Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 714 van 1490

...  702 - 703 - 704 - 705 - 706 - 707 - 708 - 709 - 710 - 711 - 712 - 713 - 714 - 715 - 716 - 717 - 718 - 719 - 720 - 721 - 722 - 723 - 724 - 725 - 726 - 727  ...
[1] En dus stonden beiden op, keerden de morgen de rug toe en daalden de berg af, aan de voet waarvan Seth reeds vol verlangen op hen wachtte. En toen zij daar aankwamen, wierp Seth zich voor Adam neer; deze gaf hem de ochtendzegen en beduidde hem van de grond op te staan en hen naar de woning te begeleiden.
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Zie, wij zijn hier in tegenwoordigheid van Adam, Uw verheven eersteling en een goede, verfrissende lafenis voor het lichaam bevindt zich reeds voor ons! 0 heilige, beste Vader, zegen ons en zegen deze verse lafenis, opdat die ons tot het leven in Uw liefde en nooit meer tot de dood van Uw toorn mag strekken en laat door Uw genade ons allen indachtig zijn wat Uw oneindige liefde op deze voorsabbat aan ons allen en voor ons allen, voor oneindig groots gedaan heeft!
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] O laten wij goed bedenken, dat het slechts Uw liefde was, die de aartsvader aan het stof der aarde liet ontstijgen en dat de grote hand van Uw liefde hem tot Uw evenbeeld vormde en ons allen op zo'n wonderlijke wijze volkomen uit hem liet voortkomen, zoals hij uit U voortkwam. O, daarom wil ik U mijn leven lang loven, U danken en prijzen; wil toch mijn onmachtige geroep genadig aanvaarden, ofschoon het niet waardig is Uw hart te naderen; heel Uw schepping waagt het niet Uw hart aan te zien! O Heer, zegen ons en deze lafenis; want al ons zijn is voor eeuwig een zegen vanuit U! Amen."
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Zie, maar indien iemand met grote stem (dat betekent: met verheven woorden) spreekt alsof die uit hemzelf kwam, dan is deze stem niet de zijne, maar zij is dan een stem van de Heer door die mens; hoe zouden wij dan in onze blindheid kunnen willen dat niet wij, maar de Heer Zichzelf zou loven, prijzen en danken, terwijl Hij ons daardoor slechts genadig aangeeft wat wij in onze zwakte verplicht zijn te doen, opdat wij waardig bevonden mogen worden voortaan een gerechte sterking van Hem te ontvangen?!
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] Toen zij na korte tijd daar aankwamen, gingen Adam en Henoch meteen naar binnen, waar moeder Eva hen reeds bezorgd opwachtte. Maar Seth haastte zich onmiddellijk naar zijn woning en gaf zijn vrouw te kennen het klaargemaakte ochtendmaal vlug naar de woning van Adam te brengen, - hij en Enos, Kenan, Mahalaleƫl en de zeer verheugde Jared loofden eerst Mijn naam en begaven zich vervolgens vol eerbied naar Adam's woning om hem de verschuldigde morgengroet te brengen en hun (20 jan.1841) dank voor de zegen te betuigen. Toen zij daarop vol eerbied Adams woonstede betraden en aan hun verplichtingen wilden voldoen, gebood Adam hen een tijdje te wachten, totdat Henoch het gebed voor het ontbijt, waarmee hij juist wilde beginnen, zou hebben beƫindigd. En toen ze deze wens vernomen hadden, zwegen zij, traden iets terug en terwijl zij hun ogen, oren en hart op de woorden uit de mond van Henoch gevestigd hadden, begon deze getrouw het volgende kleine gebed tot Mij te richten. Hij zei:
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] Toen Adam samen met de overigen deze woorden had gehoord, wendde hij zich terstond tot Henoch en vroeg hem: "Maar lieve Henoch, wat is het toch, waarover jij zojuist gesproken hebt? Als ik het al niet begrijp, hoe kunnen dan mijn kinderen het begrijpen, ter wille van wie ik je eigenlijk verzocht heb te spreken?! Want voorzover ik uit jouw woorden begrijp gaat het erom, dat wij op deze manier de Heer niet moeten loven, noch prijzen of danken; want een ieder van ons en alles aan ons is van God en is uit Hem voortgekomen!
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] Maar stel je nu voor dat wij het hout van de boom zouden zijn en er zou aan ons, net als aan deze boom, een vrucht worden gegeven; daar de boom evenwel is geschapen om vruchten te dragen, - wie moet nu aan de Heer dank betuigen, de boom of de vrucht?
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[22] De vrucht is immers een liefdesgeschenk van de Heer, die de Heer geen dank kan en mag brengen; dat kan alleen de boom, omdat hij onder een vrije wet staat - ofschoon uit dezelfde vrucht voortgekomen - en wel daarom, omdat hem verder in een ononderbroken opeenvolging de kracht van boven is gegeven om een levende vrucht voort te brengen en uit deze weer talloze soortgelijke!
Hoofdstuk 54: Henochs woorden over het ware danken en loven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Toen Adam en de overigen deze verklarende toespraak hadden gehoord, zie, toen waren zij allen hoogst verwonderd dat Henoch in staat was zulke hoogst wijze woorden te uiten en bij dit alles toch zo'n bescheiden jongeman was, dat wel niemand zo'n grote wijsheid, die zelfs Adam tot zwijgen dwong, van hem verwachtte!
Hoofdstuk 55: Kenans belijdenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Maar de Heer heeft nu eigenhandig Henochs tong gezegend en los gemaakt! Zie, daarom waagt mijn tong het niet meer zich te roeren voor jou en voor de overige vaderen en kinderen; laat daarom de liefdevolle, wijze Henoch ook deze bezigheid op zich nemen. Eens hebben wij zijn lichaam met ochtenddauw gewassen, maar nu hebben wijzelf des te meer behoefte om door hem met de ochtenddauw van zijn geest gewassen te worden, die rijk is aan druppels van zijn gezegende tong!
Hoofdstuk 55: Kenans belijdenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Als wij onze hand op ons hart leggen, dan nemen wij zeer goed zijn slagen in juist afgemeten tussenpozen waar - op dezelfde manier zal ook Henoch dat waarnemen -; maar als wij ons kloppend hart vragen: 'Waar ga je heen, mijn zo onrustig kloppend hart?' dan zullen wij daaruit een dof, verward antwoord ontvangen, dat akelig genoeg zal luiden: 'Ik klop voortdurend op de ijzeren poort van de eeuwige dood en wacht in grote angst tot deze opengaat en mij voor eeuwig zal verzwelgen!'
Hoofdstuk 55: Kenans belijdenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Maar als wij het aan het op dezelfde manier kloppende hart van Henoch vragen: 'Waar ga jij dan heen, trouw, liefderijk en vroom kloppend hart?', dan zal het ons op heldere toon antwoorden: 'Luister, broeders, ik klop onophoudelijk op de lichte poorten van het leven en ben volledig overtuigd van de zoete zekerheid dat deze spoedig open zullen gaan om mij in de eindeloze volheid van het leven uit God op te nemen, waarvan nu slechts een klein dauwdruppeltje mij bezielt en verlevendigt!'
Hoofdstuk 55: Kenans belijdenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] Als het trage verstand van de mens moeizaam alle sterren telt, al twijfelend en moeizaam de paden van de winden naspeurt, naar het trekken van de wolken staat te kijken, de slapende nevelen in de dalen wil opschrikken uit hun zegenrijke rust, de dauwdruppels gewichtig doende onderzoekt en het gras, de planten, de struiken en alle bomen haast dwaas en onzinnig zou vragen hoe zij mogelijk gedurende de nacht gerust hebben, om eindelijk na al deze zinloze inlichtingen een evenzo onbelangrijk oordeel te vellen, waaruit men dan aangaande de komende oogst desnoods al radend en met halve zekerheid meent te moeten concluderen of deze goed, middelmatig of slecht uit zal vallen, en waarbij dit alles bovendien altijd nog berust op een langdurig overleg, - dan is immers een dergelijke uitleg van Henoch puur uit de hemel afkomstig en zij ontslaat ons van al die verder geheel zin - en waardeloze waarnemingen, waaraan naar mijn inzicht nu evenveel waarde gehecht kan worden als aan de tijd die honderd jaar geleden reeds zonder een spoor achter te laten is verstreken.
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Toen zij nu de richting van de morgen insloegen en reeds een tamelijke grote afstand hadden afgelegd, kwamen zij aan bij een grot, waaruit een zeer zuivere bron vloeide en deze grot was bekend onder de naam 'Adamsrust' en de bron onder de naam 'Eva's tranen beekje'. Daar placht Adam altijd uit te rusten; en zo werden er ook ditmaal besprekingen gehouden.
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] De grot was zeer ruim, zo ruim zelfs, dat daar gemakkelijk twintigduizend mensen ondergebracht konden worden; maar het belangrijkste van deze grot was de volgende zeldzaamheid. Hij had namelijk ten eerste een hoogte van honderd manslengten en was eigenlijk meer een tunnel door een berg dan een echte grot. Deze doorgang was daarom zo bijzonder beroemd, omdat hij in de richting van de morgen uit een groot groen en geel, kegelvormig bergkristal bestond. In het midden daarvan bevond zich een hoog opspuitende bron, waarin het licht van de zon door verschillend gekleurde kristallen prisma's in duizenden kleurschakeringen weerkaatst werd.
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  702 - 703 - 704 - 705 - 706 - 707 - 708 - 709 - 710 - 711 - 712 - 713 - 714 - 715 - 716 - 717 - 718 - 719 - 720 - 721 - 722 - 723 - 724 - 725 - 726 - 727  ...