17481 resultaten - Pagina 781 van 1166
... 769 - 770 - 771 - 772 - 773 - 774 - 775 - 776 - 777 - 778 - 779 - 780 - 781 - 782 - 783 - 784 - 785 - 786 - 787 - 788 - 789 - 790 - 791 - 792 - 793 - 794 ...
[6] O, Heiligste, ik weet het nog wel van mijn moeder Zilla, dat U in iedere vorm van hetgeen ooit geschapen werd, geheel alleen werkzaam bent en niemand hebt die U daarbij zou kunnen helpen of dat U iemands hulp nodig zou hebben, maar dat U overal alleen aan Uzelf volkomen genoeg hebt.Hoofdstuk 32: Abedam zowel Mens als God. Naëhme's grote liefde tot Jehova - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[7] Maar ik weet ook van mijn moeder dat U, wat Uw wezen betreft, zeker alleen als de meest volkomen mens gezien moet worden; en aangezien wij, Uw schepselen, ons onmogelijk ooit een volkomener voorstelling kunnen maken van God dan alleen in de wonderbaarlijke heerlijke vorm van een mens, zou immers iedere andere voorstelling die ik van U heb, U des te onwaardiger zijn, naarmate die meer verwijderd is van de menselijke vorm!
Hoofdstuk 32: Abedam zowel Mens als God. Naëhme's grote liefde tot Jehova - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[9] Maar - zie -, ik zou me immers op een onbetamelijke wijze kunnen verspreken, - en dat zou U - ja misschien in stilte - toch een beetje verdriet doen! - En het zou misschien ook niet gepast zijn ten overstaan van U alsook van deze beslist allereerbiedwaardigste vaderen, als ik zou willen zeggen wat er nu allemaal zo vurig in mijn hart voor U getuigt!
Hoofdstuk 32: Abedam zowel Mens als God. Naëhme's grote liefde tot Jehova - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[10] Maar U kijkt immers ook in mijn hart stellig nog beter dan ikzelf; dat zal U alles vertellen waar mijn toch al zo zwakke mond helemaal niet toe in staat zou zijn.
Hoofdstuk 32: Abedam zowel Mens als God. Naëhme's grote liefde tot Jehova - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[13] Hoe had Hored aan mijn armzalig duistere zijde IJ welgevallig kunnen blijven zoals de andere vaderen, die nooit aan de verzoekingen van Hored hebben blootgestaan?!
Hoofdstuk 32: Abedam zowel Mens als God. Naëhme's grote liefde tot Jehova - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[22] 'O Gij d meer dan heilige, mildste, lieflijkste, zachtmoedigste, allertederste Jehova! d Mag ik, een arme zondares, U dan ook net zo liefhebben als Uw kinderen en Uw dochters hier U mogen beminnen? O mag ik dat? Ik, een kind van de wereld, een dochter van Uw - o ik kan het niet uitspreken! - Zou - ook ik U zo mogen liefhebben?! - O mijn Jehova!'
Hoofdstuk 32: Abedam zowel Mens als God. Naëhme's grote liefde tot Jehova - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[23] Hier viel zij neer en huilde en huilde, omdat Zij zich te onwaardig voelde voor Mijn liefde.
Hoofdstuk 32: Abedam zowel Mens als God. Naëhme's grote liefde tot Jehova - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[24] Meteen liep Abedam naar haar toe, nam haar arm, hielp haar overeind en drukte haar vervolgens onverholen ten overstaan van alle vaderen zichtbaar heftig tegen Zijn borst en hield haar zo een tijdlang in Zijn armen; en toen Hij haar weer losliet, vroeg Hij nog een keer: 'Wel. Mijn geliefde Naëhme, zul jij Mij nog een keer vragen of je Mij lief mag hebben?'
Hoofdstuk 32: Abedam zowel Mens als God. Naëhme's grote liefde tot Jehova - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[26] Abedam echter werd ontroerd en zei met luide stem: 'Kinderen, zie dit aan! Hier aan Mijn voeten ligt nu meer dan wat de zon, maan en alle sterren kunnen bieden! Hier ligt een nieuwe dochter van boete, berouw en d de allerhoogste liefde!
Hoofdstuk 32: Abedam zowel Mens als God. Naëhme's grote liefde tot Jehova - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[30] Naëhme, jij behoort nu alleen Mij toe! Zie, zo wreek Ik Mij op Mijn vijanden, d namelijk met vaderliefde!'
Hoofdstuk 32: Abedam zowel Mens als God. Naëhme's grote liefde tot Jehova - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[7] Hij gelastte mij weliswaar naar de grot te gaan om te bezien of mijn hart nog wel tot berouw in staat is; maar wat lieb ik daaraan?
Hoofdstuk 33: Horeds inkeer, zijn bekentenis en zijn nieuwe vergissing - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[8] Ken ik soms mijn slechte hart niet, dat even weinig tot berouw geneigd is als een steen tot het opnemen van een druk, waaraan hij weerstand biedt zolang hij een harde, ongevoelige steen is?!
Hoofdstuk 33: Horeds inkeer, zijn bekentenis en zijn nieuwe vergissing - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[9] O Naëhme, Naëhme, jij schuldloze schuldige aan mijn harde, egoïstische hart; nu pas wordt me duidelijk dat meiland dan alleen de Heer, jouw God en Schepper, je ongestraft kan naderen!
Hoofdstuk 33: Horeds inkeer, zijn bekentenis en zijn nieuwe vergissing - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[12] Ik was immers altijd al zo hitsig als een stinkende bok en een bronstig hert en liet mij daarbij voorstaan op mijn grote en krachtige gestalte; wat was er nu natuurlijker dan dat de Heer, voor wie mijn onverbeterlijke dwaasheid te veel werd, mij uiteindelijk welverdiend en terecht zodanig moest straffen?!
Hoofdstuk 33: Horeds inkeer, zijn bekentenis en zijn nieuwe vergissing - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[19] Doch nu pas doorgrond ik geheel en al mijn dwaasheid en dank ik U in mijn hart, zoals nog geen sterveling U heeft bedankt, voor Uw grote erbarming voor mij, arme dwaas!
Hoofdstuk 33: Horeds inkeer, zijn bekentenis en zijn nieuwe vergissing - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)