Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 77 van 1166

...  65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90  ...
[4] Ik zeg: 'Dat is ook al gebeurd, want Ik lees het in je hart en dat is voor Mij de waardevolste dank; heb je Mij deze echter reeds gebracht, waarom zou je er dan nog een slechtere aan toevoegen?' Cypriaan zegt: 'Maar daar weet ik zelf nauwelijks iets van! Hoe kan een mij totaal onbewuste handeling waarde voor U hebben?' Ik zeg: 'Omdat zij overeenkomt met Mijn leer uit het evangelie, volgens welke de linkerhand ook niet hoeft te weten wat de rechter voor goeds doet in Mijn naam! Denk je nog steeds dat een Mij welgevallige dank Mij volgens rooms gebruik onder galmend klokgelui, onder geweldige klanken van orgels, pauken, trompetten en bazuinen en onder het zinloos opdreunen van Latijnse hymnen gebracht moet worden? O vriend, dat alles is Mij de reinste gruwel! Wie Mij oprecht wil danken, die danke Mij in zijn hart en wel zo, dat zijn hoogstwijze verstand daarbij niet meer te doen heeft dan een gewone handlanger bij een of ander meesterwerk. Zo'n dank heb je Mij gebracht; als Ik daarmee uiterst tevreden ben, wat wil je dan nog meer?'
Hoofdstuk 39: Cypriaan bij de heer. De beste dank. De manier waarop de Heer leiding geeft. De naar het gericht leidende wegen van Rome. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Ondertussen komt pater Cypriaan echter naar Mij toe en zegt: 'Heer, beste Vader van mensen en engelen, dat zuiver helse tussenspel heeft een aardig tijdje geduurd. Het beste aan deze zaak is, dat met het verdwijnen van die werkelijke oer-satan nu ook zijn nare evenbeeld helemaal uit mijn hart is verdwenen, want de beide broeders Dismas en Thomas hebben bij mij bijna eenzelfde duivels uitdrijving bewerkstelligd als de fameuze Cado bij de schijn Minerva. Ik ben nu, voorzover ik mijzelf onderzoek, tenminste gezuiverd van alles wat maar rooms was in mij. Gierigheid, nijd, hebzucht, heerszucht en betweterij zijn nu verre van mij. Met een licht en vrij gemoed sta ik nu voor U en vraag U ook om een kleine zegen. Daar U onze goede broeder Robert zo overvloedig hebt gezegend, zodat hij zich van louter zaligheid geen raad meer weet, zult U ook mijn verzoek niet als aanmatiging beschouwen.'
Hoofdstuk 39: Cypriaan bij de heer. De beste dank. De manier waarop de Heer leiding geeft. De naar het gericht leidende wegen van Rome. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Miklosch vertelt verder: 'Minerva zegt: 'Ja, dat kan ik als ik het wil! Ook al heb ik hier geen effectieve macht meer, toch kan ik in mijn innerlijk eeuwig volharden in de meest hardnekkige onverzettelijkheid. Ik zal dat vanwege mijn domme liefde voor jou misschien niet doen, maar toch deze zaak diepgaand overdenken en als ik ergens een voordeel voor mijn hart ontdek, mij aan jouw raad onderwerpen. Maar denk eraan, ik zal me nog lang bezinnen.' - Cado antwoordt heel onverschillig: 'Heel goed, mijn liefje, hoe langer je echter op je volledige ommekeer zult laten wachten, des te langer zul je ook ongelukkig blijven en des te moeilijker zul je deze ene laatste stap zetten. Houd daar ook maar rekening mee!'
Hoofdstuk 30: Cado laaft zich aan brood en wijn. Minerva's ergernis. Cado's duidelijke les over haar onwaardigheid. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[13] Cado zegt spottend: 'Kijk, kijk, wat ben jij toch een schrander dier! Dus ik zou door de goddelijke naam van Jezus alleen iets denkbeeldigs overwonnen hebben? En toch zei je daarnet van jezelf dat jij een almachtige werkelijkheid bent! Als ik met mijn steen enkel jouw wrede fantasiebeelden zou hebben overwonnen, hoe komt het dan dat je in werkelijkheid nu zo totaal verlamd voor mij staat? Spreek nu en maak me deze zaak begrijpelijk!'
Hoofdstuk 23: Gesprek tussen Cado en Minerva. Verschrikkelijke beproeving van de hellevorstin. Cado's ware steen der wijzen. God Jezus is overwinnaar! Zijn naam is voor de hel een gruwel. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Miklosch vertelt verder: 'Na een poos wendt Minerva haar gezicht weer naar Cado en zegt: 'Vriend, ik moet je eerlijk bekennen dat ik ten zeerste in je geïnteresseerd ben. Er zit in jouw mooie gestalte evenals in je woorden meer geest en waarheid dan je zelf nog vermoedt, maar ik kan niet eerder gehoor geven aan jouw woorden dan wanneer de door mij geschapen aartshoer van het nieuwe Babel volkomen ten val is gebracht. Ik heb haar gesticht als vuurproef voor allen die gedoopt werden in de voor mij meest weerzinwekkende naam, en wilde daarmee de Godheid alleen maar bewijzen dat ook Haar leer kan worden omgevormd tot een geraffineerd, krankzinnig heidendom. Blijkbaar is mijn werk geslaagd en de nieuwe Babyloniërs weten zich nu in het holst van de nacht geen raad meer. Zij hebben alle geestkracht verloren. Van christendom valt geen spoor meer te bekennen. Zij hebben alleen nog een vermolmd geraamte en wurgen elkaar omwille van de dode huid, waarin zich al ruim duizend jaar geen lichaam en nog minder een ziel met haar geest meer bevindt. Maar dat moet zo gebeuren. Mijn gruwelen moeten vernietigd worden door de uit hen voortgekomen nieuwe gruwelen en de mensheid moet nu in een nieuwe leerschool worden geplaatst. Als dit ten uitvoer is gebracht, mag je mij uit mijn ellende helpen en dan zullen wij samen voor altijd eensgezind zijn!'
Hoofdstuk 25: Minerva's voorwaarden voor haar overgave. Cado's antwoord. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Omdat ik echter een groot behagen schep in je schoonheid en je in alle ernst liefheb, geef ik je een raad. Deze bestaat hieruit, dat je ervoor moet zorgen met de Godmens Jezus op vriendschappelijke voet te komen staan. Laat op z'n minst Zijn naam in jouw rijk vaker uitroepen, zodat je jezelf ervan kunt overtuigen wat daarvan het gevolg zal zijn. Ik ben ervan overtuigd dat je daardoor binnen de kortst mogelijke tijd een geheel andere voorstelling van de Godheid zult krijgen. Kijk, ik ben misschien een nog veel slechtere duivel dan jij. Ik ken Jezus slechts van naam en ken enkele stellingen van Zijn leer, die werkelijk goddelijke wijsheid bevatten en zelfs bij iedere redelijk denkende geestelijke of vleselijke duivel de grootste bewondering moeten afdwingen. Ik heb er werkelijk geen moeite mee om Hem mijn diepste achting te betuigen. Waarom moet dat dan uitgerekend jou zo zwaar en onuitvoerbaar voorkomen?
Hoofdstuk 24: Cado's wijsheid tegenover de verblindheid van Minerva. Erken de Godmens Jezus! - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Minerva roept Cado nu spottend toe: 'Wel, dappere held, waar zijn nu je moed en stijfkoppigheid? Verkies je het misschien om mij nog langer te trotseren? Probeer het maar eens en ik zal je meteen mijn kracht tonen. Hoe bevalt je dit kleine proefje, dat ik voor je ogen liet uitvoeren? De zaak loopt goed, nietwaar?'
Hoofdstuk 23: Gesprek tussen Cado en Minerva. Verschrikkelijke beproeving van de hellevorstin. Cado's ware steen der wijzen. God Jezus is overwinnaar! Zijn naam is voor de hel een gruwel. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[3] Ik las het Nieuwe Testament en maakte daar kennis met de beroemde jood Jezus, voor wiens leer, op enkele tegenstrijdigheden na, veel te zeggen valt. Ik liet een zogenaamde geestelijke naar mijn hof brengen, maar wat was zijn uitleg? Iedere oude vrouw had me een betere kunnen geven! Die papist verlangde alleen maar offers van mij als boete voor mijn zonden en verbood mij verder te vorsen in zulke boeken waardoor de geest van de mens zou worden gedood! Ik begreep dat hij een schoft was, nog erger dan ik; daarom liet ik hem gaan en legde de Schrift terzijde. Als ik daardoor tot een duivel werd, dan vraag ik toch of ik daaraan geheel schuldig ben?
Hoofdstuk 22: Cado's aardse levensgeschiedenis. Verdere beproeving van zijn hart. De helse Minerva in de statiekoets. Cado's gewijde stenen ter verdediging. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[2] Cado rijzen de haren te berge. Op zijn gezicht tekenen zich angst en wanhoop af en innerlijk wordt hij ziedend van woede. Nu pakt hij een steen en zegt met bevende stem: 'O, kom maar Minerva, jij die mij werd aangekondigd, jij diepste oorzaak van alle kwaad! Deze steen zal aan het licht brengen hoeveel wrede wijsheid er in jouw hersenen wel voorhanden mag zijn! God of een duivel moge mij antwoord geven: wie zijn die gepijnigden, wie pijnigt hen en wat voor schuld hebben zij? Geen antwoord! Ook niet uit de hel! Dat is nu de houding van machthebbers: zij negeren de stem van een arme duivel. Mijn hart, je vraagt tevergeefs, hier is er geen troost meer! Je bent verloren, voor eeuwig verloren! Wen maar aan de diamanten hardheid van de hel, aan het verwijderd zijn van God en aan de ontoereikendheid van al je vragen. Wat een huiveringwekkende gewenning zal dat worden. Op aarde was nog wel te wennen aan de gruwelen die ik op last van mijn hoofdman moest uitvoeren, maar toentertijd was ik een van alle menselijke opvoeding verstoken roofdier en had van geen enkele religie het flauwste idee. Pas toen ik heerser werd, leerde lezen en schrijven en bovendien in het bezit kwam van een geroofde Griekse bijbel, werd ik voor het eerst onderwezen in de leer over het bestaan van een almachtige God.
Hoofdstuk 22: Cado's aardse levensgeschiedenis. Verdere beproeving van zijn hart. De helse Minerva in de statiekoets. Cado's gewijde stenen ter verdediging. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] Daarop lacht Cado honend en zegt: 'O jij domme duivel! Daar, kijk eens hoe daar boven steeds nieuwe, geweldige bronnen ontspringen en hoe die gloeiende stroom over enkele ogenblikken ook onze heuvel zal omspoelen. Je kunt duidelijk zien, hoe vlug naar jouw idee de toornbronnen van de Godheid zullen opdrogen! Kijk eens naar de grot waarvan het binnenste waarschijnlijk jouw koningsverblijf is: het is al vol gloeiend, vloeibaar erts en hele scharen van jouw machtige strijders zwemmen ijzingwekkend aan de dampende oppervlakte daarvan. Zij worden waarschijnlijk door de snelle vloedgolf van de vuurstroom in een eindeloze afgrond meegesleurd. Dat is me een overwinning! Je zult zeker wel gauw een nieuwe veldtocht tegen de Godheid ondernemen? Och jee, de stroom heeft inmiddels onze heuvel ook al bereikt. Nu is het zaak verder te vluchten, anders worden ook wij in dit zwembad van de Godheid opgenomen!' De hoofdman ziet nu het grote gevaar in en schreeuwt: 'Die kant uit, naar het westen, waarheen enkele van mijn dapperste krijgers vluchten, vluchten ook wij! Maar vlug, anders zijn we verloren!'
Hoofdstuk 19: De helse hemel bestorming barst los. Vredesgeesten in de hoogte. Verschrikkelijke wending voor de scharen der duisternis. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[10] Cado kijkt er vluchtig naar en ziet de prachtige landerijen. Na een poosje zegt hij honend: 'Weet je, muizen en ratten vangt men het gemakkelijkst met een lokaas. Menige dwaas betaalt dubbel entreegeld in het theater als een goochelaar hem hersenschimmen laat zien. Maar zo'n domme snoek ben ik niet, dat ik meteen in de haak bijt! Denk jij, domme luilak, dat ik in jouw goochelkunsten trap? Ik weet, wat en wie jij bent en ken mezelf ook heel precies. Zonder mijn lichaam ben ik des te vrijer en zal ik doen wat mij belieft, maar een domme jood zal nooit mijn gids worden. Begrijp je dat, domme ezel? Waarom vraag je naar mijn schulden op aarde? Als jij zo machtig en alwetend bent, moet je toch allang te weten zijn gekomen waaruit ze bestaan! Vereffen ze dan ook, als je er al zo'n plezier in hebt om schulden voor anderen te betalen! Wat gaan jou trouwens mijn misdaden aan? Heb ik dan ooit naar die van jou gevraagd? Maak gauw dat je wegkomt, anders zullen jullie in mij de echte duivel tegenkomen! Heb ik jullie soms als een oude kwezel aangeroepen? Nee, dat doet een Cado, de schrik van de Armeense woestijn, nooit! Cado is een gebieder en de aarde beeft voor zijn naam, maar jullie Jehova is een bedelaar en een prutser op elk gebied! Denk jij soms dat Cado Jehova en het gebazel over Zijn aan het kruis gehangen Jezus niet kent? 0, een Cado kent alles, zelfs Zijn hele leer kent hij beter dan jij, die Zijn rots had moeten zijn voor alle tijden. Maar de rots is in plaats van uit steen, van schapenboter gemaakt en daarom ook gesmolten. Zodoende is er van deze rots niets anders overgebleven dan zijn nietszeggende naam en een heleboel houten beelden, schilderijen en valse relikwieën. Jij bent Petrus en je metgezel is de wat meer snuggere Paulus of Saulus (de laatste naam zou de juiste kunnen zijn!). Zeg mij liever hoe het in deze geestenwereld met jullie meester is gesteld! Oordeelt hij nog ijverig over doden en levenden? Is hij ook zo dom als jullie beiden?
Hoofdstuk 13: Opdracht aan Petrus en Paulus om de voormalige bedoeïenenhoofdman Cado voor te leiden. De vergeefse liefdevolle poging van Petrus om de brutale geest voor zich te winnen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[1] Ik zeg: 'Alles wat jullie nu gezien hebben is groot voor alle hier in Mijn eeuwige rijk nog jonge bewoners, die nog te weinig in de eigen vertrekken van hun leven hebben kunnen schouwen. Maar raken zij eenmaal met hun innerlijke leven, dat is Mijn liefde in hen, meer vertrouwd, dan zal hun alles wat tot de gerichte materie hoort, heel klein lijken. Want de kleinste vonk van Mijn liefde overtreft al deze materie in een niet te berekenen verhouding, zowel wat betreft de werkelijke grootte als de hoedanigheid. - Een klein voorbeeld zal jullie deze zaak duidelijk maken.
Hoofdstuk 152: Verhouding tussen materiële en geestelijke grootheid. Gelijkenis van de kunstmatige reuzenkorrel en het natuurlijke tarwekorreltje. Door de derde deur in de zuidelijke wand straalt het licht van een nieuwe schepping van eeuwige liefde. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Ze zagen Mij, de Heer. Waarmee dan? Met hun ogen. En hoe aanbaden ze Mij? Met hun mond. Waarom aanbaden ze Mij dan? Omdat ze door het wonder wisten wie Ik ben; ze wisten namelijk dat Ik de Heer ben. Hoe wisten ze dat? Ze wisten het door Mijn leer en door Mijn daden en door het wonder van Mijn opstanding.
Hoofdstuk 6: 'En toen zij Hem zagen, aanbaden zij Hem, maar sommigen twijfelden' (Matth. 28 : 17) - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
[28] Ik geloof dat de tekst: 'En Hij kwam daar 's avonds met de twaalf. . . ' hier wel overduidelijk en helder voor ieders ogen zal staan en dat de zaak heel uitputtend bekeken werd. Maar desalniettemin wil Ik aan Mijn vrijgevigheid nog geen grens stellen.
Hoofdstuk 9: 'En toen het avond was geworden, kwam Hij met de twaalf' (Mark.14:17) - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
[9] De gewone, wat betere wereldchristenen leggen dat zo uit, als waren slechts die ogen en oren zalig, die Mij in Mijn aardse leven gezien en gehoord hebben en men zegt dan, dat het eigenlijk een wat fraaiere zinsnede is, waarin men het symbool in plaats van de eigenlijke zaak zet, een deel in plaats van het geheel, of, zoals redenaars het geleerder uitdrukken: 'Signum pro re; pars pro toto'*.(* Het teken voor de zaak; het deel voor het geheel. ) In de grond van de zaak echter betekent het zoveel als: zalig zijn de mensen die Mij zelf gezien en gehoord hebben!
Hoofdstuk 21: 'Gelukkig echter uw ogen, omdat zij zien, en uw oren, omdat zij horen!' (Matth.13:16) - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
...  65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90  ...