10915 resultaten - Pagina 714 van 728
... 702 - 703 - 704 - 705 - 706 - 707 - 708 - 709 - 710 - 711 - 712 - 713 - 714 - 715 - 716 - 717 - 718 - 719 - 720 - 721 - 722 - 723 - 724 - 725 - 726 - 727 ...
[15] God heeft de twee soorten van water van elkander gescheiden; de ene soort heeft Hij op de aarde en het andere in de diepte doen zijn, waar ze altijd geweest is. Dewijl echter de toorn ook in het water, dat in de diepte der aarde is, aanwezig is, zo ontstaat er steeds, door het ontsteken der sterren en van het water een dusdanig water, dat aan de dood in de uiterlijke geboorte onderworpen is. Hetwelk, dewijl het met innerlijke geboorte van één hoedanigheid is, de Salniter der verdorven aarde te hulp komt en de toorn verzacht, opdat in de siderische geboorte alles levend wordt en de aarde, door de dood het leven voortbrengt.Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[2] Ten eerste is het Licht zoals het licht der zon, maar niet zo weinig te verdragen als het licht der zon is voor onze ogen, maar zeer lieflijk en genotvol, als een aanblik der liefde. De duisternis echter is in het licht verborgen, dat wil zeggen, wanneer enig schepsel uit de kracht des lichts werd geschapen en in deze kracht hoger en hoger zou willen stijgen dan God zelf, zo zou dat licht in hem uitdoven (versta mij goed: Hij ontsteekt het vuur, wanneer de geest vol liefde oprijst in ootmoed) en in plaats van het licht komt de duisternis, dan ervaart men, dat in het licht de duisternis besloten kan liggen. Evenzo als wanneer men een waskaars aansteekt, dan verspreidt ze licht, wanneer men ze echter uitdooft, zo is zij duisternis; als de krachten bezoedeld worden, dooft het licht uit en de duisternis komt, zoals bij Lucifer te zien is. De lucht is ook niet op deze zelfde wijze in God aanwezig, maar zij is een lieflijk zacht suizen en opstijgen; dat wil zeggen: De oorsprong der krachten is de oorsprong der lucht, waarin de Heilige Geest opstijgt. Het water is ook niet op een dergelijke wijze in God aanwezig, maar het is de bron der krachten, hoewel niet op aardse wijze. Zo ik het ergens mee zou willen vergelijken, zo zou ik het met het sap van een appel willen vergelijken, maar zeer licht, zoals de Hemel is. Lucifer heeft het zozeer bedorven, dat het in deze wereld woedt en werkt, loopt en snelt en vloeit, dat het donker en dik is en daarbij komt, dat het, wanneer het niet snel vloeit, onaangenaam gaat ruiken, hetgeen ik, als ik over de Schepping zal schrijven, nog uitvoerig zal behandelen. De warmte of hitte is in God een lieflijk zacht koesteren, uitgaande van het Licht en zich daaruit omhoog heffend. De koude is in God aanwezig als het afkoelen der hitte, een verzachting des Geestes, een opstijgen des Geestes. Merk hier op de diepte: God spreekt door middel van Mozes, als hij de kinderen Israëls de wet geeft: Ik ben een naijverig God, die de misdaad der Vaderen bezoekt aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten. Ex. 20 : 5. Hierna noemt hij Zichzelf ook een barmhartige God. Ex. 20 : 6. En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben en Mijne geboden onderhouden.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] Nu is de vraag, wat dan de toorn Gods in de Hemel is? Of God zich dan uit Zichzelf toornig maakt, of dat Hij toornig gemaakt wordt. Ziet, over deze dingen zijn zeven hoedanigheden op te merken. Ten eerste is in de Goddelijke kracht in het verborgen die hoedanigheid aanwezig, die de kern vormt van het verborgen Wezen, een scherpte, een samenvoeging of doordringen; zij brengt hardheid en koude voort en wanneer zij aanwezig is, doet zij een scherpte ontstaan, die gelijk is aan het zout. Dat is een bepaalde factor in de goddelijke manifestatie. Wanneer deze bron aangeboord wordt, hetgeen kan gebeuren door grote beweging of beroering, zo begint grote koude te ontstaan; ze is scherp als het zout, en samentrekkend als een steen. Ze is echter in de Hemelse heerlijkheid en pracht niet belangrijk, want zij kan zich zelf niet aan 't werk zetten en zij kan niet uit zichzelf ontstaan; slechts koning Lucifer heeft deze eigenschap in zijn rijk door zijn opstand en hovaardigheid teweeg gebracht en daarom zal ze blijven tot op de jongste dag. Daardoor schitteren en branden nu in de schepping dezer wereld de sterren en elementen, zowel als alle schepselen; daaruit is dan voortgekomen het huis des doods en der hel en een eeuwige woning der schande voor Lucifer en alle goddeloze mensen.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Deze eigenschap veroorzaakt in de Hemelse pracht de scherpte des geestes, waaruit en waardoor het schepsel geformeerd is, opdat een Hemels lichaam kan worden opgebouwd, evenals verschillende kleuren, vormen en gewassen. Want het is de vorm van een bepaald ding, die allereerst bepaald wordt, daarom is zij de eerste eigenschap en een begin van alle vormen en vorming der Engelen. Een begin van alles wat er in de Hemel en op deze wereld is, ja, van alles wat maar kan worden genoemd. Zo zij echter wordt teweeg gebracht door de schepselen, die geschapen zijn door God, in Zijn Rijk en die dit alleen maar kunnen doen, zo is zij een brandende bron van goddelijke toorn, want ze is een van de zeven Geesten Gods, in Wiens kracht het Goddelijke Wezen bestaat in goddelijke kracht en Hemelse praal. Wanneer ze teweeg gebracht wordt, is ze een grimmige bron van toorn en een hels verschijnsel, een foltering en groot verdriet door het helse vuur, een eigenschap der duisternis, want de Goddelijke Liefde en ook het Goddelijke Licht dooft er in uit. (Het is een sleutel, die voert tot de doodskamer, en de dood veroorzaakt.)
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[17] Dat er echter een uitspansel is tussen Hemel en aarde, beduidt het volgende. De gehele ruimte van de maan tot aan de aarde is begrepen met al haar werkingen in de toornige en begrijpelijke geboorte en de maan is daarvan een godin.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[18] Zo staat ook het huis des duivels, des doods en der hel in het gebied, dat ligt tussen de maan en de aarde. Dewijl nu de toorn Gods in de uiterlijke geboorte in de diepte door de duivelen en alle goddelozen, dagelijks door de grote zonden der mensen, wordt ontstoken, zo heeft God het uitspansel, hetwelk Hemel heet, tussen de uiterlijke en de innerlijke geboorte gesteld. Want de uiterlijke geboorte van het water kan de innerlijke geboorte van het water niet verstaan, dewelke “Hemel” heet.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[21] Op de jongste dag zal de toorn zijn weggevaagd. Want er staat geschreven: Hemel en aarde zullen voorbij gaan, maar Mijne woorden zullen geenszins voorbij gaan. (Mattheus 24:35 en Marcus 13:31.) Nu is echter het onreine, dat er is: de toorn; het reine is het Woord Gods, welk Hij h=gesproken heeft. In 1 Gen. 1 staat: Er kwam scheiding tussen het water boven het uitspansel en het water onder het uitspansel.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[32] Wanneer hij echter met Zijne discipelen spreken wilde toonde Hij zichzelven aan hen in Zijn lichamelijke gestalte, opdat Hij natuurlijke woorden met hen zou kunnen spreken; want de goddelijke woorden zijn voor degenen, die in de stof zijn, onbegrijpelijk; ook het feit, dat hij zich tot zijne discipelen begaf, door dichte deuren heengaande, toont voldoende duidelijk aan, dat Zijn lichaam niet stoffelijk meer was. (Joh. 2O : 19).
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] Slechts de Hemel, is als een kloof, een afscheiding tussen beide, zodat het ene soort water aan de dood onderworpen is en het andere aan het leven. Zo regeert de onbegrepen Geest, die God heet, alom in deze wereld en vervult alles, terwijl de duivel in de duisternis woont, en God niet kan waarnemen, met geen enkel zintuig; slechts Gods werken kan hij waarnemen en verstoort deze. Toen nu God de duivel in de duisternis had gesloten, voer hij voort met zijn schepping in de zevende natuurgeest en alles ging wederom voort, zoals dat van eeuwigheid af geweest was.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[6] De andere eigenschap of de andere uiting van den Geest van God is de eigenschap zoetheid; zij werkt door in alles, wat zuur en wrang is en verzacht dat, zodat dit lieflijk en zacht wordt. Zij is een overwinning op dit wrange en zij is zelfs de bron van Gods barmhartigheid, die de toorn overwint, waardoor het boze verzacht wordt en de barmhartigheid Gods zegeviert. Hiervan ziet ge een voorbeeld bij de appel. Deze is aanvankelijk zuur, wrang; wanneer echter de zoete eigenschap de zuurheid gaat overheersen, wordt de appel door en door zoet en heerlik om te eten; zo is het ook gesteld met de goddelijke kracht. Want als men over de barmhartigheid van God den Vader spreekt, zo spreekt men van Zijne kracht, van Zijn Oergeesten, waaruit de Zoon of het Goddelijk Hart geboren wordt.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] De derde eigenschap of de derde uiting van de Goddelijke Geest die in den Vader is, noemt men de bittere eigenschap. Deze dringt door in de beide andere eigenschappen; ze werkt er in door; zij is een sidderende, en omhoog strevende eigenschap. Ze triomfeert over de beide anderen. Ze is de oorzaak en vreugdebron der dingen; de oorzaak der lachende, verheffende vreugde, door haar beeft en jubelt alles; de Hemelse vreugde vindt hierin haar oorsprong. Door haar ontstaan veelsoortige rode kleuren; zij geeft daar als 't ware vorm aan; door de zoete eigenschap worden witte en blauwe kleuren en door de wrange, zure of scherpe worden allerlei groene en donkere en gemengde kleuren in verschillende verschijningsvormen en geuren gevormd. Het bittere is de eerste geest, die het leven beweeglijk maakt; door deze geest is het heugelijke geschapen; zijn naam is 't Hart, want Hij is de sidderende, morrende, doordringende, verheffende geest, een vreugdevol triomferende geest, een belangrijke bron van het lachen. Door de eigenschap “zoetheid” wordt de eigenschap bitterheid opgelost, verzacht, zodat zij geheel lieflijk en vreugdevol wordt. Wanneer zij echter te veel naar voren treedt en zich te veel doet gelden, zo ontsteekt zij het zoete en het zure en is gelijk een bijtend, verscheurend en brandend vergif. Het is er evenzo mee, als wanneer een mens een verscheurende wond heeft, die hem ach en wee doet roepen. Deze eigenschap is in de goddelijke kracht, wanneer zij ontstoken wordt, de Geest van een toornig en naijverig God; zij is onuitblusbaar, hetgeen te zien is bij de legioenen van Lucifer. Wat meer zegt: deze eigenschap is, als zij ontstoken wordt, als een hels vuur, dat het licht uitdooft; het maakt het zoete onwelriekend, het zure snijdend., hard en kond, brengt een stank, een ellende, een treurnis teweeg, veroorzaakt een huis der duisternis, des doods en der hel en het einde der vreugden, want niets is in staat dit tegen te honden en ook niets is in staat deze duisternis weer opnieuw te doorlichten, want deze duistere, bittere, grimmige bron welt in alle eeuwigheid.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[13] De vierde eigenschap of de vierde oergeest in de kracht van God den Vader is de hitte; deze is het ware levensbegin en ook de rechte levensgeest. De wrange, zure en zoete kwaliteit is de kracht, die behoort bij het lichaam en deze heeft ook het lichaam gevormd. Want in het lichaam is de samentrekking en verdroging, de wrangheid, de koude en de hardheid, en in het water wordt de zoete hoedanigheid weerspiegeld en het licht en de gehele stoffelijke substantie van het lichaam. De bittere hoedanigheid brengt de scheiding of de vormgeving tot stand; de hitte is de geest of ontsteker des levens; door de hitte wordt de geest in het lichaam vaardig, en de geest werkt in het gehele lichaam en straalt uit het lichaam naar buiten en maakt alle hoedanigheden van het lichaam levend en bewegend. Men moet echter in het bijzonder op twee dingen in deze eigenschappen het oog vestigen. Wanneer men een bepaald lichaam beschouwt, zo ziet men allereerst de kern van alle hoedanigheden en die gevormd uit al de verschillende eigenschappen, als daar zijn: wrangheid, zuurheid, zoetheid, bitterheid en warmte; deze eigenschappen zijn alle tezamen verdroogd en zij maken het lichaam uit; de stam, de kern, waarom 't gaat.
Hoofdstuk 8: Over de hoedanigheid van een koninkrijk der Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[21] De eenvoudige zegt: “God heeft alles uit niets gemaakt”; hij kent echter dezen God niet en weet niet, wat Hij is. Wanneer deze mens de aarde aanschouwt en de ruimte rondom de aarde, dit alles is God niet en God is daar ook niet. Hij stelt zich voor, dat God woont boven de Hemelen en boven de sterren en die met Zijnen Geest regeert; die geest, die van Hem uitgaat in deze wereld en deze mens denkt, dat God hier op en in deze wereld tegenwoordig is.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[22] Deze meningen heb ik ook gelezen in de boeken en geschriften der doktoren en juist daarom is er zoveel verschil van mening en zoveel getwist onder de geleerden ontstaan. Dewijl God mij echter de poorten van Zijn Wezen in Zijne grote liefde heeft ontsloten, en dewijl Hij het verbond gedenkt, dat hij met de mensen heeft gesloten, zo wil ik alle goddelijke poorten ernstig en getrouwelijk, naar de mate van mijn gaven, opensluiten, zo ver als God het mij toestaat. Dit is niet zo te verstaan, dat ik al deze dingen begrijp, maar ik wil mededeling doen van hetgeen ik begrijp.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[37] Wanneer echter de klank van het woord Gods door de wrange, bittere dood omhoog moet stijgen en in het halfdode water een lichaam moet voortbrengen, zo wordt dat lichaam ook tegelijkertijd goed en boos; ook dood en levend, want het is aan beide zijn ontstaan verschuldigd en onderworpen aan zijn moeder: de aarde, wat betreft zijn verschijningsvorm en zijn kracht.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang