Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 733 van 1490

...  721 - 722 - 723 - 724 - 725 - 726 - 727 - 728 - 729 - 730 - 731 - 732 - 733 - 734 - 735 - 736 - 737 - 738 - 739 - 740 - 741 - 742 - 743 - 744 - 745 - 746  ...
[1] Na deze woorden van Asmahaël, die ook door Enos, Mahalaleël en Jared zeer goed werden begrepen, stond ook Adam samen met alle overigen op en wilde zich naar Asmahaël reppen, gedeeltelijk uit een grote eerbied die de overhand had, gedeeltelijk echter uit de met eerbied steeds verbonden liefde, die in het bijzonder in de tegenwoordigheid van de Eerbiedwaardige zelden afwezig is. Maar Asmahaël beduidde hun op hun plaats te blijven en zei het volgende:
Hoofdstuk 134: Asmahaëls gelijkenis over de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] "Luister. Ik zal jullie een gelijkenis vertellen; deze moet je beoordelen! En zij luidt als volgt:
Hoofdstuk 134: Asmahaëls gelijkenis over de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Toen Asmahaël deze woorden met grote nadruk tot de aanwezigen had gericht, werden zij allen door een grote angst gegrepen en niemand was in staat met enig opbeurend woord van troost de anderen bij te staan; want de voor iedereen nu onmiskenbare waarheid maakte hier elke troostende uitvlucht zo goed als geheel onmogelijk, vandaar dat er dan ook een diepe stilte intrad, waarin iedereen bij zijn hart te rade ging en ondertussen naarstig zocht naar een troostende reden ter verontschuldiging. Maar het verarmde hart was niet bij machte datgene te verschaffen waaraan het zelf het grootste gebrek had.
Hoofdstuk 135: Adams dwaze antwoord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Zie, U verlangt het onmogelijke van ons! Al ziet U in Uw volkomenheid ook deze onmogelijkheid niet in, dan kunt U toch tegenover mij datgene niet ontkennen wat ik nu in mijzelf maar al te helder en overduidelijk waarneem!
Hoofdstuk 135: Adams dwaze antwoord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Dat het ons allen niet aan goede wil ontbreekt, zult U hopelijk zowel uit mijn woorden als uit mijn hart duidelijk op kunnen maken! Neem, o machtige Asmahaël, deze door de nood gedrongen uitbarsting van mijn hart niet ongenadig op; wie altijd machtig is kan zichzelf helpen indien hem iets dwars zit, - maar voor de onmachtige worm in het stof blijft niets anders over dan zich stervend te krommen wanneer hij door de hoef van het machtige paard getrapt en voor de helft verpletterd wordt!
Hoofdstuk 135: Adams dwaze antwoord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] O overweeg deze woorden en bedenk wel wat het betekent een onmachtig schepsel te zijn dat zichzelf voelt aan de onzichtbare zijde van een oneindige en boven alles uitrijzende machtige Schepper!
Hoofdstuk 135: Adams dwaze antwoord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Na deze woorden werd Asmahaël een weinig verstoord en wendde zich met de volgende ernstige, maar toch ook buitengewoon liefderijke woorden tot Adam en tegelijkertijd tot allen, zeggende:
Hoofdstuk 136: Asmahaël wijst Adam terecht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] "O Adam! Adam! Je dwaasheid is groot en sterk geworden! - Met name vraag Ik je hart, omdat je de vader bent van al deze kinderen en de vele anderen die de aarde bewonen, zeg het Mij in je hart: wat zou jij dan met een van je kinderen doen die bij een grote en zeer belangrijke les over vrijwillig begane, geweldig grote misstappen tegen je wijze voorschriften in zou willen gaan - zij het ook met zeer waarschijnlijkheid vrijpostige woorden -:
Hoofdstuk 136: Asmahaël wijst Adam terecht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Wanneer ik nu faal, is dat toch immers alleen maar jouw fout omdat ik zo en niet anders en niet volmaakter uit jou voortgekomen ben! Wees daarom tevreden met mij zoals ik ben en verlang niet het onmogelijke van mij! Maar wil je me met alle geweld anders dan ik ben, dan kun je me toch immers vernietigen en dan iets anders en beters scheppen - of wanneer een tweede schepping misschien onuitvoerbaar voor je mocht zijn, kun je deze ook geheel achterwege laten; want ik zal je voor een dergelijk ellendig gegeven bestaan nooit in der eeuwigheid bedanken!
Hoofdstuk 136: Asmahaël wijst Adam terecht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] Zie, de kleinste kinderen vervullen reeds stipt deze onuitsprekelijk gemakkelijke eis, omdat zij hun vader boven alles liefhebben, zonder scherpzinnig een verantwoording van het vaderhart te verlangen waarom zij hem moeten liefhebben, maar zij beminnen hem omdat hij hun vader is! Vertel Me eens, Adam, Mijn zoon, heb jij ooit meer van je kinderen geëist?!
Hoofdstuk 136: Asmahaël wijst Adam terecht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Na deze woorden, die bij Adam aankwamen alsof men de aarde in de onmetelijke vuurzee van de zon had ondergedompeld, was Adam - zoals jullie plegen te zeggen - niet alleen als was geworden, maar als een fijne, goed gezuiverde olie, hetgeen een kostelijke balsem is voor iedere soort wonden, vandaar dan ook dat hij al spoedig aan Asmahaël toestemming verzocht om nu in aanwezigheid van alle kinderen een nieuwe belijdenis af te mogen leggen, - hetgeen hem, als lichamelijke oerstamvader, graag zowel door Asmahaël als door alle kinderen zonder aarzeling van ganser harte toegestaan werd. En dus stond hij ook meteen op en begon de hierna volgende belijdenis in goed gekozen woorden uit te spreken:
Hoofdstuk 137: Adams bekering en belijdenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] "Asmahaël! Wie U ook mag zijn - hetzij een mens of de allerhoogste, heilige God, zie, werkelijk waar, het slaat zoals altijd weer op mij! - zie, op het zware pad van de goddelijke wil ben ik eens gevallen en kan mij nu niet meer verheffen! Ik wilde steeds het rechte pad bewandelen en probeerde zoveel mogelijk ook iedere steen des aanstoots te vermijden; maar niet ik heb deze oneffen aarde vol stenen gemaakt, maar zij is een werk van God. Indien ik nu ondanks alle opmerkzaamheid als eersteling hier en daar ergens tegen aangestoten ben, zeg me dan, zal of kan ieder aanstoten mij alleen als een dodelijke last aangerekend worden?! En indien mijn hart van zand of van steen is geworden, is er dan geen middel om dat voor altijd weer in goede aarde om te zetten?
Hoofdstuk 135: Adams dwaze antwoord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Nu pas, nu U in ons ook het oor van ons hart hebt geopend, begrijpen wij en zien wij in, hoe ontzettend blind en doof wij destijds, dat wil zeggen vandaag op deze mooie ochtend nog waren, toen het woord van Uw onmeetbare Vaderlijke liefde onbegrepen aan ons hart klopte en als het woord van een vreemdeling klonk, terwijl het van U uit meer dan zonneklaar tot ons gericht was.
Hoofdstuk 137: Adams bekering en belijdenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Zo waren ook wij niets anders dan dode stenen, neergevallen op een ondergrond van allerlei drogredenen en illusies. U hebt ons nu uit al deze niet aangevoelde bedrieglijke gronden bijeengeraapt en ons in het grote vuur van Uw onmetelijke Vaderliefde gelegd. En zie, wij stenen werden op deze heilige grond omgevormd, kwamen weer volledig tot leven, werden weer ziende en horend en goed van begrip! En zodoende onderkennen wij nu dat Abel, dat wil zeggen Abels wijze van geloven in tegenstelling tot onze povere eerbied voor God en onze geringe liefde tot God, U uit onze eigen sprakeloze diepte naar ons doden heeft geleid en in ons de tong heeft losgemaakt, die niet meer bij machte was U in de geest van waarheid en eeuwige liefde 'Vader' te noemen!
Hoofdstuk 137: Adams bekering en belijdenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Wel was Ik gisteravond bij je en heb je een grote belofte gedaan. Je herkende Mij echter slechts als in een droom; want je hart was ingesloten door zand en droog gesteente. En de volgende morgen reeds bleef er in jou van Mij nauwelijks iets anders over dan de naakte, koude herinnering. Ik bereidde Henoch voor om jullie tot tolk te dienen. Doch je bewonderde slechts zijn woorden; maar je dode hart begreep deze niet. Weliswaar zocht je allemaal, maar toch wilde iedereen voor de ander een wijze leidsman zijn om hem aan te kunnen tonen wat voor een grote wijsheid er in ieders hart woont.
Hoofdstuk 138: Emmanuëls woorden over Zijn komen bij de mensen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  721 - 722 - 723 - 724 - 725 - 726 - 727 - 728 - 729 - 730 - 731 - 732 - 733 - 734 - 735 - 736 - 737 - 738 - 739 - 740 - 741 - 742 - 743 - 744 - 745 - 746  ...