Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 76 van 1112

...  64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89  ...
[2] Toen de woedende Farizeeën zo spraken, begon het volk te protesteren en maakte aanstalten om zich aan de Farizeeën te vergrijpen.
Hoofdstuk 186: Eén met de duivel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Maar een paar Farizeeën en schriftgeleerden trokken zich toch iets aan van wat Ik zei. Zij trokken hun gezicht in een wat menselijker plooi en zeiden: 'Meester, wij verachten uw leer niet helemaal; maar we waren gisteren en vandaag niet in de gelegenheid om zelf te zien op welke manier en hoe u uw wonderdaden hebt gedaan. Doe nog eens zo'n teken, we zouden er graag een zien! (Matth.12:38) Misschien hebben we er dan begrip voor, en geloven we daarna in uw leer!'
Hoofdstuk 186: Eén met de duivel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Toen keken de Farizeeën elkaar aan en zeiden: 'Wat betekent dat, wat zal hij doen? Hoe komt hij in het midden van de aarde? Waar is dat? Dat is toch eigenlijk overal en nergens! Wie weet dan hoe groot de aarde is en waar haar midden is? Die mens is gek, of een boze geest wil hem in zijn macht krijgen! Men zegt toch, dat ieder mens, voordat hij gek wordt een aantal wonderen kan doen. Hoe komt hij erbij om zich met Jona, die in Ninevé gepredikt heeft, te vergelijken?!'
Hoofdstuk 186: Eén met de duivel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Alsof Ik tot het volk spreek zeg Ik weer: 'Ja, ja, de mensen uit Ninevé zullen tesamen met dit geslacht op de dag van het jongste gericht opstaan en zij zullen het vervloeken; want zij hebben zich bekeerd na de prediking van Jona. En hier predikt méér dan Jona! (Matth.12:41) En zo zal ook eenmaal op de jongste dag in het hiernamaals de koningin uit het zuiden dit geslacht ontmoeten en zij zal het vervloeken! Want zij kwam van het einde der aarde om Salomo's wijsheid te horen, en hier staat méér dan Salomo!' (Matth. 12:42)
Hoofdstuk 186: Eén met de duivel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Maar ze meenden niet oprecht dat zij hun vele boze geesten kwijt wilden raken waarmee ze zich reeds volledig verenigd hadden, maar zeiden dit alleen maar om Mij ergens op te kunnen pakken. Want als een slechte geest in de mens alles aan zich schatplichtig en dienstbaar heeft gemaakt, dan uit hij zich niet zo dat je het merkt, maar hij doet dan erg verstandig en werelds, zodat iedereen moet geloven dat zo'n mens niet bezeten is, terwijl hij in werkelijkheid veel erger bezeten is dan een ander, die door de een of andere slechte geest erg gekweld wordt omdat deze mens zich niet laat overmeesteren.
Hoofdstuk 186: Eén met de duivel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Maar Ahab, de jonge Farizeeër, verwijderde zich nu van de ouden en was blij dat Ik hen zo de waarheid had gezegd. Maar hij vroeg Mij stilletjes of hij dan ook zo'n slechte bezetene was.
Hoofdstuk 187: Jood of Griek. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Na deze les gaat Ahab door de volksmenigte weer terug naar zijn collega's, waarvan er één toch gemerkt had dat hij met Mij sprak. Die begon hem dan ook meteen scherp te ondervragen. Maar Ahab sloeg zich daar goed doorheen, en de strenge ondervrager moest hem ten slotte nog prijzen.
Hoofdstuk 187: Jood of Griek. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Maar omdat ze al een hele tijd tevergeefs stond te wachten, vroeg ze aan een van de huisgenoten van Baram, of hij tegen Mij wilde zeggen dat zij buiten al geruime tijd stond te wachten en hoognodig met Mij moest spreken. De boodschapper drong zich door het volk, kwam in Mijn buurt en zei: 'Meester! Uw moeder en Uw broeders staan buiten en zouden U graag willen spreken!' (Matth. 12:47)
Hoofdstuk 188: Wie is Mijn moeder en wie zijn Mijn broeders. (24.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Ik ging echter niet in op deze vraag en zei: 'Ik weet, Wie Ik ben, en Mijn leerlingen en Mijn aardse moeder weten het ook, en daarom mag Ik de waarheid spreken; maken jullie je dus maar druk over je eigen zaken, - niemand hoeft zich bezorgd of druk te maken over Mij; want Ik weet het beste wat Ik moet doen.' Toen zwegen allen, en niemand durfde iets terug te zeggen, niet ervoor en niet ertegen.
Hoofdstuk 188: Wie is Mijn moeder en wie zijn Mijn broeders. (24.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Ik zeg: 'Weliswaar verwacht Ik aan de zee nog een andere maaltijd; maar omdat u Mij op zo'n passende manier heeft uitgenodigd, zal Ik u graag de eer en de genade bewijzen. Maar daar zeg Ik bij, dat Ik geen Farizeeër in de kamer wil hebben waar Ik eet, behalve de jonge Ahab, die Ik bij Mijn leerlingen opneem! Want hij zal zich bij zijn collega's, die hem zwaar zijn gaan verdenken toen ze hem daarnet heimelijk met Mij zagen spreken, wel nooit meer geloofwaardig kunnen maken. Zeg nu echter tegen het volk dat Ik hier in huis niets meer zal zeggen of doen, zodat het naar buiten gaat en plaats voor ons maakt; want in dit gedrang zou het op natuurlijke wijze moeilijk zijn om buiten te komen.'
Hoofdstuk 188: Wie is Mijn moeder en wie zijn Mijn broeders. (24.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Na deze woorden van Mij wendt Baram zich tot het volk en zegt: 'Beste buren! De goddelijke Meester is nu uitgesproken en zal hier in huis geen toespraken meer houden en zeker niets meer doen, gaan jullie dus nu rustig naar buiten, behalve Ahab; want de Meester wil met hem spreken.' Na deze woorden gaat het volk naar buiten behalve de Farizeeën.
Hoofdstuk 188: Wie is Mijn moeder en wie zijn Mijn broeders. (24.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Zodra het volk buiten is stappen de oude Farizeeën vol woede in hun harten op Mij af en vragen Mij heel brutaal, wat voor plannen Ik met Ahab heb, of Ik hem ook wil klaarmaken voor de hel?! Als Baram die vraag hoort, ergert hij zich terecht en zegt tegen hen: 'Ik heb ieder jaar mijn belasting tot de laatste cent betaald, en ben daardoor wettelijk bezitter van dit door mij gebouwde huis en daarom duld ik het van niemand, dat iemand die ik in mijn eigen huis als gast eer en verzorg, door vreemden zoals jullie, onaangenaam behandeld wordt! Ik gebied jullie daarom in alle ernst mijn huis ogenblikkelijk te verlaten en je buiten de omheining van mijn bezitting te begeven, omdat ik anders niet wacht om gebruik te maken van mijn duur betaalde rechten als eigenaar!'
Hoofdstuk 188: Wie is Mijn moeder en wie zijn Mijn broeders. (24.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Nadat ze van het terrein zijn afgejaagd, komt Baram vermoeid terug en zegt: 'Heer vergeef het mij! Wat ik nu heb gedaan, deed ik echt niet voor mijn plezier; maar het was geen uithouden meer met deze slechte overspelige soort! Je kunt je de duivel echt niet slechter voorstellen dan deze kerels, die er van overtuigd zijn dat de gehele aarde volkomen hun eigendom is! Normaal wind ik me daarover niet zo op; maar toen die kerels U, o Heer en Meester, letterlijk begonnen aan te vallen, kon ik mijn rechtvaardige toorn niet meer onderdrukken en moest ik wel van mijn huisrechten gebruik maken! Maakt U Zich daar echter maar niet druk over; want als die kerels een klacht indienen, dan zal ik die wel aanvechten en ik zal U wijs en slim weten te verontschuldigen!'
Hoofdstuk 189: Duivelse aanval. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ahab zegt: 'Vriend, je kunt er in ieder geval vast rekening mee houden; want deze oude booswichten zullen al hun best doen om het hele voorval zo ongunstig en zwart mogelijk aan Jeruzalem door te geven! In de eerste plaats de voor hen zeer ongunstige bezigheden van deze goddelijke Meester, dan de totale afvalligheid van heel Jesaïra van het Jodendom, vervolgens mijn gedrag en ten laatste zullen ze Herodes laten weten, dat hij hier al zijn onderdanen heeft verloren, omdat ze zich het Romeinse burgerrecht gekocht hebben! Dat zal in Jeruzalem in één keer alle slechte geesten wekken, en dat zou hier wel eens verscheidene kwade voorvallen kunnen veroorzaken! Wees er daarom op voorbereid en zorg vooraf voor hulp van de keizer, anders zullen deze slechte geesten je veelleed bezorgen. ,
Hoofdstuk 189: Duivelse aanval. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Toen we na de maaltijd aan tafel zaten en vanwege de grote hitte, wijn aangelengd met water dronken, vroeg Ahab of hij spreken mocht. Hij moest ons iets belangrijks mededelen wat vooral samenhing met Mijn persoonlijke veiligheid, omdat hij nu pas in de loop van het gesprek te weten was gekomen, dat Ik de bij het volk beroemde, en bij de Farizeeën zeer beruchte Jezus van Nazareth was, die in het hele land een buitengewone reputatie had. Ik zei tegen hem: 'Vertel wat je weet!'
Hoofdstuk 189: Duivelse aanval. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  64 - 65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89  ...