Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 739 van 1490

...  727 - 728 - 729 - 730 - 731 - 732 - 733 - 734 - 735 - 736 - 737 - 738 - 739 - 740 - 741 - 742 - 743 - 744 - 745 - 746 - 747 - 748 - 749 - 750 - 751 - 752  ...
[21] En Seth antwoordde hem: "Waarom sliep je hart dan tot nu toe?! Als je wakker geweest zou zijn, was zo'n vraag van jou nu overbodig geweest; maar omdat je grote liefde voor Emmanuël Abba je blind en doof voor al het andere maakte, heb je reeds de meest geldige reden om je te verontschuldigen en je mag daarom wel weten dat de onbegrijpelijk machtige veroorzaker van deze wonderbaarlijke verlichting zelf diegene is die jou naar mij verwees en die dat door niets anders dan door Zijn woord 'Er zij licht' teweeg heeft gebracht en dat wel vanuit de goddelijke kracht in hem. Ga nu, want nu weet je alles wat ook ik weet; meer kun je van de veroorzaker zelf verwachten! Amen."
Hoofdstuk 155: Lamech vraagt naar de naam van Abedam, de onbekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Ik zeg je: deze nacht zal hen allen nog voor ons aangezicht leiden! Maar wanneer zij komen, moet geen van jullie drieën Mij bekendmaken, maar wanneer de grote angst hen aan zal sporen naar binnen te keren en daardoor hun eigen hart voor hun ogen wordt onthuld en hun zelf bekend zal maken hoeveel liefde daarin heerst en wat voor een liefde, dan zal ook pas uitkomen hoeveel liefde voor Mij in hun hart huist, waarna zij Mij dan ook zullen herkennen of niet zullen herkennen.
Hoofdstuk 156: Over de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] Nauwelijks had Abedam deze hoogst opmerkelijke tot Lamech gerichte woorden beëindigd, of daar kwamen ook reeds, door grote angst gedreven Enos, Kenan, Mahalaleël, Jared en Methusalah naar binnen; en honderden en honderden kinderen en kleinkinderen lagen volledig vertwijfeld om de woning en zij riepen tot Jehova om hulp en om genadige, barmhartige afwending van dergelijke verwoestingen, die ontzettend dreigden te worden en van zulke ongehoorde nachtelijke verschrikkingen.
Hoofdstuk 157: De onweersbui - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[13] Zie, Ik doe dat als een bruidegom die het hart onderzoekt van degene die hij van plan is tot vrouw te nemen! Deze loopt 's nachts, ja in een stormachtige nacht rondom het onderkomen waarin de uitverkorene van zijn hart huist. Daar luistert hij dan met een beklemd hart en spitst geweldig zijn oren, omdat hij graag het stille zuchten van liefde uit de mond van zijn uitverkorene zou willen horen. Gelukkig dan zij, als haar hart vol is van haar bruidegom; want waar het hart vol van is, loopt de mond van over! Zij zal hem roepen en hem bij zijn naam noemen. Ik zeg je, haar smachten en haar roepen zal het hart van de bruidegom breken en hij zal haar kamer binnengaan en zal haar nog dezelfde nacht in zijn woning leiden en maken dat zij zijn vrouw wordt!
Hoofdstuk 156: Over de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Zoals ik je zeg, verschrikkelijker en ijzingwekkender dan deze keer heeft Jehova Zijn kinderen nog nooit bezocht! Maar wat ik je tot nu toe heb meegedeeld en beschreven is slechts het onbelangrijkste; luister maar wat er nog verder gebeurt:
Hoofdstuk 157: De onweersbui - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[19] O Heer en Vader en Schepper van alle dingen, staat het offer van morgen U van tevoren al zo tegen dat U dat door deze verschrikking wilt verijdelen? O neem dan deze verschrikking van ons weg en geef ons lil ons hart Uw heilige wil te kennen, en wij allen zullen die graag gewillig en met liefde uitvoeren zoals het U behaagt; maar neem toch deze verschrikkelijke verzoeking van ons weg en laat ons allen weer dankbaar en met een verheugd hart naar U opkijken!
Hoofdstuk 157: De onweersbui - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[20] O Vader, heilige Vader, richt ons allen in deze nacht niet gezamenlijk te gronde! Amen."
Hoofdstuk 157: De onweersbui - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[23] En de bekende Abedam antwoordde Hem: "Heer en Vader, bij een dergelijk spektakel is zelfs een engel, geloof ik, zijn angst te vergeven; want dit tafereel, deze kermende en hevig brullende vreemde gasten in zo'n ijselijke nacht bij ons te zien, zou toch zeker iedere nog zo onverschrokken geest verschrikken!
Hoofdstuk 157: De onweersbui - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] Wanneer nu deze onstuimige nacht vanuit Mij tegenover jullie, Mijn kinderen, lijkt op de liefde van de jonge aanbidder, - wil jij dan, Abedam, hierna nog beweren dat dat een vreeswekkend werk van Mijn, jou zo verschrikkelijk voorkomende macht is?"
Hoofdstuk 158: De vreze Gods en de liefde tot God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[19] Omdat U, hoge naamgenoot, zich al zoveel van mij hebt laten welgevallen wat U genadiglijk van mij hebt weggenomen, neem dan ook nog deze domheid van mij af en berg die ergens weg, waar het U maar behaagt!"
Hoofdstuk 158: De vreze Gods en de liefde tot God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] Maar Ik zeg je dat niemand teveel op deze zak moet vertrouwen; want het zou toch eens kunnen gebeuren dat deze zou kunnen scheuren! En als dat zou gebeuren, wee over de aarde en haar bewoners!
Hoofdstuk 158: De vreze Gods en de liefde tot God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[41] Zoals evenwel het zaad in de aarde verrot en de levende kiem van de liefde voortbrengt, die dan opgroeit en levende vruchten brengt, evenzo zal ook de liefde, deze heilige kiem van het eeuwige leven, uit de vrees voortkomen. De vrees, het oude, zal vergaan; maar juist uit dit vergaan in de goede aarde van Mijn liefde voor jullie, zal een verbazingwekkende vrucht oprijzen, een boom des levens, onder wiens takken dan zelfs de bewoners van de hemel hun woningen zullen bouwen. Neem daar goede nota van!
Hoofdstuk 158: De vreze Gods en de liefde tot God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Na deze woorden van Abedam, de hoge, werd Adam in zijn hart volkomen rustig en hij dankte innerlijk Degene die hij opnieuw herkend had en keerde toen, begeleid door Seth, meteen weer naar zijn vorige plek terug.
Hoofdstuk 159: Adam en Seth in het nauw gedreven en hun beproeving - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Toen hij zich nauwelijks op drie passen afstand van Abedam op de terugweg bevond, zie, toen laaiden opeens vlammen uit de aarde op, zozeer zelfs dat deze hem de terugtocht geheel versperden. Weliswaar schrok hij daarvan in hevige mate, maar dacht ook meteen aan de laatste woorden van Abedam, toen Hij zei: 'Daarom ben Ik in jullie midden!'
Hoofdstuk 159: Adam en Seth in het nauw gedreven en hun beproeving - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] En zij gingen naar rechts, waar nog geen vlam uit de bodem oprees en er ook niets begon te branden. Maar daarvoor in de plaats gleden minstens dertig geheel volgroeide reuzenslangen de voortschrijdende Adam wiegend tegemoet en hij moest weer halt maken en kon onmogelijk verder lopen. Hij paste weliswaar ook hier de machtswoorden toe; maar deze hadden ook hier, net als bij het vuur, geen effect. En toen hij hevig vertoornd raakte over dit ongedierte, zie, toen begon een slang zijn kaken wijd open te sperren en maakte een naar hem gerichte beweging, waaruit Adam dadelijk de slechte bedoeling van het monster afleidde en daarom zeer ontzet was en ijlings begon terug te wijken.
Hoofdstuk 159: Adam en Seth in het nauw gedreven en hun beproeving - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  727 - 728 - 729 - 730 - 731 - 732 - 733 - 734 - 735 - 736 - 737 - 738 - 739 - 740 - 741 - 742 - 743 - 744 - 745 - 746 - 747 - 748 - 749 - 750 - 751 - 752  ...