Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3934 resultaten - Pagina 77 van 263

...  65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90  ...
[2] Het uiterlijke aanzien van een mens heeft bij Mij niet de minste waarde, maar wel het aanzien van zijn door Gods woord verlichte hart, dat vol leven is door de liefde tot God en de naaste. Maar als iemand een hoog werelds ambt bekleedt, is hij daardoor ook in staat gesteld om des te meer goed te doen; en doet hij dat, dan zal ook zijn functioneren voor Mij waarde hebben, -maar niet het hoge ambt op zichzelf.
Hoofdstuk 143: Ambt en eer. Alles is genade: alleen de goede wil is verdienste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] DE LEERLINGEN zeiden: 'Ja, ja, in dit opzicht heb je wel gelijk, en daarvoor kunnen wij je alleen maar prijzen! Maar het is toch ook waar dat ieder mens uiteindelijk met het gezicht dat hij gekregen heeft, volkomen tevreden moet zijn; want ondanks alle ontevredenheid zou hij geen ander krijgen. En kort en goed, alle eer aan de grote wijsheid, macht en goedheid van onze Heer en Meester, -maar een mens wordt daardoor toch nooit een vrije God, en God nooit een beperkt mens! En daarmee hebben we veel en alles gezegd, want dat een mens met zijn toch al hoogst beperkte krachten alles moet doen en uiteindelijk nog bij zichzelf moet zeggen -en dat zelfs met een volledige innerlijke overtuiging -, dat hij helemaal niets gedaan heeft en slechts een onverantwoordelijke, luie en onnutte knecht was, is zo'n vreemde eis, als er geen tweede op deze aarde ooit gehoord is!
Hoofdstuk 143: Ambt en eer. Alles is genade: alleen de goede wil is verdienste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] De hoofdman zelfwas iedere dag bij Mij, en Ik genas enkel door Mijn woord verscheidene zieken waarover hij Mij had verteld. Enige van Mijn eerste leerlingen ergerden zich er heimelijk over dat Ik dat allemaal Zelf deed en hun geen opdracht gaf om dat in Mijn naam te doen, wat volgens hun mening meer zou getuigen voor Mijn leer dan door Zelfsteeds maar tekenen te doen. Want die getuigden wel voor Mijzelf van Mijn goddelijk meesterschap, maar helemaal niet speciaal voor het feit dat Mijn leer ook door Mijn leerlingen werkte, omdat de mensen zeiden: 'Nu trekken zij al zo lang met Hem rond en toch hebben ze nog maar weinig geleerd, want zij kunnen haast niets!'
Hoofdstuk 145: De verwijten en twijfel van de leerlingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Maar jullie onthouden niets en denken er ook nooit dieper over na, zodat Mijn woord in jullie nooit helemaal goed wortel kan schieten; en zie, juist daarom is het geloof in Mij bij jullie nog lang niet levend, en jullie zijn dan ook juist daarom niet geschikt en in staat om tekenen te doen waardoor de mensen zouden zien dat jullie waarachtig Mijn leerlingen zijn! -Waarom onthouden jullie toch zo weinig en denken jullie er ook zo weinig over na?'
Hoofdstuk 145: De verwijten en twijfel van de leerlingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Toen Ik in de tempel op een spreekgestoelte ging staan, gebood Ik stilte, en de joden herkenden Mij en vroegen heimelijk aan elkaar hoe Ik nu opeens op het feest gekomen was, omdat toch Mijn leerlingen die men daarnaar gevraagd had, niets over Mij wisten. Maar Ik begon het volk het eenvoudig te begrijpen maar zeer veelzeggende vierde en vijfde hoofdstuk van de profeet Jesaja woord voor woord voor te dragen, en gaf er daarna een scherp omlijnde en goedbegrijpelijke uitleg van, die helemaal paste bij deze tijd en exact van toepassing was op de halsstarrige, hoogmoedige Joden. (Joh.7.14)
Hoofdstuk 147: De Heer in de tempel. De mislukte aanslag van de tempeldienaren. (Ev.Joh. 7:14-36) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] IK zei: 'je bent Me ten eerste teveel jood en je vindt al het uiterlijke erg belangrijk, -maar het innerlijke, ware en levende is je vreemd; daarbij komt nog dat men overal altijd beter opgenomen wordt dan in het huis van naaste bloedverwanten, wat de reden is waarom Ik Mij ook maar hoogst zelden in Nazareth laat zien, - want een profeet is nergens zo onbelangrijk als in zijn vaderland! ,
Hoofdstuk 148: Het bezoek van de Heer aan Lazarus in Bethanië - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Maar gaan wij terug tot op Adam, dan zullen we heel veel kort op elkaar volgende tijdsruimtes ontdekken waarin God zich voor duizendmaal duizend mensen zeker wel op de meest gedenkwaardige wijze geopenbaard heeft, en hun Zijn wil en Zijn wijze doel met de mensen heeft meegedeeld; maar omdat de mens, als hem zijn vrije wil niet gelaten wordt, helemaal geen mens zou zijn, deed hij ook met het goddelijke woord precies wat hij met het menselijk woord deed.
Hoofdstuk 149: Een voorspelling van de Heer over onze hedendaagse tijd. De noodzaak van goddelijke openbaringen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Door zulke opvattingen ging het geloof in een ware god dan aan de ene kant welonherroepelijk verloren, en dat te meer omdat aan de andere kant de luie priesterstand door haar zelfzuchtige vervalsing van het geopenbaarde woord van God, de nuchtere en volwassen denkende mensen mettertijd toch de ogen had moeten openen voor het feit dat zo'n geopenbaarde wil van God zelfs voor de domste mens op aarde nog te dom moest zijn. De leer bestond uit louter onbegrijpelijke geheimen, die echter door de blinde mensheid toch voor heilig gehouden werden omdat zij zichzelf voor veel te ónwaardig hield om zulke grote, diepe en heilige geheimen ooit te begrijpen.
Hoofdstuk 149: Een voorspelling van de Heer over onze hedendaagse tijd. De noodzaak van goddelijke openbaringen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] Maar als de mensheid met het geopenbaarde woord en de wil van God altijd zo omspringt, is het toch geen wonder dat de mensen al binnen honderd jaar na wat voor geweldige openbaring van de waarheid dan ook, nauwelijks méér weten en geloven dan slapende kinderen weten van datgene wat zij in wakende toestand gedaan hebben?! God houdt, ondanks dat, echter nooit op Zich op de meest verschillende wijzen zo te openbaren, dat de mens bij enig nadenken direct kan vaststellen dat het daarbij niet op een natuurlijke manier is toegegaan.'
Hoofdstuk 149: Een voorspelling van de Heer over onze hedendaagse tijd. De noodzaak van goddelijke openbaringen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] (DE HEER:) 'Op grotere schaal openbaart God Zich bij monde van door Hem geroepen profeten. Zulke profeten zijn voor mensen met een meer ontwaakte geest altijd goed herkenbaar, - ten eerste door hun geschreven en gesproken woord, ten tweede door extra wondergaven, bijvoorbeeld door in noodgevallen de mensen van te voren toekomstige dingen te verkondigen, zodat de mensen zich dat kunnen aantrekken en zich kunnen verbeteren en God vragen of Hij het aangekondigde onheil van hen zou willen afwenden, zoals dat bij Ninive het geval was. Ten derde kunnen zulke ware, door Gods wil opgewekte profeten ook door hun gebed en door handoplegging zieken genezen als het genezen heilzaam is voor de ziel van de zieke. En ten vierde kunnen zij ook samen met de wil van God een strafgericht over de onverbeterlijke mensheid uitspreken, of, in het tegenovergestelde geval, een volk zegenen.
Hoofdstuk 150: Echte en valse profeten en openbaringen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Waarom zou een mens, zodra hij de innerlijke, geestelijke levensrijpheid volledig bereikt heeft -waarvoor hij een stoffelijk lichaam nodig had -, dan nog verder en langer en ook steeds moeizamer dat lichaam moeten rondslepen? Zal iemand, die een huis helemaal heeft afgebouwd zodat het volledig bewoonbaar is, de bouwstellingen om het voltooide huis laten staan?! Of laatje vlees, datje in een pan flink gaar gekookt en eetbaar gemaakt hebt, zo in de pan staan? Zeker niet,je zult het met het kookvocht uit de pan halen en de lege pan wegzetten! Kijk, daarom heeft alles zijn tijd op deze wereld!
Hoofdstuk 154: Over de noodzaak van de vergankelijkheid van de materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Uw leerling Johannes heeft in zijn inleiding over wat U gezegd heeft, van U het meest juiste en waarachtigste getuigenis gegeven, door te zeggen: 'In den beginne was het Woord, het Woord was bij God, en God was het Woord. Het Woord is vlees geworden en woonde onder ons. Hij kwam tot de Zijnen en zij hebben Hem niet herkend. ,
Hoofdstuk 154: Over de noodzaak van de vergankelijkheid van de materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Toen allen zo de hele maan bezichtigd hadden en al begonnen te zeggen dat zij nu de maan meer dan lang en goed genoeg gezien hadden en Ik hun ook het innerlijke gezicht wel weer kon ontnemen, deed Ik dat dan ook; want allen werden een beetje bang dat zij nu misschien zelfs in deze zeer treurig uitziende wereld zouden moeten blijven.
Hoofdstuk 157: Het zien van de maan door het geestesoog - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] IK zei: 'M'n beste broeder, windje daar niet over op en bedenk dat Ik Zelf wel het best inzie, waarom toegelaten wordt dat zij zich zo onzinnig gedragen! Toch zullen wij hen niet richten, maar het goed begrijpelijke woord dat Ik zo vaak helemaal tevergeefs tot hen gesproken heb, zal hen richten. Maar het is goed dat ook jullie nu gehoord hebben, hoe het merendeel van het volk over Mij oordeelt. Morgen, op de grootste feestdag, zal Ik weer in de tempelonderricht geven en hun heel precies vertellen wat voor soort mensen zij zijn, en wat zij als zodanig te verwachten hebben. - Daarom houden we er nu over op en houden ons met iets beters bezig! ,
Hoofdstuk 159: De belevenissen van de leerlingen op het feest in Jeruzalem - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Alleen een gering aantal mensen dat vóór de tijd die van bovenaf bepaald is opzettelijk kwaadaardig Mij en jullie wilden vernietigen, kreeg het vuur van Mijn rechtvaardige toorn te verduren. Ook daarmee gaf Ik een voorbeeld dat jullie bij voorkomende, soortgelijke gevallen kunnen navolgen; want aan kracht daartoe zal het je niet ontbreken. Maar voordat jullie streng gaan optreden, moet je geen enkele milde manier onbeproefd laten. Strengheid moet slechts gebruikt worden als de mensen jullie moedwillig boosaardig bejegenen, jullie vervolgen en van geen verzoenend woord willen weten.
Hoofdstuk 161: Het geven van een voorbeeld als beste les en vermaning. Waar ernst en dreiging op hun plaats zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90  ...