17481 resultaten - Pagina 772 van 1166
... 760 - 761 - 762 - 763 - 764 - 765 - 766 - 767 - 768 - 769 - 770 - 771 - 772 - 773 - 774 - 775 - 776 - 777 - 778 - 779 - 780 - 781 - 782 - 783 - 784 - 785 ...
[4] Dit leidersambt is echter altijd zo onverbrekelijk met een zekere mate van aanzien verbonden (vergeef me dat ik zoals altijd fris van de lever spreek), dat, ik ben daar vast van overtuigd, Uzelf dat ook niet helemaal van het ambt kunt scheiden, zolang de leider datgene zal zijn en blijven waartoe U hem allergenadigst verkozen hebt. Ik wil U daarom vragen, omwille van mijn aloude deemoed, die mij eigenlijk tot U heeft gebracht, mij en mijn grote domheid van dit heilige ambt te verschonen. Zie, er zijn kinderen in groten getale; daaronder zullen zich zeker nog meerdere Kisehels bevinden!Hoofdstuk 13: Aanzien en leidersambt - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[5] U weet immers dat ik altijd al mijn grootste vreugde beleefde aan de laagst mogelijke positie en dat ik altijd duizendmaal liever gehoorzaamde, dan dat ik iemand anders een opdracht gaf; verschoon mij daarom dus van dit ambt!
Hoofdstuk 13: Aanzien en leidersambt - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[7] Ik weet weliswaar van U dat zelfs de deemoed dan ophoudt een eigenlijke deugd te zijn, als men haar slechts om zichzelf in acht neemt, omdat men zich dan vanuit een zeker egoïsme het prettigste voelt in die deemoed, - maar, o Gij goede Vader, U ziet immers in mijn hart dat dat bij mij helemaal niet het geval is, maar dat ik alleen uit liefde en de allergrootste hoogachting voor U deemoedig ben en op grond daarvan ook zeer graag al mijn broeders ten dienste sta, want alleen dat alles is mijn grootste vreugde! Verschoon mij daarom van dit ambt; echter, Uw heilige wil geschiede, zoals altijd, ook nu! Amen.'
Hoofdstuk 13: Aanzien en leidersambt - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[10] Ik voor mij kan geen kracht noch macht noch gezag gebruiken, maar alleen Uw liefde in mijn hart; want als ik zoals de anderen kracht, macht en gezag zou hebben, wie zou mij dan beschermen tegen het aanzien dat het ambt niet zich meebrengt?!
Hoofdstuk 13: Aanzien en leidersambt - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[11] Als ik echter in mijn diepste nederigheid alleen Uw liefde heb, dan kan ik met de kracht van Uw liefde in mij iedereen dienen in de zaligste deemoed van mijn leven!
Hoofdstuk 13: Aanzien en leidersambt - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[13] En de hoge Abedam zei daarop tegen hem: 'Luister, Abedam, je instelling is goed, en waardig zich in Mijn grote welgevallen te verheugen; maar jouw besef van Mijn ordening der dingen staat nog erg ver achter bij jouw zuivere instelling. Want zie, er kan toch immers in de ordening der dingen geen ambt zijn dat niet met de vereiste mate van aanzien verbonden is; want zonder zo'n aanzien zou dat ambt geen ambt zijn, maar slechts een onbeduidende vrijplaats voor tegenspraak, waar iedereen liever voor zijn eigen dwaasheid vecht, dan de wijsheid van zijn broeder te volgen.
Hoofdstuk 13: Aanzien en leidersambt - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[14] Als echter het ambt gepaard gaat met de vereiste mate van aanzien, die uit de nodige kracht, macht en gezag bestaat, dan zal de overtreder er daardoor immers van afgehouden worden met het ambt en met Mijn ordening te spotten en zal uiteindelijk verplicht worden de regel van het ambt aan te nemen en dan minstens zolang gedwongen worden deze regel na te leven tot hij zich deze orde geheel eigen gemaakt heeft als een richtlijn voor zijn eigen leven, zodat zij hem eigen wordt en vlot en vaardig gehanteerd wordt, alsof ze uit hemzelf voortkomt.
Hoofdstuk 13: Aanzien en leidersambt - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[15] Nu zie, Mijn geliefde Abedam, dat kan het ambt zonder een juiste mate van aanzien nooit bewerkstelligen!
Hoofdstuk 13: Aanzien en leidersambt - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[16] Als je dus een dienaar van Mij wilt zijn, dun moet je Mijn wil geheel aannemen en je ernaar gedragen en getrouw handelen en van jouw wil mag er niets anders bij zijn dan slechts de wil tot gehoorzaamheid en dat is het zaad van de ware, innerlijke deemoed.
Hoofdstuk 13: Aanzien en leidersambt - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[17] Het aanzien kleeft toch zeker niet aan de persoon die het ambt bekleedt, maar alleen aan het ambt zelf en dat vertegenwoordigt niets anders dan Mijzelf in Mijn liefde, genade en erbarmen, als het door Mij beschikt en bestemd wordt met degenen die het ambt moeten uitoefenen. Zou je Mij dan het aanzien van Mijn heiligheid willen bestrijden?!
Hoofdstuk 13: Aanzien en leidersambt - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[20] En ontvang dan ook jij Mijn zegen en wees daardoor een ware, getrouwe en werkelijke leider van al de kinderen in het avondland.
Hoofdstuk 13: Aanzien en leidersambt - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[21] Wie je in Mijn naam de handen oplegt, die zal zoals jij een leider van de broeders worden met al de liefde en wijsheid uit Mij.
Hoofdstuk 13: Aanzien en leidersambt - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[22] Ontvang dus Mijn zegen en zoals jij Mijn naam draagt zul jij ook voortaan dragen Mijn woord, Mijn liefde, Mijn genade en Mijn erbarmen in alle kracht, macht en gezag! Amen.'
Hoofdstuk 13: Aanzien en leidersambt - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[5] Ook mag jij nu nog niet weggaan, maar moet je aan Mijn zijde blijven als tevoren; moet jij dan, nu je van Mij een echte en nuttige bestemming voor je leven hebt gekregen buiten zinnen raken?!
Hoofdstuk 14: Over de lasten van het leidersambt en de zwakheid van de mens - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[6] Dit zeg Ik je echter: Als jij eenmaal in dienst getreden bent, dan zal je pas een groot licht opgaan; dan zal het je duidelijk worden dat Mijn ambten in deze wereld niet in het minst met bijvoorbeeld honing overladen zijn, maar des te meer met allerlei bitterheid.
Hoofdstuk 14: Over de lasten van het leidersambt en de zwakheid van de mens - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)