Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 74 van 1166

...  62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87  ...
[2] De generaal zegt: 'In welke voorstad is het en op welke verdieping?' De kamerdienaar zegt: 'De voorstad noem ik om goede redenen (daarbij op mijn vrouw wijzend) niet. Het is echter op de tweede verdieping. Want als men zich voor de vijand terugtrekt, moet men hem niet aan zijn neus hangen waarheen!' De generaal zegt: 'Bent u misschien ook al eens gevlucht voor een vijand, dat u dit zo goed weet?' De kamerdienaar zegt: 'Op twee manieren, mijnheer! Een keer als wachtmeester voor een echte vijand, die het bommen, granaten en kartetsen deed regenen, en kort daarna voor een onechte, nl. mijn vrouw. Toen heeft het wel geen bommen, granaten en kartetsen geregend, maar wel hele sprinkhanen plagen van lasterpraatjes! Vijf jaar heb ik het uitgehouden met alle geduld en liefde. Maar het was absoluut onmogelijk om het nog langer bij haar uit te houden. Ik trok me daarom van die tweede vijand terug, zocht een baan en vond er spoedig een, namelijk deze hier. Wanneer misschien, edele heer, uw gemalin voor deze zaken bij mijn beminnelijke echtgenote in de leer wil gaan, dan kan ik haar geen geschikter persoon aanbevelen!'
Hoofdstuk 73: Vervolg van het huwelijksverhaal. Emma's zenuwcrisis en ommekeer - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[7] De generaal zegt daarop: 'Ja, als de zaak zo ligt, dan heb ik medelijden met jou en ook met je vrouw, die inderdaad ziek schijnt te zijn. Natuurlijk kun je onder zulke omstandigheden als heer, mens en echtgenoot je Emma in geen geval verlaten. Ik moet jullie nu voor dringende zaken verlaten, maar ben over een paar uur weer bij jullie terug. Maak voor mij een kamer gereed, want ik zal enkele dagen bij jullie doorbrengen.' De generaal gaat nu weg. De bedienden beginnen weer alles terug te plaatsen, hetgeen hun enigszins noodlottig voorkomt. En mijn Emma lijkt totaal veranderd en weet zich nauwelijks meer iets te herinneren van wat er eerder tussen ons is voorgevallen. Ik was heimelijk verbaasd, Emma, daarnet nog een duivelin, was nu als een engel!'
Hoofdstuk 73: Vervolg van het huwelijksverhaal. Emma's zenuwcrisis en ommekeer - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[8] Max Olaf zegt: 'Heer, tot deze goed gefundeerde opvatting kwam ik juist door Uw heilig en goddelijk woord. Want woorden zoals de Uwe, zo vol waarheid, zo vol van de hoogste kracht, wijsheid en liefde, komen niet uit de mond van een geschapen geest! Dat niemand de Godheid Zelf in haar innerlijkste oerwezen kan aanschouwen en tevens in leven blijven, weet ik heel goed. Maar de Godheid die door Mozes sprak, sprak eeuwen later in al haar volheid door de mensenzoon Jezus. En Deze zei: 'Ik en de Vader zijn één; wie Mij ziet, ziet ook de Vader!' Indien echter Jezus dat leerde en Zijn leerlingen Hem zelfs heel goed mochten zien en horen, zonder dat ze hun leven verloren, dan zie ik werkelijk niet in, waarom men zich God zou moeten voorstellen in een eeuwig ontoegankelijk licht. Bovendien lijkt het mij boven elke twijfel verheven dat U die bewuste Heer Jezus bent, die ons deze meest verheven leer heeft gegeven! En zodoende ben ik met mijn harten met mijn onwankelbare geloof al op de juiste plaats. En ik ben van mening dat ik, hoe meer ik U met hart en ogen zal aanschouwen, niet alleen mijn leven niet zal verliezen, maar dat het steeds meer toe zal nemen. Heb ik gelijk of niet?'
Hoofdstuk 77: Olafs voorspraak bij de Heer. Goede getuigenis van de Godheid van Jezus en volledige overgave aan de wil van de Heer. Verzadiging van de arme zielen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[6] Jellinek zegt: 'Ja, mijn achtenswaardige zuster Helena, hier gaat het nu wel heel anders toe dan in Wenen, waar we ons beiden, zaliger gedachtenis, nog in ons lichaam onder de vrijheidsstrijders bevonden! Want hier geldt in de meest ware zin van het woord: leven of dood hemel of hel! De Heer van de oneindigheid, de almachtige Schepper, is hier onder ons! En Zijn myriaden machtige dienaren zullen, al zijn ze voor ons nog onzichtbaar, zeker niet ver van hier wachten op Zijn heilige wenken. Zo kun je je alvast een beetje een begrip vormen over het onuitsprekelijke belang van deze grote kamer, waarin de Heer van alle hemelen en werelden met ons, zijn jongste vrienden, beslissingen zal gaan nemen, waarvan alle toekomstige tijden en eeuwigheden zullen afhangen. Nu, wat denk je bij jezelf, als je deze zaak eens echt in het juiste licht beschouwt?'
Hoofdstuk 78: Waarschuwing om voorzichtig te zijn met halfblinden. Aankondiging van een hemelse raadsvergadering. De grootheid, eenvoud en goedheid van de Heer - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[17] Maar desondanks staat tussen koning en volk onze enige Jehova Zebaoth, die alles op een voor ons onbekende wijze in de beste orde kan brengen. Het grote werk behoort aan de Heer alleen! Zo, mijn beste, staat het met deze zaak.'
Hoofdstuk 80: Helena’s ongeduld wordt tot rust gebracht. Mozes en David spreken. Helena's tussenspraak en Davids narede - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[1] Daarop verheft Petrus zich en zegt namens alle apostelen: 'O Heer, mijn liefde, mijn leven! In Rome, de oude hoofdstad van de heidenen, heerst nu al zo'n duizend jaar lang een hiërarch die zijn leer heeft samengesteld uit het heidendom, het jodendom en ook uit Uw zeer beknotte leer. Hij noemt zich paus en plaatsbekleder van God op aarde! Zijn troon noemt hij mijn stoel en zichzelf mijn opvolger! Hij beweert in het bezit te zijn van de volle macht van Uw allerheiligste Geest, maar zoekt, wanneer hij in zijn wereldlijke of geestelijke heerschappij door oproer wordt bedreigd, nooit hulp in zijn vermeende kracht van de Heilige Geest, maar enkel bij de grote machthebbers op aarde. Deze paus zit nu in grote moeilijkheden en roept openlijk Maria aan als zijn enige vermeende hulp, om bescherming en spoedig herstel van zijn rijk. Omdat hij echter zelf niet gelooft in dergelijke hulp, laat hij nu ook nog andere hulp toe, waartegen hij voor de schijn wel protesteert om de wereld als het ware te tonen dat hij meer dan genoeg bescherming uit de hemelen zou hebben en dus geen andere hulp nodig heeft. Maar indien de wereldse machthebbers hem, ondanks al zijn protesten, toch willen helpen, dan moet het ook duidelijk zijn, dat deze helpers heimelijk door de machtige hemelkoningin aangespoord worden om de kerk van God op aarde te helpen, wanneer de poorten van de hel haar dreigen te overweldigen! Wat zegt U, Heer, dan wel van deze gemeente?
Hoofdstuk 81: Petrus' scherpe oordeel over Rome. Paulus' heldere rede over de genade - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[11] Nu rijst de grote vraag, wat Ik nu eigenlijk moet doen. Help Ik de koningen, dan zullen ze de oude duisternis weer over hun volkeren verbreiden, waarin het geen enkele geest mogelijk zal zijn zich gemakkelijk vrijer te ontwikkelen, en de haat tegen de onderdrukkers van de geest zal groeien. Help Ik echter het volk, dan zal dit flink wraak nemen op de voormalige machthebbers en zal het Mijn door Rome zeer verdacht gemaakte leer, waar zoveel kwaad uit zou zijn voorgekomen, tenslotte dikwijls helemaal overboord gooien en er de volkeren een zuiver wereldse leer voor in de plaats geven!
Hoofdstuk 82: Blum en Jellinek geven hun mening. Het antwoord van de Heer - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[8] Jellinek zegt: 'O Heer, wat broeder Robert Blum heeft gezegd, is mij uit het hart gegrepen, net als datgene wat vóór hem de grote Paulus sprak, wiens rede een gloedvolle stroom van waarheid was. Wat zou ik dan nog meer kunnen zeggen? Daarom zeg ik slechts: Heer, Uw alleen heilige wil geschiede, en dan zal de heerlijkste orde de arme aarde kussen! Wat echter daarvoor de grote aartsvaders gesproken hebben, ging in zekere zin mijn bevattingsvermogen te boven! Zij bedoelen het misschien ook goed, maar dan zeker op een heel andere manier dan Robert Blum en ik. Het komt me toch wat vreemd voor, dat ze steeds de vervulling van een of andere belofte van U verwachten en U beschuldigen van een zekere aarzeling! Maar, zoals gezegd, ik begrijp er niets van. Ik beleef er overigens grote vreugde aan, dat ik nu als een late nakomeling eindelijk eens diegenen persoonlijk leer kennen, aan wier bestaan ik zo vaak heb getwijfeld! Er ligt werkelijk een heilige ernst op hun gezichten. Mijn bijdrage is hiermee beëindigd!'
Hoofdstuk 82: Blum en Jellinek geven hun mening. Het antwoord van de Heer - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[1] Ik zeg: 'Mijn liefste Helena, je hebt de zaak naar jouw ervaringen en inzichten werkelijk goed en logisch uiteengezet. Op zich genomen kan jouw wens als zeer waardevol worden beschouwd en er zal hier en daar het een en ander gebeuren zoals jij het wenst, maar over het algemeen ging je toch een beetje te ver. Ik zie helaas maar al te goed, hoe verscheidene vorsten, van wie er al enkele zijn gevallen, overal eerder voor deugden dan om regent over een volk te zijn. Maar wat is daaraan te doen?
Hoofdstuk 85: Kritiek van de Heer op Helena's voorstellen. De aarde kan onmogelijk een paradijs zijn zolang ze oord ter beproeving is. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Daar zie ik net een groepje mensen die bijna helemaal vertrapt zijn en uit vele wonden bloeden. Deze bewegen zich in de richting van de troon en willen de koning smeken om hun schriftelijk verzoek tot stopzetting van zulke kwellingen in te willen zien. Dit wordt de koning gemeld en deze zegt tot zijn dienaren: 'Laat niemand het bij zijn leven wagen één van die ordinaire mensen voor mijn troon te laten verschijnen!' Daarop zeggen de dienaren tegen de hulpzoekenden: 'De koning is druk bezig, zodat hij niemand kan ontvangen. Jullie moeten naar zijn beambten gaan en bij hen jullie verzoek indienen; deze zullen het dan in behandeling nemen. Daarop zeggen de hulpzoekenden: 'Maar juist over hen willen we ons beklag doen bij de koning! Want zij zijn het, die ons zo smadelijk vertrappen!' Dan zegt de dienaar van de koning: 'Zo, ja, dat is inderdaad wat anders! Gaat nu maar rustig naar huis en laat het verder maar aan ons over; wij zullen deze zaak wel klaren! Maar jullie moeten ons nauwkeurig jullie namen en adressen opgeven, anders zouden we immers niet weten wie en waar we moeten helpen!' De armen overhandigen de dienaren hun verzoek en deze nemen ze met een schijnbaar oprechte welwillendheid aan. Als echter de armen zich weer verwijderen, in de stellige overtuiging dat zij zullen worden geholpen, wordt er meteen een ijlbode naar de beambten gestuurd met de instructie om de genoemde onderdanen, die nog genoeg kracht bezaten om bij de troon te gaan klagen, nog meer te vertrappen. En zie, bij hen thuis wordt nu trouw opgevolgd wat de eerste dienaar van de koning beval. Ach, dat is toch al te ellendig en gemeen! De dienaar bericht dit alles nu aan de koning en deze prijst hem ten zeerste en verleent hem een onderscheiding.
Hoofdstuk 90: Verdere ontwikkeling van het tijdsbeeld. Waarom laat God de gruwelen in de wereld toe? - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[1] Op Mijn uitnodiging staat Robert op en zegt: 'O Heer, Gij liefde der liefde, vriend der armen, wijste onder de wijzen uit U! De hele zaak is naar haar uiterlijk voorkomen wel zonder meer duidelijk beschreven, maar omdat Helena zich op het gebied van overeenkomsten nog niet het nodige inzicht eigen heeft kunnen maken, waardoor ze zulke verschijningen zou kunnen begrijpen, is het toch nodig haar deze zaak te verduidelijken.
Hoofdstuk 93: Robert verklaart het aanschouwde. Eigenliefde en hoogmoed, de diepste wortels van het kwaad. De onveranderlijke Godswil - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[35] Wat belet ons dan om ook naar die man toe te gaan, waarvan Dismas, evenals alle anderen die nu reeds gelukkig zijn, verklaren dat Hij de Godheid zelf is? Mijn mening luidt dus: is die Jezus werkelijk God zelf, ondanks ons starre ongeloof, dan zou ons verzet tegen Hem meer dan gewaagd zijn. Zou Hij niet zijn wat Dismas en de andere gelukkigen van Hem beweren, wel, dan hebben we werkelijk niets verloren, als we Hem tot onze vriend maken. Als de anderen het immers goed hebben aan Zijn zijde, waarom zouden wij het dan slecht hebben, wanneer het slechts van ons afhangt om naar Hem toe te gaan en Hem door onze hartelijkheid te winnen? Zo niet, dan verliezen we ook niets. Alles wat we daardoor echter bereiken, kan slechts winst voor ons zijn. Want wie, zoals wij, helemaal niets heeft, die heeft ook nooit iets te verliezen, alleen maar te winnen. Laten we dus toch maar naar de Heer van dit huis gaan; het zal dan wel duidelijk worden welke vangst we hebben gedaan, wanneer we met Christus hebben gesproken. Hoe denken jullie over deze zaak?'
Hoofdstuk 104: Dismas en zijn vroegere vrienden. Allerlei soorten verweer van de geestelijk tragen. Hongerkuur voor stijfkoppige ongelovigen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[1] Ik zeg echter tegen Bruno: 'Mijn beste Bruno, je bent waarlijk een goede visser. Met één worp heb je Me een vol net gebracht. Dat is ware meesterschap, dat zijn goede loon ten volle waard is! Wanneer we nu deze vissen uit het net halen, zal pas duidelijk worden of er niet sommige bij zijn, die terzijde gelegd en weer terug in zee geworpen moeten worden vanwege hun te grote magerte. Maar dat doet in geen geval iets af aan jouw verdienste voor Mij. Want het schiften is een zaak van Mij alleen, terwijl jou, als de door Mij uitgezonden visser, alleen het vangen van de vissen was opgedragen. Iedere visser heeft al genoeg gedaan wanneer hij zijn netten gevuld heeft, en hoeft er niet op toe te zien of de vissen goed of slecht zijn. Ik echter als de Heer kan dan bepalen, welke vissen voor Mij geschikt zijn en welke niet.'
Hoofdstuk 110: De Heer over zielen-visvangst. Brood, wijn en hemelse kleding - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[16] Ik denk dat dit toch duidelijk moet zijn? Maar jij vindt deze belangrijke waarheid slechts dom, omdat je de zaak opvat, alsof men zich eerst totaal willoos zou moeten maken, om pas dan een vreemde wil als de eigen werkende wil in zich op te nemen. Wie heeft je eigenlijk ooit zo'n leer gegeven? Ik weet even goed als jij, en misschien nog wel beter, dat men zonder wil helemaal niet kan willen wat een ander wil, want een mens zonder wil zou of een domme automaat, of eenvoudigweg een standbeeld zijn. Het is toch vanzelfsprekend, dat een mens zijn wil alleen zo kan laten overgaan in die van een ander, wanneer hij juist met zijn eigen wil die van een ander vastbesloten aanvaarden wil en zijn handelingen daarop instelt.
Hoofdstuk 112: Bruno onderricht zijn pupillen. Bedenkingen tegen weder geboorte en vrije wil. Bruno geeft hun opheldering - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[4] Men zegt weliswaar: het pausdom lijkt op de zuivere leer van Christus als een vuile laars op een mediceïsche Venus, maar dat verandert mijn mening over het Christendom en zijn stichter niet, want wat van God uitgaat, kan geen menselijke zelfzucht ook maar in het minst veranderen. Zou dus de leer van Christus goddelijk zijn, dan zou het toch al te gek zijn, als de ellendige mensheid in staat was daaraan naar zijn zelfzuchtige believen iets te veranderen! Zou het de Godheid werkelijk slechts daarom te doen zijn met de leer van de volledige vrijheid van wil de mensheid ook toestemming te geven om naar believen op een schandalige manier met die leer om te springen? Dan vriend, vaarwel Godheid, want dan moet zelfs een blinde inzien dat zo'n leer voor de mensheid nog minder nut heeft dan helemaal geen leer!
Hoofdstuk 113: Rede van de lomperd over de misvorming van de religie door de priesters - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
...  62 - 63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87  ...