Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 75 van 1112

...  63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88  ...
[1] De drie Grieken zeggen nu: 'Die raad van jou is niet zo slecht gemeend; maar toch bevalt hij ons niet helemaal! Hoe lang moet die gruwelijke heerschappij van deze volksbedriegers nog duren?! Hoewel we met hen niets meer te maken hebben, zijn we ze toch zat geworden; ze bespotten ons voortdurend, ze belasteren ons in hun scholen en vervloeken ons bij iedere gelegenheid, Hoe lang moeten we ons dat nog laten welgevallen? Bovendien zijn ze ook nog burgerlijk rechter, en als we een uitspraak van het gerecht willen hebben dan moeten we het altijd duur betalen. Wel, dat is voor ons een heel slechte zaak, en daarom vinden wij dat hier morgen voor altijd een eind aan die heerschappij gemaakt moet worden; want alle hier wonende Joden gaan morgen naar onze kant over, en de Farizeeën zullen, daar ze voor ons totaalonbruikbaar zijn geworden, eruit gegooid worden, behalve jij, als je bij ons wilt blijven! -Weet je, dat is ons plan, en dat is al zover uitgevoerd dat er zich onder de burgers van dit plaatsje nu geen echte Joden meer bevinden! Wat vind je van dit plan?'
Hoofdstuk 181: De oude Farizeeën om de tuin geleid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] De jonge rabbijn zegt: 'Als dit jullie helemaal lukt, dan zal er niet makkelijk iemand te vinden zijn die er minder op tegen is dan ik! Maar wees voorzichtig als de raven, anders zou het jullie en ook mij beslist niet naar wens vergaan! Want niemand kent beter dan ik de ver om zich heen graaiende poten van de oude vossen, en hun scherpe ogen zien door de muren, en hun oren horen wat ergens uren verderop gezegd wordt. Dan ga ik nu maar naar huis opdat ze mij niet gaan verdenken; want het begint al te dagen, en de vossen zullen weldra wakker worden, en als ze me zouden missen dan was het uit,
Hoofdstuk 181: De oude Farizeeën om de tuin geleid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Bij deze woorden krimpen de ouden in elkaar en beseffen ze pas in welk gevaar ze zich bevonden hebben, en ze prijzen hun jonge collega uitermate, dat hij als een engel Gods over hen heeft gewaakt.
Hoofdstuk 181: De oude Farizeeën om de tuin geleid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] De jonge barstte natuurlijk haast in lachen uit; maar hij vermande zich en onderdrukte met geweld, wat hij luidkeels had willen doen. Hij gaf de wacht met zijn voet een lichte schop en commandeerde deze om direkt te verdwijnen, daar hij toch nutteloos was. De wacht ging ook meteen; want het leek wel of hij de jonge begreep.
Hoofdstuk 181: De oude Farizeeën om de tuin geleid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Toen de wacht weg was en de dag zich steeds duidelijker aankondigde, zei de jonge: 'Broeders, ik geloof dat we niet veel tijd meer te verliezen hebben, daarom moesten we volgens mij toch maar snel op stap gaan, zodat ons niets zal ontgaan van wat daar allemaal gaat gebeuren!'
Hoofdstuk 181: De oude Farizeeën om de tuin geleid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Ahab gaat nu weg en haast zich naar zijn collega's. Als .hij bij hen komt, bestoken ze hem allemaal met vragen en zeggen: Maar in de naam van de tempel, wat deed je dan zo lang?! Wat een angst hebben we om jou uitgestaan! Hoe staat het er nu mee? Wat .doet.de tovenaar? Hoe is het met je gegaan? Komen de soldaten al? We zitten in een lelijk parket. Weet je daar dan nog niets vanaf!?'
Hoofdstuk 183: Ahab's list. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Als ze bij het huis van Baram komen, zien ze onmiddellijk een grote menigte die door de massale genezing letterlijk buiten zichzelf is van verbazing. Maar omdat de oude Farizeeën die massale genezing niet hebben gezien, denken ze, dat het volk zich nog steeds verbaast over de genezing van de bezetene van de vorige dag, omdat men nog net als gisteren steeds maar roept: 'Heil aan de zoon van David! Dit is waarachtig Davids zoon!'
Hoofdstuk 184: Farizeeën kunnen niet liegen. (17.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Toen de oude Farizeeën dit hoorden, ergerden zij zich en zeiden tegen het volk: 'Waarover verbazen jullie je nu zo bijzonder?! Wij weten beter dan jullie hoe het gebeurde! Deze tovenaar drijft de duivels alleen maar met behulp van de opperste duivel, Beëlzebub, uit (Matth. 12:24), -en moet je hem dan loven alsof hij de zoon van David zou zijn?!' -Toen begonnen een paar wat minder overtuigde mensen een beetje te twijfelen en vroegen aan de Farizeeën of die hen uit de doeken konden doen hoe het gebeurde en hoe het mogelijk was, -en of de opperste duivel zo nu en dan ook goddelijke daden kon verrichten.
Hoofdstuk 184: Farizeeën kunnen niet liegen. (17.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Daarop zegt het volk: 'O ja, we hebben jullie heel goed begrepen, en omdat we dat al een tijdlang doen, zijn we juist vanwege dat maar al te goede begrip overgegaan naar de Grieken die niet zulke praatjes over geheimen verkopen! Daar heb je Aristoteles, Pythagoras, Plato en Socrates, en hun werken en geschriften zijn helder en waarachtig. Maar bij jullie wordt alles steeds meer in het diepste duister gehuld, zodat men geen handbreed voor of achter zich kan zien.
Hoofdstuk 184: Farizeeën kunnen niet liegen. (17.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] De Farizeeën zeggen daarop: ' Jullie weten en begrijpen niets! Weten jullie dan niet, dat een Farizeeër helemaal niet kan liegen?! Want in de wet van de tempel staat, dat ieder die zich wijdt aan de dienst van God, absoluut niet liegen kan, ook al zou hij het willen; want zelfs de grootste leugen wordt in zijn mond de lichtendste waarheid!'
Hoofdstuk 184: Farizeeën kunnen niet liegen. (17.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] De oude vossen waren niet op deze vraag bedacht en wisten daarom niet welk antwoord ze moesten geven. Toen de vragenden echter bemerkten dat de Farizeeën geen enkel bewijs hadden, omdat het antwoord zo lang op zich liet wachten, zeiden ze: 'Waarom geven jullie op onze redelijke vraag geen antwoord, zodat wij kunnen vaststellen hoe deze zogenaamde tovenaar de duivel door Beëlzebub uitdrijft en of Beëlzebub ook goddelijke daden kan verrichten? Het is heel gemakkelijk om een mens, die hoe dan ook in staat is om buitengewone dingen te doen, een knecht van de satan te noemen en hem zo verdacht te maken, maar het is heel wat anders om daarvan een tastbaar en zeker bewijs te leveren! Waarom zeggen jullie niets, als je zo zeker van je zaak bent?'
Hoofdstuk 184: Farizeeën kunnen niet liegen. (17.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen de Farizeeën merkten, dat het volk ze door had, en dat ze nu bespot werden, begonnen er wraakgedachten brandend in hun harten op te borrelen; toen zei Ik tegen het volk: 'Laat ze met rust; want zij zijn zelf blinde leiders van blinden. Als ze met degenen die ze leiden, bij een kuil komen vallen ze samen erin. Zij kunnen jullie in een land waar zij de macht in handen hebben, altijd eerder kwaad doen, dan jullie hen: maar nu hebben zij zich met jullie toch zo ver gewaagd, dat ook zij in de kuil kunnen vallen en dan nog vlugger dan jullie! Want ze zeiden, dat ze aan de Romeinen en Grieken, tot hun verderf, vervloekt gewas verkocht hebben; als jullie dat bij de Romeinse overste aangeven jaagt hij ze allemaal over de kling! Maar zoiets mag nooit gebeuren! Wij zullen ons nu in het huis terugtrekken, en Ik zal binnen zien of Ik deze geestelijk geheel blinden, ziende kan maken.'
Hoofdstuk 185: Het smaden van de Heilige geest wordt nooit vergeven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Als Ik echter door de geest van God de duivels uitdrijf, en daarvan is het hele volk overtuigd, dan is toch het Rijk van God tot u gekomen (Matth.12:28), waarover u, als Joden, zich nog meer zoudt moeten verheugen dan de Grieken, die heidenen zijn, omdat dit teken de gunst van de Joden die zij reeds lang verloren hadden, weer herstelt! Want slechts zo kan de echte Jood aan de hele wereld tonen, dat hij de enige mens op de uitgestrekte aarde is die een zichtbaar verbond met God heeft, en door de almachtige kracht van de geest van God dingen kan doen die op die manier geen ander mens mogelijk zijn.
Hoofdstuk 185: Het smaden van de Heilige geest wordt nooit vergeven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Als de niet Joden dit bij de Joden opmerken, zullen zij zich weldra met vele duizendmaal duizenden om de machtige Joden verzamelen en zeggen: 'Alleen de Jood is van God, door hem toont Gods almacht zich wonderbaar; hij is sterk en wijs en moet in eeuwigheid onze heer zijn!'
Hoofdstuk 185: Het smaden van de Heilige geest wordt nooit vergeven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Als de echte Jood echter ooit die kracht van de geest van God in zich heeft, dan moet zijn hele huis en land die kracht ook hebben! Maar hoe kon of zou iemand dan zo'n machtig huis betreden en zijn inboedel stelen? Het enige zou zijn, maar dat is onmogelijk, dat hij de machtige eerst zou binden en dan pas zijn huisraad stelen (Matth.12:29), zoals de Romeinen het ook echt bij ons gedaan hebben omdat zij ons dronken en slapend in ons huis aantroffen, waarop zij ons gebonden, beroofd en tot hun slaven gemaakt hebben, hetgeen de Joden volkomen verdiend hadden omdat zij God geheel hebben verlaten.
Hoofdstuk 185: Het smaden van de Heilige geest wordt nooit vergeven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  63 - 64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88  ...