15542 resultaten - Pagina 80 van 1037
... 68 - 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 ...
[5] Terwijl Ebahl, die vanwege de komende Farizeeën en schriftgeleerden wachten had uitgezet, nog zo half klagend zat te piekeren, kwam er al een dienaar de zaal in en deelde tot schrik van Ebahl mee dat de aangekondigden er al waren. Ebahl snelt naar buiten om ze te ontvangen en zijn twee vrouwen en de oudere dochters volgen Ebahl om hem te helpen, en Ebahls zonen doen hetzelfde, alleen de lieve Jarah blijft bij Mij.Hoofdstuk 117: Aankomst van zieken en Farizeeërs bij Ebahl. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] IK zeg: "Vriend doe wat je wilt, Ik leg je hier geen beperkingen op, maar als je hier een bepaald ambt wilt uitoefenen, dan moet je nu naar buiten gaan en dat buiten met hen in het bijzijn van enige van je onderaanvoerders bespreken!"
Hoofdstuk 117: Aankomst van zieken en Farizeeërs bij Ebahl. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] De HOOFDMAN, die ook naast Mij zat, zei: " Als ik Ebahl was wist ik wel wat mij te doen stond! Ik zou mijn knechten bevelen om deze kerels geducht te geselen! Wat zouden ze hem kunnen doen? En het zou zeker niet de eerste maal zijn dat zo'n ontvangst hen ergens te beurt viel! Ik zou heel korte metten met hen maken! En mochten ze hier binnen komen, dan zal ik hen in ieder geval toch zo'n poets bakken, dat ze naar lichaam en ziel zullen staan te trillen op hun benen, alsof ze de koorts hadden gekregen! Ik zal ze vragen op wiens bevel ze zo diep in de nacht in een plaats met een Romeinse bezetting hebben durven komen. Ik zal ze wel eens laten zien dat iedere plaatselijke kommandant het recht heeft een ieder, van welke afkomst en welk geloof hij ook is, gevangen te nemen en, als hij zich niet geldig kan legitimeren, onmiddellijk aan het scherprecht over te geven! Dat zal ik weliswaar niet daadwerkelijk op hen toepassen, maar ik wil hen toch wel een panische schrik op het lijf jagen, zodat het angstzweet tot over hun hielen naar beneden zal lopen!"
Hoofdstuk 117: Aankomst van zieken en Farizeeërs bij Ebahl. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] De HOOFDMAN zei tegen hem: "Stuur de koerier naar de legerplaats, en Iaat de onderbevelhebber onverwijld dertig man naar mij toesturen! Ga!" - Na deze woorden verlaat de wachter onmiddellijk de zaal en binnen tien minuten stappen de dertig man met de onderbevelhebber de zaal al binnen en worden door de nog op de straat verblijvende Farizeeën die zich met alle egards laten behandelen, niet opgemerkt. De onderbevelhebber vraagt de hoofdman wat er nu gedaan moet worden.
Hoofdstuk 117: Aankomst van zieken en Farizeeërs bij Ebahl. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] De FARIZEEËN wassen hun handen en vallen daarna aan. Heel snel is alles opgegeten en zijn ongeveer zestig bekers wijn leeggedronken. De wijn maakt ze echter spraakzaam en ze beginnen overal naar te vragen, vertellen al gauw de reden van hun komst en vragen naar Mij, zeggend: "Weten jullie hier niets over een zwerver, die uit Nazareth geboortig moet zijn? Deze persoon, waarschijnlijk timmerman van beroep, moet volgens zeggen ongelooflijke tovenarijen uitvoeren, een nieuwe godsdienst propageren, zieken genezen, geesten bezweren en het volk opruien tegen de tempel en de keizer. Voor hem zijn wij op weg naar Nazareth om daar deze zaak te onderzoeken. Omdat hij echter in heel Galiléa actief schijnt te zijn, zouden jullie hier misschien wel iets meer van hem kunnen weten!"
Hoofdstuk 117: Aankomst van zieken en Farizeeërs bij Ebahl. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Dan komt de HOOFDMAN naar voren en zegt: "De man waar u naar vraagt, ken ik heel goed en ik ken al Zijn werken, ook die Hij nauwelijks een paar weken geleden in de plaats Kis heeft gedaan. Daar stelde Hij door Zijn goddelijk profetische geest het hoofd van de rechtbank, Faustus, ervan in kennis dat de keizerlijke belastinggelden en verdere schatten komend uit de Pontus en uit Klein-Azië door uw soortgenoten op een schandelijk sluwe manier van de Romeinse vervoerskaravaan zijn afgenomen, hetgeen de opperstadhouder Cyrenius in grote verlegenheid en geheel Galiléa, ja zelfs het gehele Joodse rijk, in groot gevaar gebracht heeft.
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Maar dat wat u zoëven zei, namelijk dat u naar Nazareth gaat om Jezus, als erge misdadiger, te vangen en te onderzoeken, dat is Hij allerminst! Hij stookt geen mens tegen u en nog minder tegen de keizer op, anders zou, zoals iedereen weet, Cyrenius Zijn vriend niet zijn!
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Maar nu over iets anders, heren van de tempel! U zult toch wel weten dat er zich hier in Genezareth sinds enige jaren een vast Romeins militair kamp bevindt. In verband daarmee moet ieder mens, zonder uitzondering, van welke stand hij is of uit welk land hij ook komt, een betrouwbare, door de Romeinse overheid geldig ondertekende reispas bij zich hebben, als hij de legerplaats heelhuids en ongehinderd wil passeren. Toon mij daarom dat document, temeer omdat u in de nacht hierheen bent gekomen. Anders moet ik, als hoofd en bevelhebber van deze plaats en ook van deze streek, u gevangen nemen en morgen openbaar laten geselen en u vervolgens geboeid naar Jeruzalem terugzenden! Wees dus zo vriendelijk en laat mij uw vereiste reisdocumenten zien!"
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] De OVERSTE van de Farizeeën zegt: "Heer, ikzelf als overste uit Jeruzalem ben de levende reispas voor allen, en een andere hebben wij niet nodig! Want ik ben óók een machthebber en ik bezit een keizerlijk privilege om bij dag en bij nacht in geheel Israël te reizen! Wij zijn door God gezalfd - en wee degene die een hand naar ons uit zou steken!"
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] De OVERSTE zegt: "Van zo'n voorschrift heeft men ons nog nooit iets verteld, dus konden wij er ons ook niet aan houden, want wij zijn niet zo dom om, als wij op reis gaan, niet voor alle zaken te zorgen die voor onze veiligheid nodig zijn. Maar als zoiets hier nodig is, dan zenden wij meteen een bode naar Jeruzalem en dan kunt u morgen om deze tijd de nodige reisdocumenten in handen hebben."
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] De OVERSTE zegt: "Maar als we nu meteen een snelle rijder als bode naar Jeruzalem zenden, dan is hij morgen tegen de middag met de nodige documenten hier!"
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[19] Dan gaat een Farizeeër naar buiten en brengt een beurs met de honderd groschen en geeft die aan de hoofdman, en de hoofdman geeft de beurs aan de onderaanvoerder, die het geld moet tellen. Omdat het aantal klopt, beveelt de hoofdman de onderaanvoerder het geld in de kas van de arme zondaars te leggen, wat de onderaanvoerder ook meteen doet.
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Dan sta Ik op, groet de hoofdman, die Mijn groet vol warmte en hartelijkheid beantwoordt, en Mij en Jarah in het bijzijn van Ebahl en zijn vrouwen en de andere kinderen begeleidt naar een ander vertrek, waar een goed rustbed voor Mij klaar staat.
Hoofdstuk 119: Gods liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Het is maar goed dat Mijn leerlingen, die zich nog veel moeite geven met de twee Essenen en de groep Farizeeën, en ze haast helemaal voor hun standpunt hebben gewonnen, niet vanwege het lawaai naar ons in de eetzaal zijn gekomen! Want dat zou ontijdig de aandacht hebben getrokken! Hoewel -Ik wilde het zo, en dus kon het ook niet anders gaan! -Maar wat zal Ik nu met Mijn allerliefste Jarah beginnen? Dat meisje verlaat Mij nooit!"
Hoofdstuk 119: Gods liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Ik vroeg aan de huilende mensen die hem volgden, wat deze wondermooie mens dan wel gedaan mocht hebben om door de wereldse mensen zo slecht behandeld te worden. En zij zeiden tegen mij allemaal hetzelfde: 'Hij was een geweldige weldoener der mensheid. Nooit beging hij een onrechtvaardigheid, en de zuiverste waarheid kwam als honingzeem uit zijn mond. Hij heeft de wereldminnende en heerszuchtige Farizeeën te veel de waarheid gezegd en zij hebben hem daarom door de zwakke Romeinse landvoogd tot de dood aan het kruis laten veroordelen. Zij brengen hem nu naar de plaats van de terechtstelling. Kom met ons mee en zie wat voor loon de grootste mensenvriend krijgt van de slechte buitengewoon zelfzuchtige mensen!'
Hoofdstuk 120: Jarah's droom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)