10915 resultaten - Pagina 72 van 728
... 60 - 61 - 62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 ...
[5] De KLEINE zegt: "Heer, zolang U in ons huis blijft, zal Jarah U niet verlaten, en zou U mogelijkerwijs sterven, dan zou Jarah met U sterven! Als U echter ons huis weer zult verlaten en Jarah niet met U mee zal kunnen gaan, dan zal zij thuis zuchten en de Vader in Uw hart vragen of Hij U weer bij haar zou willen brengen, want zonder U kan Jarah nu niet meer leven!"Hoofdstuk 119: Gods liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Het wonderlijkste echter bij dit alles was dat deze buitengewoon eerlijke mens ook bij al die pijnlijke martelingen niet één kreet van pijn gaf, terwijl toch twee anderen, die lang zo gruwelijk niet werden gemarteld, vreselijk schreeuwden en jammerden!
Hoofdstuk 120: Jarah's droom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Veel is echter voor de mensen op deze aarde verborgen. Het grote 'Waarom' zullen zij pas in het hiernamaals te weten komen! -Maar vertel Mij nu nog een droom, die je drie dagen daarna over dezelfde mens gedroomd hebt!"
Hoofdstuk 120: Jarah's droom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Juist aan deze Jezus hebben de opperstadhouder, het hele Joodse rijk en uzelf het te danken, dat u nu nog leeft! Want als die door uw soortgenoten geroofde keizerlijke gelden niet door Jezus boven water gebracht waren, dan zou het hele land gebrandschat zijn, en alle schatten van heel Judéa zouden niet voldoende zijn geweest om de gepleegde misdaad te vereffenen! Dat het echter zo goed en zonder ophef voor u en uw soortgenoten te Jeruzalem, en voor het gehele Joodse rijk, is afgelopen, heeft u alleen aan Jezus, de grootste en wijste en machtigste profeet, te danken. Daarom is het uitermate slecht en onredelijk van u, als u er op uittrekt om een man te vervolgen aan wie u nu alles, uw leven en bestaan, te danken heeft!
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[29] De HOOFDMAN zegt: "Ik heb u al gezegd, dat ik Hem heel goed ken en ik Hem ook allang zou hebben laten oppakken als er ook maar iets gebeurd zou zijn wat op muiterij zou lijken. Ik ben echter helemaal overtuigd van het lijnrechte tegendeel en ik kan Hem alleen maar de beste referenties geven. Als u zo zou zijn als Hij, dan zou Jeruzalem door alle tijden der tijden de eeuwige en eerste stad van God zijn, en de geest van God zou nog als in de tijd van Aäron boven de ark zweven! Maar u bent precies het tegendeel van Hem, en daarom zal uw stad en uw tempel niet lang meer bestaan! Zeg dat maar tegen uw collega's, opdat ze in de gaten krijgen op welke zandbodem hun stad en hun tempel gebouwd zijn! -Maar morgen zult u met uw ogen en oren meer te weten komen, daarom kunt u nu beter gaan slapen!"
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] JARAH zegt: "Oh, die vertel ik ook veel liever, want die is duizend keer vrolijker! Ik bevond mij opeens erg vroeg in de morgen zo te zien in een heel aardige tuin, van waaruit ik echter jammer genoeg duidelijk de in de eerdere droom genoemde terechtstellingsplaats kon zien. Die aanblik vervulde mij meteen met grote angst, zodat ik toen in de droom begon te bidden of de lieve Vader in de hemel mij toch bewaren wilde voor een soortgelijk droomgezicht, want helaas zag ik ook nog de drie bekende kruisen rechtop op de terechtstellingsplaats staan.
Hoofdstuk 120: Jarah's droom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Mijn leerlingen, evenals hun twee Essenen en een aantal Farizeeën en schriftgeleerden, zijn nu gaan slapen en hebben goed werk gedaan, want zij hebben hen allen voor Mij gewonnen. Twee jonge Farizeeën, Pilah en Ahab, de eerste uit Kis en de laatste uit Jesaïra, belden zeer goede sprekers en tevens nuchtere verstandige mensen, behoren echter al langere tijd tot Mijn leerlingen. Deze twee, die gistermorgen hier aangekomen zijn, hebben zich meteen weer bij Mijn leerlingen gevoegd en hen bij hun bekeringswerk goed ondersteund. Want Mijn leerlingen, die op drie na allen vissers zijn, zijn nog geen vlotte sprekers en daarom verlenen de beide jonge Farizeeën hen goede diensten.
Hoofdstuk 121: Er kan een einde aan het geduld komen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] O wacht maar, schoften, de dag van morgen zal voor jullie zo heet worden, dat je van louter hitte bloed zult zweten! Als de kerels op deze manier een paar goede stevige lessen krijgen, zou ik haast het halve Romeinse rijk eronder durven verwedden, dat ze hun slechte daden tenminste de gruwelijkste daarvan - op zullen geven; maar hun oude slechte huid moet vooraf behoorlijk bewerkt worden! Dixi (ik heb gezegd)!"
Hoofdstuk 121: Er kan een einde aan het geduld komen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] De HOOFDMAN zegt: "Zo waar ik Julius heet, zal ik niemand de roede en de gesel laten voelen voor ik in uiterste noodzaak daartoe gedwongen wordt, maar als ik dat word, wee dan die kerels!"
Hoofdstuk 121: Er kan een einde aan het geduld komen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Eer Ik echter de zaal binnenging, liet Ik door Ebahl alle op Mij wachtende zieken in de grote gelagkamer brengen en tegen hen zeggen dat zij slechts Mijn overkleed moesten aanraken en dan zouden zij direct gezond worden. - Ebahl ging en voerde Mijn opdracht uit.
Hoofdstuk 122: De test van de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Toen zij dat echter merkten, kwamen ze bij Mij terug en smeekten Mij of zij Mijn opperkleed mochten aanraken. Maar IK verbood het hen en zei: "Zijn jullie voor Mij of zijn jullie voor die Farizeeën hierheen gekomen, die jullie afgeraden hebben Mijn opperkleed aan te raken? Die je geloofd hebt, die moet je ook helpen, ga daar maar heen!"
Hoofdstuk 122: De test van de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] De HOOFDMAN zegt daarop: "Dat heet bij ons Romeinen: Ars longa, vita brevis! ('De kunst duurt lang, het leven kort!'), ofwel, men wil om bepaalde redenen de zaak op de zogenaamde lange baan schuiven, om niets te hoeven doen. Dat zeg ik jullie openlijk waar het volk bij is, want voor een Meester, zoals Jezus van Nazareth er een is, zou jullie beste getuigenis nog veel te armzalig en slecht zijn! Als jullie het zouden wagen in de tempel ook maar het een of andere onjuiste bericht over Jezus aan jullie huichelachtige collega's over te brengen, dan zal ik op datzelfde ogenblik een bericht naar de keizer in Rome laten gaan en hem daarin haarfijn, voorzien van honderd getuigenissen, uit de doeken doen hoe jullie en jullie collega's op jullie bevel de beruchte belastingroof hebben uitgevoerd! Geen jaar later zal jullie hellenest zo verwoest zijn, dat men dan vrijwel niet meer kan zien waar het eens gestaan heeft! Denk daar wel aan! Want wat een Romein zegt, dat houdt hij, ook al zouden daardoor hemel en aarde te gronde gaan 'Fiat iustitia, pereat mundus!' (Het recht geschiede al zou de wereld te gronde gaan!) -Hebben jullie mij begrepen?"
Hoofdstuk 123: De geestelijk doden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] DE HOOFDMAN zegt: "Ja, het is de zuivere waarheid! Willen jullie dat echter niet, dan staan daar reeds de gerechtsdienaars voorzien van roeden, gesels en scherpe bijlen!" - Toen keken de Farizeeën om en ontdekten de schrikaanjagende mannen. Daarop vroegen ze ook meteen zonder tegenspraak om schrijfgerei. De hoofdman wees ze er nog op, met hun ware naam te ondertekenen, omdat een valse naam ieder de dood zou brengen. Vervolgens ondertekenden zij met hun ware namen en degenen uit het volk die schrijven konden moesten als getuigen ondertekenen.
Hoofdstuk 125: De drie documenten.(28.1.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] De HOOFDMAN zegt: "Heer, ik dank U met mijn hele hart voor deze waarschuwing! Maar omdat ik dat nu weet zal het iedere vreemde in het vervolg heel vreemd te moede worden, vooral echter als hij uit Jeruzalem hierheen komt! Waarlijk, gloeiende kolen zullen op zijn hoofd worden gestapeld! Als we er één een keer pakken, dan zal het een tweede voor altijd de lust benemen om boodschapper van de duivel te zijn!"
Hoofdstuk 126: De Heer waarschuwt voor de wraak der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] De HOOFDMAN zegt: " Ja, de berg die hier het dichtst bij ligt en die men de naam 'Morgenkop', ik meen in de plaatselijk taal' Juitergli', heeft gegeven, is echter ook tevens een der hoogsten en aan alle kanten erg steil, een vrijwel helemaal kale steenkolos! Als U die soms zou willen beklimmen, dan bereiken we de top niet voor de nacht invalt, en van terugkomen zou zeker in de verste verte geen sprake kunnen zijn! Maar op die hoogte de nacht doorbrengen zou wel niemand van ons bevallen, want boven tussen de rotsspleten schijnt het hele jaar door sneeuwen ijs te liggen! Het uitzicht moet echter buitengewoon de moeite lonen!"
Hoofdstuk 129: De Heer en de twee Essenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)