Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22349 resultaten - Pagina 79 van 1490

...  67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92  ...
[8] Kijk nu eens, deze beide broeders, kinderen van één vader en één moeder, leven tesamen in één huis. De eerste is een engel, de tweede bijna een volmaakte duivel. Voor de eerste is de armelijke hut een hemel, voor de tweede is dezelfde hut zonder wat voor verandering dan ook, een pure hel vol bittere kwellingen. Zie je nu hoe hemel en hel op één plaats voor kunnen komen?!
Hoofdstuk 9: De Heer geeft voorbeelden van hemel en hel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Heersers en veldheren moeten er wel zijn; maar begrijp goed, dat deze door God daarvoor uitgekozen en geroepen en voorts rechtstreekse afstammelingen van vroeger gezalfde koningen moeten zijn. Die zijn dan geroepen. Maar wee ieder ander, die zijn arme hut verlaat en zich beijvert om door allerlei middelen de heersersstaf te verkrijgen! Werkelijk, die zou beter nooit geboren kunnen zijn.
Hoofdstuk 9: De Heer geeft voorbeelden van hemel en hel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] FAUSTUS zegt: "Heer, nu begint het mij te dagen! -In de hele oneindigheid is er maar EEN God, EEN kracht en EEN wet van eeuwige orde. Voor de mens, die zich deze wet tot de zijne maakt, is alles en overal hemel; degene echter, die zijn vrijheid wil gebruiken om deze wet te weerstaan, vindt overal hel, verdriet en marteling!"
Hoofdstuk 10: De wet der orde. In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Als het hart van de mens echter vol deemoed is, en hij zich gelukkig prijst om de geringste onder de mensen te zijn, iedereen te dienen, uit liefde tot de broeders en de zusters zichzelf niet te achten, zijn meerderen gewillig in alle goede, voor de broeders nuttige zaken te gehoorzamen, en hij God boven alles liefheeft, dan groeit uit het hemelse zaad in het hart een echte, eeuwig levende hemel. Als de mens op deze wijze de gehele hemel in al haar volheid al in zijn hart draagt, gevuld met het echte geloof, de zuiverste hoop en liefde, dan kan hij na de dood van zijn lichaam onmogelijk ergens anders terecht komen dan in het hemelrijk van God, dat hij in alle volheid allang in zijn hart had! Als je dit goed overweegt, dan zul je gemakkelijk begrijpen hoe het nu precies met het hemelrijk, alsook met de hel, gesteld is."
Hoofdstuk 8: Over het rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Zijn broer is daarentegen een zeer ontevreden mens. Hij gelooft in geen God en zegt: 'God is een leeg begrip, dat de mensen gebruiken om de hoogste graad van heldendom op deze aarde aan te duiden. In de armoede kan alleen maar een zeer dom mens gelukkig zijn, net zoals ook de hersen - en verstandloze dieren gelukkig zijn als ze datgene, wat hun stomme en afgestompte, natuurlijke drift verlangt, slechts spaarzaam krijgen. Maar een mens, die zich met zijn verstand ver boven het dierlijke verheven heeft, moet niet meer met het gewone varkensvoer tevreden zijn, en moet niet met de eigen voor iets beters bestemde handen in de aarde rondgraaien, wat alleen maar passend is voor dieren en slaven. Hij moet het zwaard grijpen en zich opwerken tot een machtig veldheer, en door triomfpoorten de grote, veroverde wereldsteden binnentrekken. De aarde moet beven onder het hoefgetrappel van het paard, dat overladen met goud en edelstenen, trots de heer van de machtige heerscharen draagt.
Hoofdstuk 9: De Heer geeft voorbeelden van hemel en hel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Maar Ik zeg je nog wat: De mensen van deze wereld moeten, om waarlijk Gods kinderen te worden, door water en vuur geleid worden. De oertoestand van de hemel is water en vuur; wat niet verwant is aan het water, wordt door het water gedood, en wat zelf geen vuur is, kan in het vuur niet bestaan."
Hoofdstuk 10: De wet der orde. In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Nadat Ik het uitbeelden van het hemelrijk beëindigd had (Matth. 13,53) en de Sicharieten weer weg liet gaan, en ook van Kisjonah, die ditmaal op Mijn aanraden thuis bleef en Faustus niet vergezelde, afscheid genomen had, met de belofte hem binnenkort weer op te zoeken, gingen we dan om twee uur voor de middag op een groot schip. Wij voeren met Faustus, die met zijn jonge vrouw op Mijn schip meeging, naar de omgeving van Kapérnaum. Daar bevond zich de normale landingsplaats voor deze stad en voor Nazareth, dat zoals bekend, niet zo ver van Kapérnaum verwijderd lag.
Hoofdstuk 11: Het berouw van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] IK zeg: "O ja, maar jij alleen!" - na deze woorden namen wij afscheid.
Hoofdstuk 11: Het berouw van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] FAUSTUS zegt: "Goed, ga dan met mij mee; wij zullen Hem in Nazareth in het huis van Zijn moeder aantreffen. Maar Hij heeft gezegd dat niemand ons mag begeleiden!" -Jaïrus, die weer hoop krijgt, stemt meteen in met het voorstel van Faustus. Beiden laten een paar snelle muildieren zadelen en rijden zo snel mogelijk naar Nazareth. Een paar uur voor zonsondergang komen zij in Nazareth aan, stallen de muildieren in een herberg en gaan dan te voet naar het huis van Mijn moeder en treffen Mij daar aan met Borus, die een van de eersten uit Nazareth was die Mij met open armen tegemoet kwam; want hij kreeg bericht dat Ik op deze dag in Nazareth zou aankomen.
Hoofdstuk 11: Het berouw van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] Toen Faustus met Jaïrus de kamer binnenkwam, begon deze laatste te huilen, viel voor Mij neer en smeekte Mij hardop of Ik hem zijn grote zonde, de ondankbaarheid die Hij aan Mij begaan had, wilde vergeven.
Hoofdstuk 11: Het berouw van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[18] JAÏRUS zegt: "Heer, U weet dat ik hier dichtbij voor de plattelandskinderen een school heb laten bouwen, met daarbij een klein bedehuis. In dit bedehuis heb ik voor mijzelf een grafkelder laten bouwen; maar omdat mijn dochter vóór mij stierf, liet ik haar daarheen brengen en in de nieuwe grafkelder leggen, waarin nog nooit een dode gelegen heeft. De grafkelder ligt nauwelijks tweeduizend passen hier vandaan. Als U deze zou willen zien, o Heer, dan zou mij dat uitermate gelukkig stemmen, hoewel ik overigens dodelijk bedroefd ben!"
Hoofdstuk 11: Het berouw van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Ik zeg U: Alle opperpriesters en alle onderpriesters samen vrezen niet voor het vuur of de storm, die voor de grot waarin de grote profeet verborgen was, voorbijging; maar voor het suizen van de wind boven de grot van de grote profeet zijn ze bang, omdat ze steeds zeggen dat de Messias uit de orde van Melchizedek als een dief in de nacht heel stil zal komen en hen alles zal afnemen, wat ze zich tot op heden verworven hebben! -Daarom wil geen enkele priester de aankomst van de gezalfde van God in der eeuwigheid meemaken, maar deze liever zo ver mogelijk in de verste toekomst verschoven zien.
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Terwijl Sarah zo nog bezig is haar hart voor Mij uit te storten, komt Jaïrus eindelijk met een harskaars naar de grafkamer toe. Dan zeg Ik tegen haar: "Let op, je vader Jaïrus komt! Verberg je daarom achter de rug van Faustus, zodat hij je niet meteen ziet, want dat zou slecht zijn voor zijn gezondheid! Maar als Ik je roepen zal, stap dan vlug met een opgewekt en vrolijk gezicht naar voren, dan zal zoiets hem geen kwaad doen!" -Sarah volgt deze raad direkt op, en Jaïrus komt de kamer binnen op het moment dat Sarah zich net achter de rug van Faustus heeft verborgen.
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[26] JAÏRUS zegt: "Je hebt gelijk! Dat is duidelijk Hij, die je tweemaal het leven heeft weergegeven, en ik mag daarbij nooit jouw liefde in de weg staan! Volg van nu af aan geheel je eigen hart, en ik zal jou en je liefde van tijd tot tijd ook volgen! Ben je daarmee tevreden, jij, die op deze aarde alles voor mij was, en nu naast Jezus ook weer alles bent?"
Hoofdstuk 12: Sarah's tweede opwekking uit de dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Daar de wassende maan deze avond al wat licht gaf, zag de BEWAKER maar al te gauw het dochtertje van Jaïrus, dat in het lange witte gewaad opgewekt naast Mij liep. Helemaal ontsteld vroeg hij aan Jaïrus: "Wat is dat nu.?! Wat zie ik?! Is dat Sarah niet, uw overleden dochtertje?! Was ze dit keer dan ook schijndood?"
Hoofdstuk 13: Het gesprek tussen Jaïrus en zijn vrouw over Sarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  67 - 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92  ...