15542 resultaten - Pagina 796 van 1037
... 784 - 785 - 786 - 787 - 788 - 789 - 790 - 791 - 792 - 793 - 794 - 795 - 796 - 797 - 798 - 799 - 800 - 801 - 802 - 803 - 804 - 805 - 806 - 807 - 808 - 809 ...
[4] Bekijk liever eens deze echt wondermooie omgeving; werkelijk, deze is me wel duizendmaal liever dan onze vroegere verheven hemel. Hier zou ik wel willen wonen en ergens daar op de bergen zo'n echt gemoedelijke landman worden. Kijk toch eens naar dat weelderige gras, de wondermooie bloemen, die mooie lanen met bomen, die naar het lijkt de edelste soorten vruchten dragen; en dan de kleine beekjes. En kijk eens daar voor ons, hoe deze grote, prachtige vlakte omgeven is door een schitterend gebergte en hoe deze bergen zonder uitzondering gesierd zijn met wondermooie paleisachtige gebouwen. Als mijn ogen me niet bedriegen, dan zie ik op de dichtstbijzijnde bergen ook in het wit geklede levende wezens die voor de paleizen wandelen. Dat bevalt mij goed! Deze omgeving lijkt toch veel meer op een hemel dan die waarin we als eeuwige vraatzuchtige poliepen maar moesten blijven zitten.Hoofdstuk 55: Eerste solide woonplaats na de schijnhemel. Onbegrijpelijke drie-eenheid. De evangelische Christus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] Zo verging het mij niet veel beter niet mijn liefde voor de drie-eenheid en voor het heiligste altaarsacrament; want zo vaak ik ter communie ben gegaan en daarna mijzelf afvroeg of mijn hart meer naar het sacrament of meer naar mijn vrouw en kinderen trok, moest ik tot mijn schande bekennen dat mijn liefde voor vrouw en kinderen heel wat sterker was dan die voor het heilige sacrament. Zo kon ik de drie-eenheid evenals het heilige altaarsacrament nooit echt in mijn hart sluiten, maar het slechts met een zeker geheimzinnig, heilig ontzag benaderen. Ja, ik ging tenslotte zo ver met mijn heilig ontzag, dat ik de natuurlijke liefde van het hart voor God letterlijk als zonde beschouwde.
Hoofdstuk 55: Eerste solide woonplaats na de schijnhemel. Onbegrijpelijke drie-eenheid. De evangelische Christus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] Kijk, ze zijn samengekomen en onze vermeende `tafeldienaar' vraagt onze woordvoerder al hoe de reis naar hier hun is bevallen en wat voor opmerkingen ze zoal hebben gemaakt. Onze woordvoerder zegt: lieve vriend en broeder van zeker bijzonder hoge geaardheid, ik zeg je, een oud spreekwoord zegt: `Veel geschreeuw en weinig wol!' Zo was het ook met ons. We hebben onder elkaar over veel onbeduidende dingen gekletst, die bij elkaar genomen maar weinig gewicht in de schaal der waarheid zouden hebben gelegd. Daarom zal het mijns inziens niet nodig zijn om voor jou onze dwaasheden, die je al van onze gezichten kunt aflezen, te herhalen. Behalve een onderwerp dat weliswaar niet belangrijk is omdat ik het heb uitgesproken, maar omdat het op zich belangrijk kan zijn.
Hoofdstuk 56: Op weg naar Christus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[13] Onze vermeende tafeldienaar opent zijn armen, spreidt ze wijd uit en zegt tegen onze woordvoerder en via hem tevens tegen het hele gezelschap: geliefde vriend en broeder, ik heb je immers gezegd: neem Christus maar goed in je op, dan is Hij ook aanwezig! Je hebt Hem opgenomen en daarom is ook gebeurd wat ik je gezegd heb, want Christus is naar jou toegekomen en je zult voortaan nooit meer zonder Zijn gezelschap zijn, - en zo mag jij jouw Christus dan naar hartelust omhelzen!
Hoofdstuk 58: Vurig verlangen naar de Heer. Een examen in liefde. Het heilige doel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[15] En de vermeende tafeldienaar zegt: vrienden, broeders, hier staat Hij voor jullie; Ik hen het, die jullie in jullie harten hebben gezocht! Maar lk was reeds lang van tevoren bij jullie, heb jullie gezocht en hier gebracht. Kom dus bij Mij, dan zal Ik jullie daar brengen waar Ik woon temidden van degenen die Mij evenzo liefhebben als jullie Mij liefhebben; want waarlijk, Ik vraag niet naar goud en zilver, maar naar de kinderlijke liefde tot Mij vraag Ik! Wil Ik pracht en praal, lieve vrienden en broeders, dan ben Ik zeker eeuwig bij machte om de gehele oneindigheid daarmee wondermooi te sieren.
Hoofdstuk 58: Vurig verlangen naar de Heer. Een examen in liefde. Het heilige doel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[17] Kijk, hoe nu alles plotseling veranderd is. Ons hele gezelschap omvat nu de Heer, liefkoost Hem en vleit zich tegen de Vader aan zoals kinderen doen als ze hun goede ouders een tijdlang niet hebben gezien. En de Heer leidt hen als een goede Vader en leert hen Zelf onderweg Zijn wonderen kennen. Kijk, welk een zaligheid er nu van de gezichten van ons gezelschap straalt! Onze woordvoerder roept nog uit: o, wat een reis; onze heilige Vader leidt Zijn kinderden naar waar Hij woont!
Hoofdstuk 58: Vurig verlangen naar de Heer. Een examen in liefde. Het heilige doel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Het is namelijk alle betere rooms-katholieken eigen, dat zij buitengewoon verlangend naar licht in het rijk der geesten en dus ook nu in de waarachtige hemel aankomen. Daarom vragen ze ook honderduit om zich licht te verschaffen in alle verborgen hoeken, die tijdens hun aardse leven steeds in grote duisternis werden gehouden.
Hoofdstuk 59: Aankomst in de eeuwige morgen. Beperking van de goddelijke macht bij de opvoeding van het menselijk gemoed - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] De vermeende tafeldienaar vraagt de woordvoerder: waaruit zal dit betekenisvolle onderwerp dan wel bestaan? Kijk, we hebben tot het paleis nog een flink stuk te gaan; daarom kun je het mij immers wel vertellen. Onze woordvoerder zegt: beste vriend en broeder, als je mij geduldig wilt aanhoren wil ik jou heel graag vertellen waaruit dit zowel voor mij als voor liet hele gezelschap meest belangrijke onderwerp bestaat. Je geeft me een wenk en zegt dat ik kan spreken; dus zal ik ook alles wat ik maar in mezelf kan vinden openhartig naar voren brengen. Op aarde had ik heel heimelijk ook al wel zulke denkbeelden, maar eigenlijk waren ze niets anders dan vluchtig voorbijtrekkende fantasieën die altijd weer, zoals het betaamde, plaats moesten maken voor mijn katholieke geloof. Mijn fantasieën bestonden en bestaan nu nog meer dan destijds uit het volgende: nummer één was voor mij altijd de zo hooggeplaatste, onbegrijpelijke drie-eenheid, tot Wie ik nooit de liefde van mijn hart geheel en al kon verheffen, wat ik ook maar deed of wilde. Ik had wel een erbarmelijke vrees, die samenging met een ongelofelijk heilig ontzag. Dat was dan ook alles wat ik voor dit allerhoogste, drievuldige Wezen voelde. Meer kon ik van mijn hart onmogelijk gedaan krijgen.
Hoofdstuk 56: Op weg naar Christus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Zo heb ik mijn hart ook gevraagd of ik wel in staat zou zijn om een berg of de gehele aarde lief' te hebben. Ik probeerde ook daarvoor liefde in mijn hart op te wekken, maar het verging me daarbij als een niet al te sterk en krachtig mens, die een buitengewoon zware last moet optillen. Ik stelde me bij deze liefdespoging zo menig grote held voor en dacht dan bij mezelf: zij moeten de aarde toch vurig hebben liefgehad als ze zo verwoed hebben gevochten om haar te bezitten. Maar dan zei mijn hart mij: deze helden hebben niet de aarde liefgehad, maar alleen zichzelf; zij wilden geen vaders, maar slechts heren en heersers op aarde zijn. Toen ik dat ontdekte, vond ik mijn principe nog meer bevestigd en ik zag nog duidelijker in, dat een mens nooit het voor hem al te grote in liefde kan omvatten. Zo wilde ik ook eens verliefd worden op een ster. Ook dat ging niet, want hij was te ver weg en ik voelde me bij deze liefde als een vis op het droge, die wel voortdurend naar water hapt maar desondanks geen druppel in zijn keel krijgt. Met dergelijke vreemde liefdesvoorbeelden heb ik mijn hart vaak op de proef gesteld, maar het liep altijd op niets uit.
Hoofdstuk 56: Op weg naar Christus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Let op, nu gaan ze naar binnen. Laten ook wij meegaan, zodat we er bij dijn als zich zo dadelijk een belangrijk tafereel gaat afspelen. Kijk nu eens naar onze woordvoerder; hij staat met zijn hele gezelschap heel verbluft om zich heen te kijken. Waarom dan? - Jullie kunnen het gemakkelijk raden, omdat onze brave woordvoerder niets meer van het hele paleis ziet, want hij bevindt zich nu aan de zijde van de vermeende tafeldienaar in een grote, tienzuilige tempel. De zuilen bestaan uit louter diamanten, de voetstukken zijn van goud, de kapitelen van doorzichtig goud, het dak van robijnen en de vloer van louter amethisten tegels. Als men vanaf de tempel naar alle richtingen kijkt, ziet men rondom een eindeloos uitgestrekte vlakte, die hier en daar onderbroken wordt door heuvels, die met gelijksoortige tempels versierd zijn. De vlakte zelf is echter overal begroeid met prachtige fruitbomen van allerlei soort. Alles is zo mooi geordend als was het door een heel beroemde tuinarchitect aangelegd.
Hoofdstuk 57: Het levenspaleis van het gezelschap. Het zaad voor het hemelrijk, Gods Woord - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Laten we nu echter eens luisteren naar hetgeen onze woordvoerder gaat zeggen en wat voor antwoord hij geeft wanneer de vermeende tafeldienaar hem vraagt hoe hem het paleis bevalt. Zijn antwoord luidt: maar beste vriend en broeder, wat is dat nu weer voor een nieuwe, hemelse fopperij? Ik heb mij in mijn fantasie reeds de mooiste kamers van het paleis voorgesteld, maar nauwelijks door de poort naar binnen getreden, was het hele paleis als weggeblazen! Op de plaats van het paleis staat hier nu inderdaad deze onuitsprekelijk prachtige tempel en er omheen eindeloos ver naar alle richtingen ziet men in plaats van de door mij gefantaseerde paleiskamers, dit landschap van onuitsprekelijke schoonheid. Nee, dit lijkt me alweer onverklaarbaar! Wie zoiets kan verklaren, moet minstens tienduizend jaar voor Adam geboren zijn, want van Adams kinderen is er waarschijnlijk niet één tegen deze verschijning opgewassen. Zeg me eens, beste vriend en broeder, kun jij daar iets van begrijpen?
Hoofdstuk 57: Het levenspaleis van het gezelschap. Het zaad voor het hemelrijk, Gods Woord - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[13] `Het rijk Gods komt niet met uiterlijk vertoon, maar het is binnen in jullie.' Ja, nu wordt me heel veel duidelijk. Ik begin nu ook te begrijpen om welke reden jij daarboven in de schijnhemel een tekst van de apostel Paulus ogenschijnlijk aan Johannes toeschreef. Paulus is weliswaar ook een poort waarop de zaadkorrels van Gods Woord in grote, volle pracht zijn aangebracht, maar bij Johannes, ja, bij de gehele Johannes straalt nu de volheid van de Godheid in Christus wezenlijk naar buiten! Ik bedoel: Paulus zegt dat wel in een of andere tekst, maar dat lijkt me meer een zaadkorrel. Bij Johannes komt het in volle rijkdom tot uiting en dat is al een plant. Heb ik gelijk?
Hoofdstuk 57: Het levenspaleis van het gezelschap. Het zaad voor het hemelrijk, Gods Woord - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[15] Ten tweede is deze omgeving onveranderlijk vast, omdat Mijn kinderen die hier naar Mij toekomen, als gevolg van hun grote liefde voor Mij in hun willen en in hun inzichten volkomen één zijn met Mij, of met andere woorden gezegd, omdat zij zich volkomen tot op de laatste druppel hebben verdeemoedigd en ten gevolge van hun liefde voor Mij, hun eigen wil totaal hebben opgegeven en in plaats daarvan Mijn eeuwige levende wil in zich hebben opgenomen.
Hoofdstuk 59: Aankomst in de eeuwige morgen. Beperking van de goddelijke macht bij de opvoeding van het menselijk gemoed - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[16] Daarom willen ze hier ook niets anders dan wat Ik wil. Mijn wil is echter een allerduidelijkste, voor eeuwig vastgestelde voorstelling van het goede en het ware. Daarom is dan ook deze omgeving waarin Ik met de Mijnen woon, volkomen onveranderlijk vast en berust er niets op illusie. Wat je hier ziet, is van binnen ook volkomen hetzelfde als van buiten. Alle planten, bomen, vruchten en korenvelden zijn hier niet slechts zichtbare overeenstemmingen, maar volmaakte, vastgelegde realiteiten. Wanneer je hier van de ene plaats naar de andere gaat, zul je zien, als je je passen telt, dat de afstand heen en terug hetzelfde is.
Hoofdstuk 59: Aankomst in de eeuwige morgen. Beperking van de goddelijke macht bij de opvoeding van het menselijk gemoed - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[18] Je vraagt, hoe ver deze streek zich wel uitstrekt. Mijn lieve vriend, broeder en zoon, deze streek zoals je haar naar de morgen toe ziet liggen, heeft verder eeuwig geen einde en is zo groot, dat wanneer alle mensen die door de eeuwen heen op alle hemellichamen geboren zouden worden, naar deze streek zouden komen, deze naar verloop van duizend eeuwen, in verhouding tot de grootte van deze omgeving niet meer ruimte zouden innemen dan een zandkorreltje in de oneindigheid van de eeuwige ruimte.
Hoofdstuk 59: Aankomst in de eeuwige morgen. Beperking van de goddelijke macht bij de opvoeding van het menselijk gemoed - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)