17481 resultaten - Pagina 80 van 1166
... 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 ...
[4] IK zeg: 'Mijn liefje, je hebt weliswaar niet helemaal ongelijk; maar hij komt in zijn huidige positie toch helemaal tot zijn recht. In de grote orde van Lama zijn ook zulke wezens nodig, die zonder veel na te denken meteen een zaak aanpakken, of ze dat zelf aan kunnen of niet. Dat heeft als uitwerking, dat dan ook anderen aangespoord worden eveneens iets te doen en dikwijls veel verstandiger dan degene, die zonder veel nadenken was begonnen. De al te wijze mensen leggen niet zelden op alle slakken zout. Ze hebben dikwijls van louter diepzinnigheid geen vertrouwen, om een zaak aan te pakken, zolang ze niet alles gewikt en gewogen hebben, zodat er niets meer fout kan gaan. En dus moeten er ook Martinussen zijn, die minder wijsheid maar daarvoor in de plaats een grote dadendrang in zich dragen, die dikwijls beter is dan teveel wijsheid. Wees daarom over Martinus maar heel gerust; hij zal zijn werk wel goed doen, als hij het volgens Mijn opdracht aanpakt en afmaakt.'Hoofdstuk 114: Het gedaantewisselende wezen van Satan - Een aanwijzing over het karakter van Martinus - Het vermoeden van de nieuwelingen over de nabijheid van de Heer - Chanchah' s deemoedige schuldbekentenis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] SATAN zegt: 'Heer, ik ken U, ken Uw macht en mijn ontzettende onmacht naast Uw oneindige, eeuwige macht. Maar juist daarom, omdat ik dat alles maar al te zeer tot in de grond der zaak inzie en mijn onmacht door en door voel, zie Ik het ook als een triomf van mijn trots, dat ik U kan trotseren, ja dat ik U eeuwig kan weerstaan! En ik zie ook in, dat al Uw macht geen middel overblijft om mijn houding te buigen, mijn wil te overwinnen - dan mij volledig te vernietigen, wat U echter nimmer als een overwinning op mij kunt beschouwen. Want een geestelijke levensoverwinning berust nooit op de mogelijke totale vernietiging van het veel zwakkere tegendeel, maar in de wijze overtuiging dat een noodzakelijke voorwaarde hiervoor de meest volledige vrijheid van beide partijen is.
Hoofdstuk 119: Het tweegesprek van de Heer met Satan - Satans kwaadwillige trots - De gelijkenis van de ertsgieter - De geredde aanhang van Satan - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] Als Hij dan, die ons aller Leraar en Meester was en eeuwig zal zijn, ons een dergelijke leer bracht, die wij weliswaar op aarde niet hebben begrepen: moeten wij dan hier in de hemel soms een betere leer in ons zelf zoeken? Ik denk, dat zou nog erger zijn dan al mijn aardse ezel - en ossenvoer! Denk je ook niet, beste broeder?'
Hoofdstuk 130: Enkele vragen van Johannes om Martinus op de proef te stellen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] MARTINUS zegt tegen de drie ook buitengewoon mooie mannen: 'Lieve, mooie vrienden, maken jullie je om deze drie dochters vooral geen zorgen. Want zij zijn bij mij in veel betere handen dan in die van jullie, die alleen maar wijsheid, en in deze wijsheid ontzettend weinig liefde hebben. Ik leer hen nu liefhebben en begrijpen wat liefhebben is. En dat is de wil van de grote God, die in Zichzelf de allergrootste, hoogste en zuiverste liefde is. Ik zeg, dat moeten ook jullie leren, dan zullen jullie eveneens hoger kunnen komen en niet steeds zowel lichamelijk als geestelijk in deze wereld van jullie blijven. Ik zal deze dochters opnemen in mijn huis. Maar jullie zal ik niet opnemen, als je niet kunt liefhebben. Zullen jullie echter ook in staat zijn om lief te hebben, dan is ook voor jullie een plaatsje te vinden!'
Hoofdstuk 141: Dreigende houding van de drie zonnemannen - Martinus' krachtige weerwoord - Gehoorzaamheid van de drie zonnemannen op aanraden van hun geesten - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] IK zeg: 'Mijn lieve broeder, je hebt werkelijk goed geantwoord, want zonder Mij kan niemand iets doen. Maar zie, de zaak ligt zo:
Hoofdstuk 144: Verbazing van Chanchah en Gella over de schoonheid van de drie zonnedochters - Lof van de Heer voor Martinus als mensenvisser - Het openstaan voor genade en het aannemen ervan - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Moeten wij hen volgen? Ik deze keer niet! Wie wel? Dat zou er nog bij komen, dat we bij hen in de leer zouden gaan! En U, Heer, gaat U soms Zelf mee? En jij Petrus, en Johannes ook? - Het is een toestand! - Wat zegt U daarop O Heer, Gij, mijn alles?'
Hoofdstuk 149: Ontnuchterende uitwerking van de wijsheid van de drie zonnedochters op Martinus' zekerheid omtrent zijn overwinning - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] DE WIJZE zegt: 'Verheven vriend, in alle oprechtheid gesproken, op het laatste na - alles. Maar dat God, het allerhoogste, oneindige, oereeuwige Godswezen hier onder jullie en ook nog in jullie gedaante en grootte aanwezig zou zijn, dat is - zoals je zelf wel inziet, als onze oeroude voorspellingen en openbaringen je enigszins bekend zijn - een moeilijke zaak. Het kan wel zijn, dat ik dat later zal inzien. Maar op dit ogenblik is het voor mijn begrip van God, het allerhoogste wezen, bijna helemaal onmogelijk!
Hoofdstuk 163: Petrus geeft informatie over het gezelschap dat is aangekomen en over het doel van zijn bezoek - Bedenkingen van de wijze over de zichtbaarheid van God - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[22] Ik bekijk de zaak tot grotere geruststelling van mijn gemoed aldus: Onze grote wereld heeft op haar oppervlakte een hoeveelheid van zulke kleine dingen, waarvan het volume van elk afzonderlijk in zo' n geringe verhouding staat tot het totale volume van deze wereld, als bijna het loutere niets tot de oneindigheid!
Hoofdstuk 164: Logische uiteenzetting van Petrus en het opheffen van de twijfel van de oudste der zon aangaande de zichtbaar aanwezige Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[15] En dus blijf ik in zoverre bij mijn grondstelling, dat de beide tegenstellingen nooit volkomen in één kunnen samenvallen. Toch wil ik een meer grondig onderricht niet van de hand wijzen. In tegendeel, elk dieper ingaan op deze zaak zal mij zeer welkom zijn, en ik verheug mij er ook heel erg op daarover meer en diepgaander van jou te horen!'
Hoofdstuk 165: Johannes in tweegesprek met de wijze van de zon - De verhouding tussen Schepper en schepsel - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[1] PETRUS zegt: 'Beste vriend, je hebt als het er op aan komt mijn lezing niet begrepen! Zie, de vraag luidde immers: 'willen jullie - en wel met behoud van alle voordelen van jullie levensomstandigheden, voorzover deze niet door wetten dienaangaande worden beperkt, dat jullie er terwille van het Godsrijk zelf afstand van doen, (het spreekt vanzelf: alleen die levensvoordelen die voor het leven zelf niet absoluut noodzakelijk zijn) - kinderen van God worden gelijk wij zijn, of niet?' Als ik over een voorbehoud spreek, dan geloof ik toch dat je de zaak zo zult begrijpen, als ik ze je heb voorgesteld!
Hoofdstuk 177: Nogmaals verduidelijking van de vraag over het kindschap Gods door Petrus - Zijn kritiek met betrekking tot de bloedschande onder de zonnemensen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] DE WIJZE zegt: 'Je wordt bedankt door mij en al degenen die hier buiten bijeen zijn, voor je toespraak en belering die jij ons nu hebt doen toekomen door de genade van jouwen onze God en Heer. Van deze leer heb ik vooral het laatste deel des te meer gewaardeerd, omdat ik daardoor tamelijk helder heb leren inzien, om welke reden op jouw wereld de mensen met ons vergeleken, in zulke moeilijke omstandigheden geplaatst zijn. Maar ik heb daaruit ook nogmaals de bevestiging van mijn grondstelling bespeurd, tengevolge waarvan geen intelligent wezen moet wanhopen omtrent de Schepper en Zijn goedheid.
Hoofdstuk 175: Slot van de toespraak van Martinus en een wenk omtrent het doel ervan - De voorwaarden voor het kindschap van God - De woorden van dank en goedkeuring van de wijze - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[20] Wees hiervan verzekerd, als jullie Mijn leer en de leer van Mijn kinderen en afgezanten zult navolgen. En dat zal jullie des te gemakkelijker afgaan, omdat jullie in de kennis van Mijn gerechtigheid toch al alle andere volkeren verreweg vooruit zijn!
Hoofdstuk 183: De ontvangstgroet van de zonnemensen aan de Heer – Diens toespraak tot de zonnewijzen - Deemoed als middel tot verlossing van de lichte last der nieuwe levensregels voor de schepselen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[21] Mijn leer is bovendien heel gemakkelijk op te volgen. Want Ik als Schepper weet wel het beste, wat jullie allemaal nodig hebben en wat jullie voor je vrijwording en volgens je natuurlijke geaardheid het gemakkelijkste in acht kunnen nemen. Wees daarom niet bang voor de nieuwe last die Ik nu op jullie schouders zal leggen! Ik zeg jullie dat ze heel licht, mild en zacht zal uitvallen!
Hoofdstuk 183: De ontvangstgroet van de zonnemensen aan de Heer – Diens toespraak tot de zonnewijzen - Deemoed als middel tot verlossing van de lichte last der nieuwe levensregels voor de schepselen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] IK zeg: 'Kinderen, waar jullie om bidden, daarin heb Ik allang vaderlijk voorzien. De Schepper blijft alleen voor de schepselen onzichtbaar en ondoorgrondelijk. Want de schepselen zijn geoordeeld in de macht van de Schepper en kunnen nooit voor Hem treden, Hem aanschouwen en Zijn stem horen. Maar heel anders staat het met de kinderen, die Ik als Schepper en voortaan ook als Vader vrij heb gemaakt door Woord en leer. Deze kunnen Mij zien en spreken wanneer zij willen - vooropgesteld, dat hun harten zich in de ordening van Mijn leer bevinden!
Hoofdstuk 184: Het goede antwoord van de wijze - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Is dat echter niet het geval, zijn de harten zinnelijk gestemd, hebben materiële dingen en onbeduidende wereldse zorgen zich daarin genesteld en Mijn Woord en Mijn leer uitgeschakeld: dan kan Ik natuurlijk niet meer gehoord en gezien worden, omdat zulk een wordend kind van Mijn genade, liefde en erbarming dan weer het veroordeelde kleed van het geschapene heeft aangetrokken - waartoe het weliswaar ook de volle vrijheid heeft.
Hoofdstuk 184: Het goede antwoord van de wijze - Jakob Lorber - Bisschop Martinus