Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 77 van 1088

...  65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90  ...
[4] De meeste waarde hebben de grote parels, die zo groot zijn als kippeneieren. Een geheel metalen kist, met een inhoud van ongeveer duizend drachmen, zit vol met deze grote parels, die elk op zich een onschatbare waarde hebben. Zulke parels groeien thans niet meer op aarde, omdat deze schaaldieren net als veel andere dieren uit de oerwereld niet meer bestaan. De parels werden echter niet uit zee opgehaald, maar koning Ninias, ook Ninus genoemd, vond ze in de bodem tijdens het uitgraven van de grond toen hij de stad Ninevé liet bouwen. Na heel veel wederwaardigheden kwamen ze ten dele reeds in de tijd van David, maar voor het grootste deel in de tijd van Salomo naar Jeruzalem. Maar in deze grot kwamen ze, toen de Romeinen als veroveraars Palestina, en eigenlijk bijna half Azië, in bezit namen.
Hoofdstuk 5: De geschiedenis van de gevonden schat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] De hogepriesters, die de grot al heel lang kenden, hebben, toen ze bericht kregen van het binnenvallen van de Romeinen, meteen alle grootste en vervoerbare schatten van de tempel verzameld, en behouden in de grot gebracht. De gouden leeuwen, die de troon van Salomo droegen en ten dele diens treden bewaakten, zijn ten tijde van de verwoesting van Jeruzalem door de Babyloniërs in het puin terechtgekomen, maar bij de latere wederopbouw teruggevonden en door de priesters ten bate van de tempel in ontvangst genomen. Die zijn ook voor het grootste deel hier; want men bracht al het waardevolste, dat men in der haast bij elkaar kon rapen, tijdens de inval van de Romeinen hierheen, net zoals bij de inval van de indertijd zo machtige Babyloniërs ook een belangrijke hoeveelheid tempelschatten in de bekende grot bij Chorazin gebracht werd. Toch vonden de Babyloniërs daarna in de tempel nog genoeg om mee te nemen naar Babylon, namelijk de aan de tempeldiensten gewijde vaten en schatten. Geef nu je mensen opdracht om alles uit de grot te halen; later moet Archiël de ingang van deze grot zo versperren, dat daarna geen mens meer toegang heeft;"
Hoofdstuk 5: De geschiedenis van de gevonden schat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] IK zeg: "Dat is ook niet zo belangrijk. Of je het weet of ook niet weet zal je leven niet armer of rijker maken. Maar je mag toch wel weten dat daar geen mensenhanden aan te pas zijn gekomen; de natuurlijke elementen vormden dit alles als bij toeval. De bergen nemen steeds vochtigheid uit de lucht op; daarbij komen de herhaaldelijke regens, de sneeuwen de nevels, die vaak de bovenste toppen van de bergen omhullen. Het op de bergen neergeslagen vocht sijpelt voor het grootste gedeelte door de aarde en het gesteente van de bergen, en waar het boven een inwendige holle ruimte komt, verzamelt het zich in druppels, die bijna voor de helft uit opgeloste kalk bestaan. Die druppels vallen naar beneden. Het zuivere water daaruit sijpelt dan nog dieper naar beneden, of het verdampt in zo'n ruimte. Maar de slijmerige kalkmassa wordt harder en harder, en door de regelmatige toename ontstaan er uiteindelijk allerlei vormen, die meer of minder nu eens op het ene, dan weer op het andere aardse maaksel lijken. En zo ontstonden al die scheppingen in deze grot op een geheel natuurlijke manier, hoewel daarnaast wel is aan te nemen dat satans dienaren belangrijk bijgedragen hebben aan de betere vormgeving van allerlei op mensen lijkende vormen, teneinde de zwakke mensen een rad voor ogen te draaien.
Hoofdstuk 6: Het ontstaan en verdwijnen van de druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Als Faustus en ook alle aanwezigen zien hoe deze plaats in de bergen veranderd is, zegt Faustus tegen Mij: "Heer en Vriend! Waarlijk, ik kan mij nu niet langer meer beheersen! De verschijnselen komen nu te dicht bij het scheppende; ze bevinden zich al een eeuwigheid voorbij de horizon van mijn begrip! Ik weet nu echt niet meer of ik nog leef of dat ik droom! Er gebeuren hier zulke vreemde raadselachtige wonderbare dingen, dat men zelfs als men volkomen nuchter is er stomdronken bij staat en nauwelijks meer met het eigen bewustzijn kan onderscheiden of men tot het manlijke of het vrouwelijke geslacht behoort. -Kijk nu eens naar die verschrikkelijke rotswand! Waar was die eerst, toen wij zo gemakkelijk over een goed begaanbaar bergpad onze weg naar de grot vonden?
Hoofdstuk 6: Het ontstaan en verdwijnen van de druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Wij gaan dan meteen aan het avondmaal, omdat allen, die waren meegegaan, geen middagmaal gekregen hadden en al behoorlijk hongerig waren geworden en daarom erg naar een goed verzorgd avondmaal verlangden.
Hoofdstuk 6: Het ontstaan en verdwijnen van de druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Pas na het vlug genoten avondmaal ging Faustus in opdracht van Mij naar het grote depot om te kijken of de door Archiël uit de grot naar Kis overgebrachte schatten goed waren aangekomen. Alles was in orde, en ook was er een grote lijst van alle verschillende schatten die in de grot werden aangetroffen, met vermelding van hun waarde, Faustus vraagt de bewakers wie deze lijst heeft gemaakt.
Hoofdstuk 7: Het loflied van David. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Faustus gaat daarop met de door hem meegenomen lijst naar de onderrechter en stelt hem dezelfde vragen als de wacht; maar de onderrechter weet van de hele zaak net zo weinig als de eerder ondervraagde wacht. Als Faustus merkt dat niemand in Kis iets van de bezorging van de schatten, weet, zegt hij bij zichzelf: Omdat ze geen van allen iets weten, zal ik ze verder nergens op wijzen, opdat deze zaak daardoor niet zonder noodzaak onder het volk bekend zal worden!"
Hoofdstuk 7: Het loflied van David. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Terwijl hij deze afspraak met zichzelf maakt gaat Faustus weer in zijn huis, waar zijn jonge vrouwtje hem al met open armen opwacht. Maar voor hij zich ter ruste begeeft, komt hij eerst nog naar Mij om over belangrijke zaken te spreken. Maar Ik maak voor morgen een afspraak met hem en beveel hem om nu lichaam en ziel rust te geven, omdat hij net als alle anderen die rust nodig heeft.
Hoofdstuk 7: Het loflied van David. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] En bij dit alles is nog het vreemdst, dat bij de gehele verandering van verscheidene duizenden morgens grond geen spoor van enige gewelddadige vernieling te ontdekken valt. Het geheel ziet er toch net zo uit, alsof hier sinds het ontstaan van de aarde niets veranderd is!? Werkelijk, als hier duizend mensen honderd jaar lang gewerkt zouden hebben, dan is het nog maar de vraag of zij deze massa wel zodanig zouden hebben kunnen verplaatsen, dat zo'n rotswand, die in totaal ruim honderdvijftig manslengten en meer dan een uur gaans breed is, net zo vrij gemaakt had kunnen worden als dat ze nu vrij staat! En daar was een paar ogenblikken geleden nog niets van te zien! En dan nog de manier, die niet de minste sporen achterlaat van enige vernieling! Dat is in alle ernst fabelachtig! Ik ben alleen wel benieuwd naar de gezichten van al die zeelieden, die nu op de plaats van de vroegere weelderige bosstreek deze reuzenwand ontdekken! -Velen zullen helemaal niet weten waar ze zijn; en velen zullen als een kat in een vreemd pakhuis staan te kijken!"
Hoofdstuk 6: Het ontstaan en verdwijnen van de druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] IK zeg: "Daarom zeg Ik jullie allen, dat je hierover zwijgt, en ook zelfs de vrouwen er niets over vertelt; want Ik heb ze deze keer niet mee laten gaan, omdat ze bij bijzonder ongewone voorvallen ondanks alle verboden hun tongen niet in bedwang kunnen houden. Daarom moeten jullie je vrouwen niets over de buitengewone voorvallen vertellen die hier plaats gevonden hebben! Je kunt hen wel de vorm van de grot beschrijven en hen ook vertellen over de nieuw gevonden schatten; maar verder geen woord!" -Allen beloven dat heel plechtig, en wij vervolgen dan rustig onze weg naar Kis en komen daar juist bij zonsondergang aan. Natuurlijk komen de thuisgelaten vrouwen en meisjes ons gezamenlijk tegemoet en weten niet hoe snel ze vragen moeten naar de wonderlijke dingen wij nu weer beleefd zouden hebben. Maar ze krijgen te verstaan dat het nog te vroeg is om te vragen, en dat er alleen maar sprake is van het opgraven van een schat die de Farizeeën nog verzwegen hadden. Hiermee zijn de vrouwen tevreden en zij vragen verder niet veel meer.
Hoofdstuk 6: Het ontstaan en verdwijnen van de druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Verheug u in de Heer, gij rechtvaardigen; de vromen moeten Hem zeer prijzen. Dank de Heer met harpspel en zing voor Hem bij de tiensnarige harp. Zing een nieuw lied voor Hem en begeleid het met zuivere klanken van het snarenspel; want Gods woord is waarachtig, en wat Hij belooft, dat komt Hij zeker na. Hij houdt van gerechtigheid en een zuiver gericht; de aarde is vervuld met de goedheid des Heren. - De hemelen zijn door het woord des Heren gemaakt en al Zijn legers door de geest van Zijn mond. Hij houdt het water in de zee bij elkaar als in een leren zak en legt de diepte in het verborgene. Laat de gehele wereld de Heer vrezen, en alles wat op de aardbodem woont moet tegen Hem opzien; want wat Hij zegt, gebeurt, en wat Hij beveelt, is er. De Heer vernietigt de raadgevingen van ongelovigen en slechten en leidt de gedachten van de volkeren van hen af. Maar Zijn raad blijft eeuwig en de gedachten van Zijn hart blijven zonder ophouden. Gelukkig het volk, dat de Heer tot God heeft; want dat is het volk dat Hij als erfgenaam heeft uitgekozen! -De Heer kijkt uit de hemel en ziet de kinderen van alle mensen. Vanaf zijn onwankelbare troon kijkt Hij naar allen die op aarde wonen. HIJ bestuurt hun hart en wordt al hun werk gewaar. Een koning heeft niets aan zijn grote macht en een reus wordt niet gered door zijn grote kracht! Paarden helpen ook niet, en hun grote sterkte brengt geen redding! Want het oog des Heren ziet alleen naar degenen die Hem vrezen en op Zijn goedheid hopen, opdat Hij hun ziel redt van de dood en haar.voedt tijdens schaarste. Ons hart verheuge zich over de Heer, en wij allen vertrouwen op Zijn heilige naam! - Uw goedheid, o Heer, zij met ons, zoals wij op U hopen!"
Hoofdstuk 7: Het loflied van David. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Ik zeg: "Ja, mijn beste vriend, voor de oprechte vrienden van God is het eigenlijke, ware hemelrijk van God overal, voor de vijanden van God echter nergens. Voor hen is daarentegen de hel overal, waarheen je ook je ogen en andere zintuigen wenden kunt en wilt. Beneden en boven is daar hetzelfde. Kijk niet omhoog naar de sterren -want zij zijn aarden zoals deze, waar je op staat -en kijk ook niet naar beneden naar de aarde, want zij is geoordeeld, net zoals jouw lichaam, dat eens moet sterven en vergaan! Onderzoek daarentegen je hart en zoek er vlijtig in; dáár zul je vinden wat je zoekt. Want in ieder mensenhart is het levende zaad gezaaid, waaruit het eeuwige ochtendrood van het eeuwige leven zal opbloeien.
Hoofdstuk 8: Over het rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Door de poort van je hart zul je na de dood van je lichaam naar buiten gaan in de eindeloze ruimte van God, en afhankelijk van de gesteldheid van je hart zul je daar een hemel of een hel vinden!
Hoofdstuk 8: Over het rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Laat ieder de neigingen van zijn hart onderzoeken, dan zal hij snel bemerken met welke geest zijn hart is vervuld. Trekken zijn neigingen het hart en zijn liefde naar de wereld, en voelt hij een verlangen in zich om iets groots en voornaams te worden in de wereld, - heeft het hart, dat hoogmoedig wil worden, een onbehagen aan de arme mensheid, en voelt het de drang in zich om, zonder door God gekozen en gezalfd te zijn, te willen heersen over de anderen, dan ligt het zaad der hel reeds in het hart. Dit zaad zal, als het niet bestreden en verstikt wordt, de mens na de dood van het lichaam zeer zeker nergens anders dan in de hel doen belanden.
Hoofdstuk 8: Over het rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Ik zeg: "Let dan goed op, want Ik stel er prijs op dat je ziende naar huis gaat!
Hoofdstuk 9: De Heer geeft voorbeelden van hemel en hel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  65 - 66 - 67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90  ...