17481 resultaten - Pagina 794 van 1166
... 782 - 783 - 784 - 785 - 786 - 787 - 788 - 789 - 790 - 791 - 792 - 793 - 794 - 795 - 796 - 797 - 798 - 799 - 800 - 801 - 802 - 803 - 804 - 805 - 806 - 807 ...
[7] Toen weken de drie sterren ver terug en de middelste opende zich en verslond de beide buitenste; pas toen vernam je in je een krachtige, op donder lijkende stem, die je de eerste fundamentele leer gaf over jezelf en over datgene, wat je moet worden en watje moet doen.Hoofdstuk 65: De roeping van Horidaël tot schrijver van de vrije tekens die overeenstemmingen bevatten en aanduiden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[16] Dit woord was echter Mijn woord in jou of dat werkelijke woord waardoor jij, zoals alle dingen, eens ontstaan bent; en dit woord leerde je, dat je de grote, innerlijke overeenkomsten van de buitenwereld met de innerlijke, werkelijk levende, eeuwige wereld zult begrijpen.
Hoofdstuk 65: De roeping van Horidaël tot schrijver van de vrije tekens die overeenstemmingen bevatten en aanduiden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[6] Wie dus niet in de geest van zijn liefde tot Mij komt en Mij vraagt en dankt met dezelfde geest van de liefde, waarlijk, die zal ik niet eerder aanzien en verhoren, dan wanneer hij zich volledig overgegeven heeft en ingegaan is in zijn innerlijke wereld en Mij daar een nieuw, levend offer gebracht heeft van de zuivere liefde in het hart van zijn ziel, waarin de levende geest woont, die een oude afstammeling is van Mijn eeuwige liefde!
Hoofdstuk 66: Abedams woorden over de ware verering van God. Het evangelie van het ware geven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[8] Ik zeg je, Mijn geliefde Horidaël, laat dergelijke oude, nietszeggende gewoonten, die alleen in de laagte thuishoren, achterwege en verhef je tot een vrij mens.
Hoofdstuk 66: Abedams woorden over de ware verering van God. Het evangelie van het ware geven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[11] Maar wat moet dat knieën buigen en dat op de grond liggen van jullie, die Mijn kinderen zijn, aan wie Ik een levende geest gegeven heb, voor Mij betekenen?!
Hoofdstuk 66: Abedams woorden over de ware verering van God. Het evangelie van het ware geven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[14] Mijn lieve Horidaël, zie jij, en tien jullie allemaal dan niet in, wat voor een pure dwaasheid een dergelijke uiterlijke dienst aan Mij, de levende, eeuwige God is; een levenloze verering, liefde en aanbidding voor Mij, je heilige, meest liefdevolle Vader, terwijl Ikzelf je een levende ziel gaf en in die ziel een eeuwige geest van alle liefde en waarheid vanuit die liefde!
Hoofdstuk 66: Abedams woorden over de ware verering van God. Het evangelie van het ware geven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[17] Maar als je je lichaam samen met je geest tot Mij wilt verheffen, gebruik dan je ledematen vanuit Mijn liefde die in je is voor een Mij alleen welgevallige broederdienst en Ik zal die werken van jullie lichaam aanzien als werken van de liefde van je geest en zal je daarvoor het verdiende loon geven!
Hoofdstuk 66: Abedams woorden over de ware verering van God. Het evangelie van het ware geven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[19] Waarlijk, Ik zeg tegen jullie allen, wie zijn broeder een stuk brood geeft, of een appel, een peer, een noot, een druif, of een schaap, een koe, een stier, een ezel, een kleed of een huis en hij geeft dat niet vanuit zijn hart, maar vanuit een zekere dwingende verplichting, die heeft in Mijn ogen zijn broeder niets gegeven en Ik zal geen acht op hem slaan, noch op zijn gave, - al zou die groter zijn dan een berg!
Hoofdstuk 66: Abedams woorden over de ware verering van God. Het evangelie van het ware geven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[21] Nu weten jullie allen voldoende wat er te doen valt met betrekking tot Mijn verering; richt je daarnaar, dan zul je je in eeuwigheid niet te beklagen hebben dat Ik iemands verzoek niet zou verhoren!
Hoofdstuk 66: Abedams woorden over de ware verering van God. Het evangelie van het ware geven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[6] 'O mijn boven alles, alles verheven heilige en van de allergrootste, oneindige liefde vervulde Vader! Almachtige, eeuwige, grote God; gezagvolle Heer en volmaakt wijze Meester in alle dingen van de grote oneindigheid!
Hoofdstuk 67: Purhals visioen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[7] Zie, tot nu toe heeft nog bijna elk van mijn voorgangers een deemoedige verontschuldiging naar voren gebracht. waarom hij niet durfde spreken over hetgeen hij in zichzelf gezien had, omdat hij heel goed wist - net zoals ik en zeker ieder van ons -, dat voor U ook onze geheimste gedachten dusdanig duidelijk zijn als voor mij de zon zelfs op de helderste dag niet eens is!
Hoofdstuk 67: Purhals visioen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[8] Zie dus, heilige, meest liefdevolle Vader, ik wil in dit opzicht een uitzondering zijn en wil geen blad voor de mond nemen en spreken zoals U mijn tong hebt laten groeien!
Hoofdstuk 67: Purhals visioen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[12] Daarom ook wil ik aanstonds zonder schroom en vrees de vruchten ten beste geven die U, o heilige, allerliefdevolste Vader, zo levendig in mijn overigens uiterst armzalige hart gelegd hebt!
Hoofdstuk 67: Purhals visioen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[14] In het begin klom ik van de ene gedachte naar de andere en mijn gedachten gingen aldus heen en weer en op en neer: `Moet ik dus in mijn hart kijken en goed acht slaan op alles wat zich daarin zal afspelen en vertonen?
Hoofdstuk 67: Purhals visioen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[18] Maar tijdens mijn weinig zeggende gedachten was er opeens een onuitsprekelijk luide knal te horen; en meteen verging de aarde onder mijn voeten en ik zweefde in het middelpunt van een eeuwige nacht en zag niets, zelfs niet eens de vluchtigste gedachte van mijzelf en ik was nauwelijks in staat tegen mijzelf te zeggen: `Zo ziet het er dus in mijn hart uit?
Hoofdstuk 67: Purhals visioen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)