Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 729 van 1490

...  717 - 718 - 719 - 720 - 721 - 722 - 723 - 724 - 725 - 726 - 727 - 728 - 729 - 730 - 731 - 732 - 733 - 734 - 735 - 736 - 737 - 738 - 739 - 740 - 741 - 742  ...
[3] de vaderen zijn beslist ontstemd en wel ten eerste vanwege ons ongelegen verschijnen en ten tweede vanwege de woorden van de hun onbekende begeleider, waaruit zij zo ongeveer konden opmaken dat hij deze ten gunste van hen tot de vaderen gericht had.
Hoofdstuk 112: Lamech en Methusalah spreken samen over de vreemdeling - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] Maar Methusalah scheepte zijn zoon kort af, door te zeggen: "Beste zoon, denk er eens over na of we door wat voor nieuwe wending dan ook aan de zaak te geven, deze beter kunnen en willen maken!
Hoofdstuk 112: Lamech en Methusalah spreken samen over de vreemdeling - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] "Vader, wat vind jij van de korte toespraak van deze jongeling? Naar het mij voorkomt schijnt hij heimelijk veel met zichzelf op te hebben; dat dat zo is, wordt voldoende getoond wanneer hij zegt: 'Waar ik ben, is het goed!' Waarom zegt hij niet: 'Waar Adam en de kinderen Gods zijn, is het goed te zijn?'
Hoofdstuk 113: Henochs woorden tot Methusalah en Lamech - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Zie, dat en nog heel wat meer is voor mij volslagen onverklaarbaar! Zeg me daarom toch eens, als je kunt en wilt, hoe dit allemaal op jou overkomt en waar jij deze jongeman voor houdt en wat je van hem denkt! Amen."
Hoofdstuk 113: Henochs woorden tot Methusalah en Lamech - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Zo vragen en raden jullie ook! Maar wanneer ik je zou zeggen: 'Ik, Henoch, ben jullie vader!', - wat vind je dan van deze uitspraak?
Hoofdstuk 113: Henochs woorden tot Methusalah en Lamech - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] "Luister, vader Methusalah, wat was dat nu weer?! Wat heeft vader Henoch, aan wie we toch niet om een verklaring gevraagd hebben, met deze woorden willen zeggen?
Hoofdstuk 114: Het ongeduld van Lamech. Het antwoord van Methusalah - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Na deze woorden verstomde ieders tong en iedereen dacht meer of minder na over de gebeurtenissen van deze dag en loofde en prees God in zijn hart voor zulke grote bewijzen van genade. En zij die Asmahaël reeds hadden herkend, hielden ononderbroken hart, oog en oor op Hem gericht. Asmahaël sprak intussen zachtjes met Abedam; van hetgeen werd besproken kon niemand iets verstaan.
Hoofdstuk 115: De slang in de boom - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] En de slang: "Hij is God van eeuwigheid her en Schepper van alle dingen die Hij mij heeft gegeven en Hij werd zwak, omdat Hij mijn heerlijkheid zag die groter was dan de Zijne, waarop Hij ontbrandde in het heftigste vuur van Zijn toorn, mij vervloekte, mij mijn heerlijkheid ontnam en daarmede de schandelijke wormen op aarde tooide, opdat zij aan Zijn beeltenis gelijk zouden worden; mij daarentegen begiftigde Hij met de eeuwige vloek en gaf mij deze allerschandelijkste gestalte van een worm!"
Hoofdstuk 115: De slang in de boom - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Na deze woorden stond Adam op en riep Asmahaël bij zich. Toen Asmahaël Zich terstond bij Adam vervoegde, vroeg deze Hem:
Hoofdstuk 117: Adams vraag aan Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] En na deze woorden wendden zij zich allemaal naar Asmahaël, zagen Hem aan, maar zeiden geen woord, maar ieder dacht daarbij nog aan zijn vragen vol twijfel omtrent Asmahaël met uitzondering van Henoch, Abedam, Methusalah en zijn zoon Lamech. Want de eerste twee wisten maar al te goed wat Adam's woorden betekenden omdat zij dat uit Mij wisten; de twee jongsten wisten eigenlijk nog helemaal niets, maar bij hen volgde de ene verwondering op de andere. Het zou nu juist helemaal naar hun wens zijn geweest, nog meer van dergelijke taferelen te zien; ja, hun vrolijke verwondering was zo groot, dat zij daardoor bijna geheel vergaten nog verder navraag te doen over Mij, hetgeen voorlopig ook heel goed voor hen was.
Hoofdstuk 117: Adams vraag aan Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Al deze vragen beantwoordde Henoch evenwel zeer kort: "Vader, je maakt je zorgen voor niets! Asmahaël zal ons niet verhelen wat hij van ons wil; waar je wel verzekerd van kunt zijn is, dat wij allen reeds, tot nu toe gerekend, meer van Hem ontvangen hebben dan wij van onze kant ooit in staat zullen zijn Hem door alle eeuwige tijden heen ook maar een zonnestofje groot te vergelden!
Hoofdstuk 119: Jareds zorgen over het onthaal van Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Zie, door dergelijke beslist geen onbelangrijke zaken word ik zeer bewogen en daarom om hiervoor genoemde reden gedwongen, jou, vader, met deze vragen te laten weten wat mij dwars zit en waaraan het mij nu het meest ontbreekt! Geef mij een antwoord over wat er met Asmahaël aan de hand is, voorzover je wilt en kunt en ook in zoverre je het voor mij nodig en bevorderlijk en met de heilige wil van God verenigbaar acht! Amen."
Hoofdstuk 120: De gesprekken van de patriarchen over Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] En Seth antwoordde zijn zoon: "Enos, je hebt gelijk en ook je vragen zijn terecht en er kan op de gehele aarde geen meer gerechtvaardigde vraag zijn en ook geen vraag die dringender zou kunnen zijn dan deze; ook is er geen rechtvaardiger mens dan iemand die ernstig naar God vraagt en voor wiens ogen Gods daden ook niet ongemerkt voorbij trekken; maar beter en meer verheven dan dit alles is: uit zuivere liefde iedere wet in acht te nemen die vanuit Gods eeuwige ordening aan iemand is opgelegd!
Hoofdstuk 120: De gesprekken van de patriarchen over Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] En Asmahaël antwoordde Seth als volgt: "Luister Seth! Jouw woord is een waar woord; want het is een woord uit Mij. Iedereen echter met een deemoedig hart die spreekt uit naam van Mijn wil en dat niet doet uit wat voor tijdelijke beweegredenen of zelfzuchtige interesse ook, maar alleen uit liefde tot Mij en daaruit tot zijn broeder, - waarlijk, niet één klank zal er over zijn lippen komen, die niet uit Mij zal zijn! Maar diegene die weliswaar ook uit Mijn naam spreekt, maar daarbij zijn oog verheft boven dat van zijn broeder en zijn hart hebzuchtig laat verzinken in de voren van de aarde, - waarlijk, die is als een giftige heester, omdat hij evenals deze het goddelijke liefdeslicht en zijn alles levendmakende warmte binnenin zich omzet in wat verderfelijk en dodelijk is, in plaats van in het ontluikende en het eeuwig levend makende!
Hoofdstuk 118: Het doel van het aardse leven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] Enige anderen wilden ook nog over alle mogelijke zaken beginnen te vragen; maar Adam stond meteen op en zei: "Kinderen, luister in naam van Jehova: wie nog iets op zijn hart heeft die houdt dat voor zich en neemt het stilzwijgend mee naar huis; want op het juiste moment zal iedereen van boven een helder licht voor de onverlichte kamertjes van zijn hart ontvangen! Maar denk er nu aan dat wij nog niet in middernacht zijn en nog veel minder thuis, - vandaar dat het nu voor ons allen noodzakelijk is dat wij ons weer in de aangegeven nieuwe opstelling op weg begeven om het grote aantal middernachtelijke kinderen aan de sabbat van morgen te herinneren en hen ook uit te nodigen voor het belangrijkste, levende feest van deze geheiligde dag, die God Zelf tot een rustdag heeft gemaakt en deze gesteld heeft als een gedenkdag, opdat wij ons herinneren zullen dat de Heer, onze grote, heilige God Jehova ons aller Schepper, Bewaarder, Leider en meest liefdevolle Vader is en ons bovenmate genadig en barmhartig gezind is!
Hoofdstuk 119: Jareds zorgen over het onthaal van Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  717 - 718 - 719 - 720 - 721 - 722 - 723 - 724 - 725 - 726 - 727 - 728 - 729 - 730 - 731 - 732 - 733 - 734 - 735 - 736 - 737 - 738 - 739 - 740 - 741 - 742  ...