Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

17481 resultaten - Pagina 761 van 1166

...  749 - 750 - 751 - 752 - 753 - 754 - 755 - 756 - 757 - 758 - 759 - 760 - 761 - 762 - 763 - 764 - 765 - 766 - 767 - 768 - 769 - 770 - 771 - 772 - 773 - 774  ...
[43] Dan zegt de in het wit geklede weer: 'Ja, beste vriend, voor het geval je een doodzonde in je zou hebben, zou het met onze voorbede toch ook niet zo gemakkelijk gaan. Want je weet wel uit de leer van de kerk, dat er na de dood bij God geen gena­de kan zijn vanwege Zijn volmaakt strikte en onveranderlijke rechtvaardigheid? Bovendien heb jij op de wereld toch al nooit waarde gehecht aan de voorbede van heiligen en aan het mis­offer altijd maar weinig en tenslotte helemaal niets meer, waardoor jij je tegenover de kerk ontegenzeglijk als een ketter hebt gedragen en in haar ogen een zeer grote zondaar bent geworden. Als ook wij nu bij God voor jou zouden bidden, denk je dan dat onze voorbede enig nut zou kunnen hebben? Waarom heb je dan geen waarde gehecht aan de litanieën van de kerk en aan de zielenmissen?
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[36] Onmiddellijk ziet hij naast zich drie vriendelijke mannen in witte geplooide kleding staan, die hem liefdevol begroeten en hem als broeder de hand reiken. Zalig en al zijn aardse lijden vergetend reikt hij ook hun de hand, terwijl hij zich nog recht­op zittend boven zijn aardse lichaam bevindt, en zegt: 'O beste, mij nog volkomen onbekende vrienden van de Heer Jezus Christus, wat jullie beslist zijn, in al die zeventig jaren die ik op de harde aarde heb doorgebracht, heb ik -van de menselijke kant bezien -weinig goede, maar des te meer kom­mervolle dagen beleefd, en de laatste waren wel de bitterste. Want toen regende het pijn en diepe ellende op mijn arme zondige huid. Maar aan de Heer zij alles geofferd en Hem alleen zij eeuwig alle lof en al mijn liefde daarvoor! Want hoe­wel ik werkelijk veel heb geleden, heeft het mij toch nooit ont­broken aan tijdelijke vertroostingen, die mij in mijn hart weer helemaal hebben opgericht en mij geleerd hebben alle licha­melijk uiterst bittere, afschuwelijke pijnen en wonden van mijn lichaam in naam van de Heer te verachten. En nu heb ik met de grote genade, hulp en erbarming van God, de Heer Jezus Christus, alles doorstaan en wacht ik met hetzelfde geduld dat op aarde zo dikwijls mijn lijden verzachtte, op wat de heilige wil van de Heer over mij zal beschikken. Hem alleen zij al mijn liefde, al mijn lof en aanbidding -Zijn alleen heilige wil geschiede!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[27] Zie, mijn lichaam, dit afgeleefde zadel van mijn zielom het kruis van God te dragen, ligt nu al koud en dood op het harde strobed. Naar ziel en geest ben ik, die zeventig jaar lang in dit nu dode en van mij afgevallen lichaam heb gewoond, nu vrij; ik leef reeds een eeuwig leven en heb de dood van mijn lichaam niet gezien noch gevoeld, want ronder dat ik mij daarvan bewust was, ben ik in één wonderbaarlijk ogenblik van de mij drukkende last bevrijd. Voel mijn lichaam en over­tuig jullie ervan, dat het volkomen dood is (De vrouwen de kinderen voelen aan het lichaam en ontdekken dat het koud, hard en dood is) .En zie, toch leef ik, en spreek nu met jullie en veel volkomener dan ik ooit heb gesproken! De reden daarvan is dat ik steeds in Jezus, de gekruisigde, heb geloofd en zoveel ik kon naar Zijn geboden heb gehan­deld. En wat Hij in de tempel heeft onderwezen -namelijk, dat zij die Zijn Woord aannemen en ernaar leven, de dood niet zullen zien en smaken -is bij mij nu als eeuwige waarheid bevestigd, want ik heb mijn lichaam afgelegd zonder te voelen hoe en wanneer.
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[13] Deze drie meisjes waren onze enige steun, en nu hebt u hen kreupel geslagen! O God! Hoe zou ik daarbij kunnen zwijgen? Hoe kunt u mij mijn terechte tranen verbieden? Bent u dan geen mens, geen christen?'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[11] De moeder, nauwelijks in staat een woord uit te brengen, slaakte een diepe zucht tot Mij en zei: 'O Heer, rechtvaardige God! Als U leeft, hoe kunt U dan zulke gruwelen aanzien en ze ongestraft laten gebeuren? O mijn God, mijn God, hoe kunt U zo'n ellende over ons laten komen?' Daarop begint zij bitter te huilen. De politieman verbiedt haar om op straat zo'n misbaar te maken en zo de aandacht van de voorbijgangers op zich te vestigen en hij gebiedt haar zich onmiddellijk in haar woning terug te trekken­
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[9] De vrouw gaat weg, en nauwelijks is ze op straat of ze ziet een gerechtsdienaar, die de drie kinderen voor zich uitdrijft. Ze slaakt een kreet van ontzetting en zegt, terwijl ze haar han­den boven haar hoofd heft: 'Rechtvaardige God! O Jezus! Dat zijn mijn arme kinderen!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[8] De zieke zegt: 'Ja, ja, lieve moeder, ga maar gauw -ik vrees ook het ergste! Maar blijf niet te lang weg, en breng mij iets te eten, anders sterf ik van de honger! Bedenk dat wij allemaal al twee volle dagen niets gegeten hebben. Als de drie arme meis­jes maar niet van uitputting ergens zijn blijven liggen! O mijn God, o mijn God, moet dan ook alle ellende over mij komen?'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[7] De vrouw, die van uitputting en honger ook nauwelijks meer kan staan, zegt: 'O mijn arme, lieve man! Al om zes uur vanmorgen zijn de drie oudste kinderen weggegaan om bij goede, medelijdende mensen iets te vragen, en nu is het al drie uur in de middag en nog is er geen van hen teruggekomen! Ik trilover mijn hele lijf van angst dat hun iets is overkomen. 0 Jezus en Maria! Misschien zijn ze zelfs in het water gevallen of in de onbarmhartige handen van de politie? Mijn handen en voeten trillen! -Moge Jezus jou intussen sterken; ik zal met Gods hulp al mijn krachten vergaren en bij de politie navraag gaan doen, of zij daar soms weten waar onze arme kinderen terecht gekomen zijn!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[6] Vermagerd als een Egyptische mummie uit de tijd van de farao's, vol pijn in zijn hele lijf, waarvan de heupen, zijn stuit en zijn naar buiten stekende ruggengraat helemaal stukgele­gen zijn door het harde bed, bovendien nog met een volko­men lege maag, brandend van de honger, zegt hij met gebro­ken stem tegen zijn vrouw: 'Moedertje, heb je helemaal niets meer? Geen stukje brood? Geen warme soep of wat gekookte aardappelen? -O God, o God! Wat heb ik toch een verschrik­kelijke honger! Van de pijn kan ik mij niet meer bewegen, en bovendien nog zo'n honger! 0 mijn God, mijn God! Verlos mij toch eindelijk eens van deze kwelling!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[46] Dat het nu ook voor de ogen van de bisschop lichter begon te worden, kwam doordat er nu in zijn innerlijk liefde begon te komen, nadat hij door Mijn genade een grote hoeveelheid aardse onreinheid vrijwillig van zich af had geworpen en nog verder afwerpt. ­
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[43] Ik (de schipper) zeg: 'Nu goed, wanneer dat je grootste lief­de is, waarvan jij je in het vervolg nog dieper moet overtuigen, kan je wens direct worden uitgevoerd. Kijk, wij zijn nu niet ver meer van een oever en evenmin ver van mijn woonhut. Mijn werk ken je reeds, namelijk dat Ik een gids ben in de ruimste zin van het woord. Jij zult nu dit werk met Mij delen; het loon voor onze inspanningen zal ons stukje grond opbren­gen, dat wij in onze vrije ogenblikken zo vlijtig mogelijk zul­len bewerken. En kijk eens om, naast jou zul je nog iemand vinden die ons trouw zal bijstaan.'
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[41] (De bisschop zegt:) 'O vriend, wanneer mijn lot volgens mijn liefde bepaald zou worden, dan kwam ik God weet waar terecht. Want in mij gaat het nog precies zo toe als in het gemoed van een modebeluste vrouw, die in een modemagazijn honderd stoffen bekijkt en uiteindelijk niet weet wat ze moet kiezen.
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[42] Volgens mijn innerlijk gevoel wil ik graag bij God, mijn Schepper zijn. Maar dan zijn mijn vele zonden een Sta-in-de-weg en dan houd ik de verwerkelijking van die wens voor geheelonmogelijk! Dan weer komt de gedachte in mij op, ergens in een hoek van deze eeuwige geestenwereld als een doodeenvoudige landman te leven en tenminste eenmaal de genade te verkrijgen om Jezus te zien, al is het maar voor enke­le ogenblikken. Maar dan vermaant mijn geweten mij weer en zegt: 'Dat ben je nooit waard', en dan val ik weer terug in mijn met alle zonden beladen nietigheid voor Hem, de Allerheiligste! Slechts één gedachte komt mij het minst moei­lijk en onwaarschijnlijk voor om te verwezenlijken, en ik moet bekennen dat dit nu mijn liefste wens is, namelijk bij jou, waar je ook bent de hele eeuwigheid te zijn en door te bren­gen. Ofschoon ik op de wereld diegenen die het waagden mij de waarheid in het gezicht te zeggen het minst kon verdragen, heb ik jou daardoor toch boven alles lief gekregen, omdat je mij de waarheid als een uiterst wijs, maar ook als een hoogst zachtmoedig rechter openlijk in het gezicht hebt gezegd. Dit idee is mij het liefst en daarbij zal ik nu altijd blijven!'
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[39] (De bisschop.) 'O lieve vriend, ik moet je helaas eerlijk bekennen dat het met mij precies zo is gesteld als je gezegd hebt. En ik zie in dat ik daartegen ook niet de geringste ver­ontschuldiging kan aanvoeren; want alles raakt alleen maar mijzelf. Alleen wil ik graag weten waarheen je me nu zult brengen en wat mijn eeuwig lot zal zijn?'
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[33] Daarbij verzeker ik je ook dat ik, zoals je wenst, mijn vroe­gere leidsman van harte vergeeft Ik was immers alleen maar kwaad op hem omdat ik niet begreep wat hij eigenlijk met mij van plan was. Hij liet weliswaar doorschemeren wat hij met mij voorhad, maar dat hij mij zo lang alleen liet, moest er wel toe leiden dat ik boos op hem werd. Maar nu is alles voorbij en indien hij nu terug kwam, zou ik hem ter wille van jou meteen om de hals vallen en kussen, zoals een zoon zijn vader die hij in lange tijd niet heeft gezien!'
Hoofdstuk 10: De overgang van een bisschop - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
...  749 - 750 - 751 - 752 - 753 - 754 - 755 - 756 - 757 - 758 - 759 - 760 - 761 - 762 - 763 - 764 - 765 - 766 - 767 - 768 - 769 - 770 - 771 - 772 - 773 - 774  ...