Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 716 van 1490

...  704 - 705 - 706 - 707 - 708 - 709 - 710 - 711 - 712 - 713 - 714 - 715 - 716 - 717 - 718 - 719 - 720 - 721 - 722 - 723 - 724 - 725 - 726 - 727 - 728 - 729  ...
[7] En daarom is het ook zo, dat de mens uit zichzelf niets kan doen en ook niet zal doen, ook al voelt hij zich gevleid en bespeurt hij in zijn geprangde borst een weldadig aandoend bewustzijn van een hoger leven, maar net als het druppeltje moet hij zichzelf geheel aan de Heer overgeven en Deze zal hem stellig zo opvoeden en leiden, zoals het met Zijn eeuwige liefde en ordening het beste overeenkomt en voor de mens zeker en voor eeuwig het allerbeste zal zijn! Amen."
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Zie, op deze rustplaats keek Adam omhoog naar de hoge en verre top van deze ten hemel reikende rots en bleef lange tijd stom en geheel in zichzelf gekeerd, en niemand durfde hem te vragen wat hij daar wel zag. En weldra verstomde het luide gejubel van de kinderen voor enige tijd; want allen zagen de tranen in de ogen van de vader.
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] Hier ben ik nu op de voorsabbat, omringd door duizend kinderen, rustend aan de voet van mijn schuld; en zo zal ook eens de laatste mens hier eenzaam, beroofd van alle levende schepselen en kinderen, boete doende voor mijn schuld, treurend omhoogkijken naar de eeuwige tinnen van de schitterende werelden in de oneindigheid van God en zal hij er met een groot verlangen op wachten dat de berg zich op hem stort, zodat deze hem zal verpletteren en onder zijn puin de laatste druppel van mijn grote schuld begraven!
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] Want ik merk het heel goed aan mezelf, omdat ik in mijn wijsheid steeds sprongsgewijs omhoog ga; en wanneer deze ijdele kracht mij op beperkte hoogte aan mijn eigen zwakheid heeft overgelaten, 0, dan val ik altijd als deze druppel in het bekken van mijn aangeboren nietigheid terug. Daar word ik dan onmiddellijk weer door de onbeduidendheid en de alledaagsheid verzwolgen en verdeemoedigd en tenslotte door de natuurlijke gang van zaken meegetrokken om machteloos pas weer langzamer-' (27 jan. 1841) hand de grote wet begin te beseffen, die de Heer zo bijzonder wijs en liefdevol in mijn hele wezen heeft gelegd, namelijk dat diegene aan wie de Heer beslist geen vleugels heeft gegeven om te vliegen, in weldadige en doelgerichte rust heel deemoedig thuis moet blijven en daar rustig en dankbaar moet afwachten tot het de eeuwige Erbarming behaagt ook dat bescheiden druppeltje, dat ikzelf altijd zou moeten zijn, door het beekje op te laten nemen en het te laten stromen in de richting van de morgen, waar de genade van de Heer eeuwig straalt en alwaar de oneindige liefde van de eeuwige, heilige Vader dan het bescheiden druppeltje zeker niet te gronde zal laten gaan.
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] En zie, toen dankte het gezelschap van de eerste mensen op aarde Mij in stilte, stond vervolgens op en wandelde in de richting van de morgen naar de uitgang. Daar kwam het gezelschap door een kleine versmalling in het zeer heldere daglicht, waar het zich een tijdje ophield en vol verbazing naar de loop van het murmelende, heldere beekje keek. En het zag verder naar beneden ijle nevelsliertjes uit het beekje kwiek naar de vrije ruimten van het licht opstijgen en het zag ook hoe deze, door de warmte verheerlijkt, aan het oog werden onttrokken. En allen begrepen dit schouwspel van de natuur nu goed en met een gevoel van welbehagen herkenden zij zichzelf daarin en loofden Mij daarvoor in het diepst van hun hart en jubelden uitbundig, en gingen tenslotte verder over een tamelijk brede hoogvlakte, waarop vele families huisden; en toen die reeds van verre de sneeuwwitte aartsvaderen in het oog kregen, snelden zij in groepjes over de veel gebruikte weg naar boven op hen af en lieten zich door Adam zegenen en prezen toen Mijn naam, zodat de klank van hun zuivere stemmen over de verre bergen weerklonk, en Adam nodigde alle daar wonende kinderen uit voor de volgende dag van rust, de sabbat, waarop weer een verschuldigd offer voor Mij zou ontstoken worden!
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[20] O kinderen, wie van jullie van de laatste, verste ster daarboven tot aan de laatste, verste ster in de diepte zou kunnen vallen, zie, die zou nauwelijks de sprong van een tsjirpende sprinkhaan gemaakt hebben in vergelijking met de val vanaf mijn hoogte tot in deze nameloze diepte!
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[24] En toen Adam die droevige alleenspraak had beëindigd, zie, toen begon hij te huilen en zijn trieste toestand maakte, op Henoch na, allen treurig die aanwezig waren. En Eva onderging twee keer zo erg de last die Adam bedroefde; maar zij trachtte haar tranen te verbergen om Adam's hart, door ook te huilen, niet nog triester te maken, - en zo duurde deze mistroostige toestand bijna een uur lang. Maar toen trad Seth naderbij, droogde de tranen op het gezicht van zijn vader en zei:
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[33] En zie, toen Seth deze zeer leerrijke en troostende woorden had beëindigd, keek Adam hem met een opgewekt gemoed aan en wenkte Henoch, opdat hij aan Seths wens en die van de overige hoofdstamkinderen zou mogen voldoen, - maar pas dan, wanneer de overigen zich verwijderd zouden hebben, tot op één na, die zwart haar had en niet tot hun stam behoorde, maar pas heden uit de diepte omhoog was gekomen en zich vervuld met weetgierigheid onder Adam's kinderen had gevoegd. De grote vrees voor Lamech had hem ertoe aangezet om als sterfelijke naar de onsterfelijken van de bergen te vluchten.
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[34] En nadat deze wenk aan Henoch was gegeven, stonden, zoals het bij dergelijke gelegenheden reeds van oudsher gebruik was, Enos, Kenan en Mahalaleël meteen op en gaven de kinderen te verstaan, dat zij de volgende sabbat voor zonsopgang op de bekende plaats voor Adam's woonstede moesten verschijnen en hun gaven meebrengen, maar dat zij zich nu een korte tijd moesten verwijderen, want zo luidde de wens van de vader vanwege een korte rust voor zijn hart; als er echter een teken gegeven werd, dan mochten allen zich weer om hem verzamelen en de vader tot aan de kinderen van de middag begeleiden, om zich dan van daaruit weer naar hun geboorteplaats te begeven.
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[35] En nadat deze drie hun taak goed hadden volbracht en naar hun plaatsen waren teruggekeerd en volgens Adam's wil de zwartharige man hadden meegenomen, stond als eerste Adam op en vroeg aan de vreemdeling:
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[38] Maar Seth zei tegen Adam: "O vader, zie, je terechte voortvarendheid doet deze zoon van de aarde sterven; trek daarom genadig en vol zegen je gerechtigheid terug en zeg dat de levende Henoch hem weer tot leven wekt, opdat hij dan in staat is jouw redelijke gerechtigheid te bevredigen! Amen."
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[40] Meteen daarop stond Henoch op en zijn tong vormde de volgende zinnen: "0 vaderen, waarom noemen jullie deze man een dode zoon van de aarde, hij leeft toch net als wij en is maar een arm mens uit de diepte! Als een ziek dier zich tot voor onze woning zou begeven, dan zouden wij het niet verjagen, maar het goed verplegen, totdat het genezen zou zijn: en nu een arm, verloren mens uit de diepte onder grote moeilijkheden zijn toevlucht tot ons heeft genomen, laten wij hem voor onze aangezichten zich in het stof wentelen als een worm!
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[42] O lieve vaderen, laat deze man daarom weer opstaan, opdat hij op deze hoogten de grote God moge leren kennen; want de liefde van de grote, eeuwige, heilige Vader reikt zeker verder dan onze grootste gedachte ooit maar in het minst in staat is te omvatten.
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[43] Waarom zou deze oneindige Liefde dan ook niet de kinderen van de diepte beroeren?! En heeft Zij een van hen naar ons toe getrokken, dan is het niet aan ons zulke armoede af te wijzen, maar haar aan te nemen, als ware zij daar boven, waar het nog rookt en brandt, gegroeid, - daar waar wij nog menigmaal uit dwaasheid onze blik heen richten en menen dat de rots onze schuld zou zijn of wij die van de rots!
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] O vaderen en kinderen, deze onthulde gedaante was Abel en hij nam een op hem gelijkend mens met zich mee voor het aangezicht van de aartsvaderen en zei met zeer zachte stem:
Hoofdstuk 58: Asmahaël, de vreemdeling - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  704 - 705 - 706 - 707 - 708 - 709 - 710 - 711 - 712 - 713 - 714 - 715 - 716 - 717 - 718 - 719 - 720 - 721 - 722 - 723 - 724 - 725 - 726 - 727 - 728 - 729  ...