Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 726 van 1490

...  714 - 715 - 716 - 717 - 718 - 719 - 720 - 721 - 722 - 723 - 724 - 725 - 726 - 727 - 728 - 729 - 730 - 731 - 732 - 733 - 734 - 735 - 736 - 737 - 738 - 739  ...
[1] Toen Adam uitgesproken was en niets meer had en ook niets meer wist waarover hij wilde of kon spreken, dankten de kinderen hem voor deze laatste mededeling; want allen, op Henoch na, dachten dat Adam nu niets meer zou zeggen. Kort hierna maakte Henoch de kinderen opmerkzaam op de rede van Asmahaël en allen richtten al hun aandacht op Hem en Seth zei:
Hoofdstuk 96: Asmahaëls spreekt over het woord Gods - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Na deze aanroep van Seth deed Adam toch weer zijn mond open en zei: "Seth, ik merk en ik zie uit jouw enigszins verlegen uitroep zeer goed in, dat aan de komende woorden van Asmahaël jou meer gelegen is dan aan alle woorden van Henoch, die toch ook uit God waren, en aan al mijn woorden, waardoor je toch in de eerste plaats het wezen van God leerde kennen als de Schepper van alle dingen en ook als een liefdevolle Vader voor diegenen van mijn nakomelingen die Hem bovenal liefhebben; want nog nooit heb ik je, zoals nu, de Heer horen aanroepen om honderd harten en zevenhonderd oren om onze woorden op te kunnen nemen!
Hoofdstuk 96: Asmahaëls spreekt over het woord Gods - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] Luister, kinderen, ik zeg jullie: doe wat je goeddunkt en Asmahaël mag tot de kinderen spreken zoals hem goeddunkt; hij zal evenwel mijn door mijn kinderen niet gestilde honger en dorst niet lenigen! Want van nu af aan zal de maag van mijn geest mijn hele leven lang honger en dorst lijden; en ik wil geen kruimel en geen slok meer uit vreemde hand slikken, maar dat wat mij mijn eigen innerlijke grond aan zal dragen, wil ik verteren, maar niemand zal ik daarvan mee laten delen! Mijn nieuwsgierigheid zal in het moeras van mijn schuld aan God verstikken en late tranen van berouw zullen het door het vuur van mijn blinde naijver verdorde leven drenken! En als ik er niet langer meer zal zijn, moge God in de nacht van de wereld mijn kleed aantrekken om mij te redden en mijn van gif druipende wond te genezen, die de slang uit mijn eigen hart met haar scherpe tanden in mijn vlees heeft gemaakt en die tot de dood leidt van alle mensen die deze aarde betreden!
Hoofdstuk 95: Adam wordt terechtgewezen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Na deze woorden van Asmahaël stond Adam meteen weer op en kon zich niet houden aan zijn uitgesproken gelofte levenslang te zullen zwijgen, die hij toch al reeds tevoren tegenover Seth verbrak, maar terstond begon hij de volgende woorden, als een soort zelfbekentenis, te spreken:
Hoofdstuk 97: Adams bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] Waarlijk, zelfs de gisteren volkomen onverwachte, genadevolle verschijning van de Heer was, ofschoon deze begeleid werd door het meest uitzonderlijke liefdes - en genadelicht, voor mij niet veel beter dan een buitengewoon felle bliksemschicht in de duistere nacht!
Hoofdstuk 97: Adams bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Henoch heeft dat gedaan en wel uit de Heer Zelf; maar voor mijn nacht was zijn vonkje te zwak en ik begreep - om de waarheid te zeggen zowel erna als ervoor niets meer dan slechts de woorden waaruit deze mooie, heerlijke toespraak bestond.
Hoofdstuk 97: Adams bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] O kinderen, luister en verheug je met mij; deze lange nacht is bij mij nu ten einde!
Hoofdstuk 97: Adams bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Na deze bekentenis van Adam stond ook Seth terstond op en wilde met spreken beginnen; maar Asmahaël gaf hem een teken, dat hij moest zwijgen en voegde er aan toe:
Hoofdstuk 98: Het zwijgen van de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Waarlijk, nu komt mij mijn te geven zegen voor, als wilde ik water naar de zee dragen om deze daardoor te vergroten en te laten toenemen!
Hoofdstuk 98: Het zwijgen van de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Na deze woorden vol genade greep Adam, terwijl hij hardop dankte, loofde en prees, meteen naar de vruchten en het brood en at en dronk en beduidde de anderen hetzelfde te doen. En allen aten en dronken en hun lichaam werd gesterkt en ook hun geest, waarvoor ze dankbaar waren.
Hoofdstuk 99: Goddelijke en menselijke wetten - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] "O mijn grote God en Heer, ik wil U graag 'Vader' noemen! Het vroegere grote, mooie paradijs was rijk aan alle vreugden van het leven; maar deze hielpen mij niet. Omdat ik rijk was, heb ik mij van U verwijderd; U nam mij mijn rijkdom af en begiftigde mij daarvoor in de plaats met allerlei armoede. O Heer, pas nu dank ik U daarvoor en zeg hardop:
Hoofdstuk 99: Goddelijke en menselijke wetten - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Het hart is de aarde, de liefde is de mest en Gods liefde is de vruchtbare regen; het daarop volgende licht der genade is de warme zonneschijn. Deze vier dingen tezamen bewerken in de eerste plaats dat de graankorrel vergaat. Deze toestand is gelijk aan de nacht of aan de vruchteloze winter. In deze toestand weet de mens niets, begrijpt niets en ziet niets en het gevoel van de vernietiging is zijn begeleider; maar wanneer dan de lente of de morgen komt, beginnen uit de vergane vrucht worteltjes in de aarde te groeien en waar zij zich in liefde tot een bundel samenvoegen, verheft zich vol leven een nieuwe stam en deze bouwt onvervaard een nieuwe woning voor de toekomstige rijping van een honderdvoudig leven.
Hoofdstuk 96: Asmahaëls spreekt over het woord Gods - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] Kijk naar de halm, waaraan de door vruchten en leven zwaar geworden aren vrolijk wiegen, en zie uit hoeveel duizenden en duizenden buisjes deze bestaat, waardoor de aar louter voedsel uit de schoot der aarde opzuigt! Kijk naar de lange, hangende bladeren aan de halm en zie hoe mooi en hoe buitengewoon doelmatig zij zijn gevormd en voorzien zijn van talloze kleine, spitse uiteinden om hierdoor de spijs van de hemel op te nemen, opdat daardoor de spijs uit de aarde zelf levend zal mogen worden! Kijk naar de bruinachtige ringen aan de halm, die gemaakt zijn opdat, naar mate het leven van de nieuwe vrucht zich hoe langer hoe meer opgeheven en vrijgemaakt heeft uit het slijk van de dood van de aarde, ten eerste het zuivere leven gevrijwaard zal worden voor achteruitgang veroorzaakt door het diepe slik, en ten tweede dat de aan de aarde ontnomen voeding zal worden verfijnd en veredeld en zich om tot leven te komen, volkomen zal vermengen met de enige leven gevende spijs uit de hemelen! Kijk naar de vele lange, spitsvormige blaadjes van het kaf, hoe zij zich allemaal zorgvuldig naar het licht wenden om de zuivere genadespijs van Gods zon begerig in zich op te zuigen, opdat de in nieuwe hulsjes ingesloten vrucht des levens door geen andere spijs meer gevoed zal kunnen worden dan alleen door die van de genade uit de zon! Kijk naar de weldra daarop volgende, zich vlijtig wiegende bloesem, die rijkelijk voorzien is van het uit de hoogste hemelen aangereikte manna, dat als een fijne dauw te beschouwen is en de vrucht het eigenlijke zich voortplantende eeuwige leven geeft! Zie hoe dan, wanneer zich dat allemaal heeft voorgedaan, alles van de halm dat aan de aarde ontnomen is, begint te verwelken en in zekere zin afsterft; maar hoe meer het aardse afsterft, des te meer bestendigt en bevrijdt het leven zich uit de eveneens stervende aar en uit zijn stervende hulzen!
Hoofdstuk 96: Asmahaëls spreekt over het woord Gods - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] Na deze dankzegging van Adam begonnen echter Enos, Mahalaleël, Jared en ook moeder Eva bij zichzelf te denken: "Hoe komt het toch, dat Adam voor het eerst zijn gelofte verbrak en at en dronk? En als hij nu spreekt, dan spreekt hij alsof God in levende lijve voor hem stond!"
Hoofdstuk 99: Goddelijke en menselijke wetten - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Nu kwam ook Jared naar Henoch toe en vroeg hem heimelijk: "Luister, mijn geliefde zoon, alles komt mij nu zo vreemd voor! Deze Asmahaël, die jouw leerling zal zijn en in mijn woning zal wonen, heeft naar mijn begrip zo veel wijsheid en kennis over alle dingen, dat zijn woorden de jouwe verreweg overtreffen! Daaromtrent wil ik je geen verwijt maken - want jouw woorden zijn immers woorden van boven en geen woord ervan is ijdel en ieder woord toont volkomen de bedoeling aan zowel lichamelijk als geestelijk, en van alles wat je zegt bevinden zich in het hart van ieder mens levende overeenkomstige vormen -; maar ongeacht al dit goede en ware en zonder er ook maar de geringste afbreuk aan te doen, is er toch een groot verschil tussen jouwen Asmahaëls taal!
Hoofdstuk 100: Jareds gedachten over het wezen van Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  714 - 715 - 716 - 717 - 718 - 719 - 720 - 721 - 722 - 723 - 724 - 725 - 726 - 727 - 728 - 729 - 730 - 731 - 732 - 733 - 734 - 735 - 736 - 737 - 738 - 739  ...