartoe zij behoorden; als zij dan in andere gebieden van de grote wateren heel rustige vlakten zagen, stortten zij zich, door begerige haast gegrepen, sneller dan de bliksem op de vreedzame golven, verstoven die tot een vochtige nevel en tilden deze dan op en dreven hem in allerijl als stormende winden naar de onheilspellende diepten vol slijk van het gemeen klamme gespuis. Daarin lieten zij deze zo boosaardig geroofde, heel vreedzame wateren zinken en drukten en persten deze dan met hun gestolen macht tot harde stenen tezamen en bedekten hen uit schandelijke eigenbaat op de meest schandelijke wijze toe met het slijk en met de mest van de leugen.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[53] Maar luister, gelukkig hield die verduistering niet al te lang aan; want weldra zag ik met opgewekt gemoed Methusalah op de met duister zand omgeven zuil staan, bewapend met een tweesnijdend, brandend zwaard. Voor zijn ogen was een door glinsterend stof bezoedelde linnen band gebonden en zijn oren waren dichtgestopt met kleverig hars. Maar zie, opeens kwam er, in snelle vlucht en stralend met een hemelse glans, een machtige adelaar aangevlogen. Deze cirkelde in steeds kleinere kringen om Methusalahs van waarneming verstoken hoofd, ontdeed hem van de beschermende band voor zijn ogen en pikte heel zorgvuldig al het kleverige hars weg van zijn voor geluiden gesloten oren. En toen hij op die wijze Methusalahs zinnen van de beschermende banden had bevrijd, vloog de machtige, stralende adelaar als een van verre nog stralende ster op naar de hemelse, heilige hoogten vanwaar hij was gekomen. Maar de trouwe en oprechte Methusalah greep het tweesnijdende, brandende zwaard, dat hij met zijn dreigende rechterhand als zigzaggende bliksemstralen in kringen naar alle denkbare richtingen zwaaide.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[68] En luister, jullie liefdevolle vaderen en ook jullie, ons liefhebbende kinderen, 0 luister nog gewillig naar het einde van mijn woorden en zie met mij, jullie Kenan, in de diepte van de goddelijke toorn en de door de vlammen van de toorn heen flauw schemerende genade voor de trouweloze volkeren van deze aarde!
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[71] O luister, toen werd ik bang in deze met de eeuwige dood vervulde sombere verlatenheid! Ik kon niet bidden, noch de eeuwige Vader van de liefde vragen om een spoedige bevrijding uit deze nacht van ijselijke dood, want eerst nu bemerkte ik, dat niet alleen mijn ogen en oren dienst weigerden, maar dat, ja zie en luister, zelfs mijn tong verlamd was en niet tot spreken in staat.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[69] O luister en zie wat ik heb moeten horen en zien op die donkerste plaats van de tiende zuil! Luister, alle eerdere zuilen hadden nog meer of minder een eigen licht, - ja zelfs de negende zuil was door een bontgekleurd, dof geflakker omgeven; maar deze, naar volgorde, tiende zuil had niet één ook nog zo dof schijnend puntje, ja zij was zo duister dat ik haar slechts kon voelen, maar niet zien, ondanks de meest intensieve inspanning van mijn geestelijk gezichtsvermogen en of er nu water, zand of alleen sombere, lege en nietige ruimte haar omgolfde, omstoof, omgaf, - luister, dat was allemaal gruwelijk verborgen voor het onderzoekende oog van de dromende Kenan in die ongelooflijk sombere zwarte nacht die de tiende zuil omhulde.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[73] Maar zoals anders steeds de donder op de bliksem pleegt te volgen, was bij deze eindeloze bliksemstraal niet het geringste spoor van een erna volgende rollende donder. En zoals het vóór de bliksem was, zo was het ook daarna: de dichtste nacht, die zich uitbreidde van de ene oneindigheid tot aan de andere; en ik, jullie Kenan, begon wel geweldig naar licht en leven te verlangen; want waarlijk ik zeg jullie, nu had ik toch wel schoon genoeg van de oneindige nacht van dood! O vaderen en kinderen, die nacht, o die nacht, die heeft lang geduurd, totdat zich eindelijk een heel klein sterretje aan de ijzeren hemel vertoonde als een enig, pas laat verschijnend gevolg van de reeds lang daarvoor in de diepte van de hemel wegsnellende bliksem.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[74] Mijn lange tijd verblinde ogen waren nu onafgewend gericht op dit uiterst kleine flikkerende puntje. En toen ik mij verbaasde over dat flikkerende lichtje, O luister, toen opeens klonken er heel duidelijk klanken in mijn reeds geheel doof geworden oren - het waren geen woorden, noch menselijke stemmen, ook was het geen bruisen, geen suizen, geen woeden -, O luister, deze tonen leken op het fluiten van de herders, net als toen zij zo dikwijls volgens het aloude gebruik de schapen van Abel om zich heen wilden verzamelen, en deze dan met vlugge pas kwamen om de zorgzame herder met hun hemelwaarts geheven koppen verbaasd aan te zien.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[75] Maar alleen het gefluit heb ik duidelijk vernomen, - van de schapen van Abel heb ik niets gezien! - Toen mijn reeds geheel verdoofde zintuigen dat hadden bemerkt, ging als een bliksemstraal zo duidelijk een woord door mijn ziel heen, luister, één woord en dat woord, ja dat zoete woord sprak: 'Jouw tong, hoor me Kenan, is nu losgemaakt; bid en vraag nu aan de Vader van het licht, de liefde en het leven om licht en om liefde en leven voor deze door de dood gebroken zuil!'
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[83] En luister, zodra die vurige winden al spoedig hier en daar een beschermende bergspits op gruwelijke manier hadden ontdaan van het zachtste, blankste en bekoorlijkste vlees, woedden en riepen zij, afgrijselijk honend: 'Daar, baad je en was je en smeer jezelf in, schandelijk, lokkend voer van de duivel en zijn helpers, en maak je heel mooi in de welriekende armen van de eeuwige dood en krijg het loon voor je rusteloze inspanning waardoor alle geslachten van de aarde zijn gevallen vanaf Adam als eerste tot aan de laatste bewoner van deze door vervloekingen zware aarde en ga de dodelijke weg van al het bekoorlijke vlees!'
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[87] Ik wachtte heel lang en verbaasde mij niet weinig, toen ik niet de zuil zag, maar de ark van de genade, die op vredige golven wegdreef. En toen deze de plaats had bereikt waar vroeger de donkere zuil zich door mij, blinde ziener, liet aanvoelen, - luister, toen weken de vliegende golven terug en de ark van de genade bleef staan op een zeer grote, nu aan het water ontstegen, lieflijk glanzende zuil.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[76] Toen wierp ik mij neer en begon ijlings tot de heilige Vader van de liefde en al het bewegende leven te bidden en te smeken of Hij in Zijn erbarmen een fel brandend genade vlammetje van boven wilde sturen, zodat mijn ogen de verschrikkelijke grootte en verste uitgestrektheid van de sombere dood mochten aanschouwen. En toen ik lang genoeg getrouw en waarachtig tot de heilige Vader had gesmeekt, riep opeens een heel krachtige stem mij bij mijn naam en zei: 'Sta direct op en kijk in de grote afgrond van de sombere dood! Hier op de plaats van de tiende gebroken zuil wordt de echtbreuk aangeduid, waarvan de verbrijzelde onderste helft, die van de liefde, verstrooid terneer ligt in de diepste afgrond van de dood, - maar de bovenste helft, die van de genade, hangt aan de ijzeren, eindeloze boog van de hemel en zal niet eerder naar het puin afdalen, dan nadat de grond van deze zuil schoon gewassen wordt van de drek van de slang. De grond is de aarde, een huis vol zonden en de drek van de slang is het zeer prikkelende vlees van alle vrouwen uit de diepte van Hanoch. Wee de aarde, die nu vet geworden is van het bloed van de broeders die vanwege het vlees van de ontuchtige vrouwen elkaar gruwelijk vermoord en de aarde gedrenkt hebben met hun gezegende bloed! Spoedig zal Ik grote stortvloeden uit de hemel neer laten stromen en al het vlees doden vanwege het prikkelende vlees van de vrouwen, waardoor al het water hier om de tiende zuil is verbruikt! O prijk maar, prijk, heerlijk, prikkelend vlees van alle vrouwen, als meest arglistige kinderen van de draak! O prijk, jij lokkende spijs van de wormen van de slijkpoel, jij walgelijke stank voor Mijn eer! Jij baadt en wast je dagelijks in het fijnste water, bereid uit allerlei kruiden en geurstoffen en smeert de fijnste oliën op je huid om daardoor nog prikkelender en nog aantrekkelijker te worden teneinde de kinderen van de eeuwige heilige Vader te verleiden!
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[91] En luister, toen dat zich aan het vorsende, blijde oog van Kenan voordeed, blikkerde het venster op het dak van de ark van genade wederom en ging open. Spoedig daarna stegen in snelle vlucht opnieuw duiven daaruit op en monter vlogen zij direct naar de al groen geworden toppen van de bergen, cirkelden op een bekoorlijke wijze in blijde kringen daar omheen en vertoefden wiegend en schommelend lange tijd op de frisse, reeds uitgegroeide twijgen; doch na daar lang te hebben vertoefd, verlieten zij deze weer en keerden rijkelijk beladen met groenende twijgjes rechtstreeks in de wachtende ark van de genade terug.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[93] En daar op de plaats van de zuil, o luister, rees om de zuil heen steeds hoger en hoger zo'n wonderschoon land op, tot dat eindelijk de ark van de genade zelf geheel op de verheven groenende aarde kwam te rusten. Zie, toen blikkerde opnieuw het venster op het dak van de ark van de genade en daaruit haastte zich in een snelle boog een grote vlucht montere duiven en deze keerden na langer wachten nimmer terug naar het open gelaten venster op het dak van de ark van genade.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] Zie, net zo vergaat het ons nu ook! Terwijl wij nog kinderen met melktanden waren, gaf de heilige Vader ons melk te drinken en een zachte kost die aan onze krachten goed aangepast was; maar nu moeten wij in de geest mannen worden! Zie, dan deugt die slappe kost niet meer, maar de Vader geeft ons nu brood, opdat wij krachtige mannen in Zijn genade zullen worden, zodat wij dan niet alleen naar de dingen kijken, maar ook goed Zijn grote liefde en wijsheid begrijpen en kennen zullen en uit deze twee Zijn meest heilige wil die daarin ligt!
Hoofdstuk 43: Henoch verklaart de woorden van Adam en Kenan - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Als nu aartsvader Adam ons de weg verteld heeft die zijn eens verdwaalde geest doorliep, in en waardoor ook onze geest verdoold en verward geworden was, dan steekt daar toch waarachtig niet zo veel onbegrijpelijks in! Want de geest moet er toch immers eerder zijn dan het lichaam, evenals God er noodzakelijkerwijs eerder moest zijn dan het een of andere schepsel dat uit Hem voortkwam, omdat Hij de oergrond van alle dingen is! Want voor wat zou anders dit lichaam, dit halfvergane gebouw uit leem wel moeten zijn geschapen, indien noodzakelijkerwijs de reeds lang bestaande geest niet al aanwezig geweest zou zijn, waarvoor toch eigenlijk door God, onze heilige Vader, deze woning ter beproeving van zijn vrijheid, gesticht werd!
Hoofdstuk 43: Henoch verklaart de woorden van Adam en Kenan - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  698 - 699 - 700 - 701 - 702 - 703 - 704 - 705 - 706 - 707 - 708 - 709 - 710 - 711 - 712 - 713 - 714 - 715 - 716 - 717 - 718 - 719 - 720 - 721 - 722 - 723  ...