Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 800 van 1037

...  788 - 789 - 790 - 791 - 792 - 793 - 794 - 795 - 796 - 797 - 798 - 799 - 800 - 801 - 802 - 803 - 804 - 805 - 806 - 807 - 808 - 809 - 810 - 811 - 812 - 813  ...
[8] De monnik zegt: dat is alweer een duivelse strikvraag. Wat moet ik daarop voor antwoord geven? Ik zeg je: de ware gehoorzame christen gelooft alles en vraagt niet naar historisch onjuiste data. Maar de denker, die een ketter is, piekert overal over. In de Heilige Schrift zijn toch ook dergelijke tegenstrijdigheden te vinden. Moeten we er daarom geen geloof aan hechten? Als jij soms niet weet hoe de Heilige Geest spreekt, dan zeg ik je dat deze altijd spreekt volgens de innerlijke wijsheid en dat zulke uitspraken een heel andere betekenis hebben, die weliswaar geen duivel begrijpt; wij godgeleerden begrijpen deze echter wel en wij weten wat we geloven. En dus heb ik je ook op deze vraag antwoord gegeven, opdat je daardoor ook des te meer verdoemd mag worden.
Hoofdstuk 68: Twistgesprek met een augustijn. Petrus en Paulus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] Luister, jij duistere geest daar op de achtergrond! Kom naar voren en geef mij antwoord op de vraag die ik je in de tempel heb gesteld! De monnik komt bevend van angst naar voren en wil mij vanwege het vernielde kruisbeeld met een vloek in plaats van met een antwoord tegemoet komen. Kijk nu eens, vlak voor hem ontstaat er in de bodem een metersbrede kloof en - in de diepte ziet hij de hel! Ik zeg tegen hem: kijk, duistere geest, dat is jouw christendom; jouw hart is vervuld van hetgeen je hier ziet.
Hoofdstuk 69: De augustijner monnik in beraad - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[16] Wat zal ik nu met jullie doen? Vraag mij wie ik ben, en ik zal jullie antwoorden: ik ben een echte apostel van de Heer en ben naar hier gezonden om jullie in Zijn naam op te wekken. Hoe zal ik jullie echter opwekken als jullie vervuld zijn van het eeuwige gericht? Zodoende vraag ik jullie nog eens: wat willen jullie doen? Spreek, of deze afgrond moge jullie verslinden.
Hoofdstuk 69: De augustijner monnik in beraad - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[18] Ik zeg tegen hem: wil je over deze kloof heen, dan moet je in geest en waarheid alles in jezelf verstikken wat je daar in de afgrond voor je ziet, want dat is een verschijningsvorm van hetgeen in jouw eigen hart aanwezig is. Daarom, onderzoek jezelf en doen jullie allen die hier aanwezig zijn, hetzelfde. Word wakker uit jullie doodsslaap opdat ik, als ik terugkom, jullie gezuiverd en levend moge vinden, zodat ik jullie weg kan leiden uit jullie gevangenis van de dood! Er zijn er in dit klooster echter nog meer die ik eerst nog moet vermanen. Als zij tot bezinning zijn gekomen, dan pas zal ik terugkomen en jullie in naam van de Heer een nieuwe weg laten zien. Zie, hoe ze nu beginnen te huilen en te jammeren. Wij zullen dit echter niet aanhoren, maar ons meteen naar de `paradijsmonniken' begeven.
Hoofdstuk 69: De augustijner monnik in beraad - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Maar kijk, onze paradijsbewoners komen naar ons toe. Laten we daarom stil zijn en letten jullie op de ontvangst! Kijk, daar wenkt een paradijsman twee met knuppels voorziene engelen om naast hem te komen lopen, zodat hij ons onder veilige begeleiding kan naderen. De andere paradijsman vormt met vier van sabels voorziene engelen de achteropkomende bescherming voor de voorhoede, wanneer deze tegen de vijand te zwak mocht zijn.
Hoofdstuk 70: Bij de paradijselijke augustijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Nu spreek ik de betere monnik aan en zeg: luister, geliefde vriend, jouw spreken bevalt me en daarom ben je dichter bij het rijk Gods dan menig ander. Al heb je ook weinig werken verricht die je naar hier zijn nagevolgd, je hebt toch heel wat meer licht dan de anderen. Daarom krijg je nu de gelegenheid om de goede daden die je ontbreken voor het rijk Gods, in te halen. Laat daarom meteen al de schijnzaligen van dit paradijs hier bij elkaar komen.
Hoofdstuk 72: Netelige vragen - eerlijk antwoord - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] Kijk, de opperste leider van dit paradijselijk monnikencollege komt heel voorzichtig naar ons toe en ondervraagt ons, zeggende: wij en alle goede geesten loven God de Heer! Als jullie eveneens goede geesten zijn, zeg ons dan wat jullie verlangen.
Hoofdstuk 72: Netelige vragen - eerlijk antwoord - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[13] Ik was nu eenmaal rooms-katholiek en geloofde, leerde en handelde naar de geest van deze kerk en ik denk daardoor niets verkeerds te hebben gedaan. Maar ligt die zaak anders, dan kun je ons zelf daarover inlichten. Ik ben geneigd naar je te luisteren; vertel dus maar op. Als je een goede geest bent, dan zul je niets verkeerds willen. Maar als je een slechte geest bent, bedenk dan dat God nog machtiger is dan jij. Dus zeg, wat je te zeggen hebt.
Hoofdstuk 72: Netelige vragen - eerlijk antwoord - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Kijk nu, onze paradijselijke primus trekt een heel verbouwereerd gezicht, zoekt in alle hoeken en gaten naar een slim antwoord en vindt in zichzelf, zoals jullie licht uit zijn verlegen gelaatsuitdrukking kunnen opmaken, niets van dien aard. Hij voelt zich heel sterk genoodzaakt tegen wil en dank met de waarheid voor de dag te komen. Al zal die hem hoe dan ook op zijn tong branden als veel te heet eten, het zal hem niet baten. Daarom besluit hij bij zichzelf de waarheid te spreken, moge komen wat komt!
Hoofdstuk 73: Een vraag aan de prior van het augustijnenklooster - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Waar onder mensen veelpracht is, daar is ook veel verkwisting; waar veel verkwisting is, daar is ook veel heerszucht aanwezig; waar veel heerszucht is, daar is veel eigenliefde; waar veel eigenliefde is, daar is ook veel eigenbelang. Vandaar dat uiterlijke pracht nooit een gunstig teken is voor degene die er liefhebber van is. Kijk maar eens terug op jullie aarde. Wie wonen er in grote prachtnolle paleizen? Bijna uitsluitend de rijken en machtigen. Voor wie dient deze pracht? Voor niemand anders dan alleen voor de eigenaar zelf. Hoe dient ze hem? Ze dient hem op meerdere manieren. Om te beginnen is ze een uithangbord van zijn welgesteldheid of van zijn staatkundig gezag, en stemt de voorbijtrekkende mensen. tot respect en maakt hen schuchter, zodat ze het niet licht zullen wagen om met wat voor aangelegenheid ook naar zo'n grandioze prachtwoning toe te gaan. Ten tweede houdt zo'n pracht de arme mensen er voortdurend van af, de eigenaar te benaderen om hem een milde gave te vragen. Ten derde is zo'n pracht een onuitputtelijke bron voor het bestendig voeden van de hoogmoed en daardoor ook van de voortdurende verachting van het armere volk. Ook is een dergelijke pracht het beste middel om armere mensen aanhoudend behoorlijk dom te houden.
Hoofdstuk 70: Bij de paradijselijke augustijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Kijk daar eens, twee in het wit geklede monniken komen ons reeds tegemoet. Jullie vragen: zijn dat soms dominicanen of cisterciƫnzers? 0 nee, geliefde vrienden, broeders, dat zijn enkel paradijselijke augustijnen, want in het paradijs trekken ze hun zwarte togen uit en trekken daarvoor in de plaats witte aan. Wat kijken jullie nu zo oplettend naar dat paleis daar? Ik weet al wat jullie opvalt; de daar rondspringende engelen met de aan hun schouders aangebrachte vleugels, gemaakt van witte veren. Jullie vragen wel of ze ook kunnen vliegen. O nee, dat kunnen ze helemaal niet, want de vleugels zijn niet aan hen gegroeid maar slechts, zoals jullie gewoon zijn te zeggen, kunstmatig aangebracht als voor het theater. Dat springen moet de levendigheid van deze engelen voorstellen en hoe deze bereid zijn om deze paradijsbewoners op hun wenken te bedienen. Kijk, zo'n half dozijn komt de twee op ons afkomende paradijsbewoners al achterna gerend en jullie zullen spoedig zien dat deze engelen zelfs van knuppels en sabels voorzien zijn om eventuele ongevraagde gasten op een niet erg paradijselijke manier uit het paradijs te verdrijven.
Hoofdstuk 70: Bij de paradijselijke augustijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] Wel, de eerste paradijsman doet zijn mond al open en vraagt ons: waar komen jullie vandaan, van boven of van beneden? Ik zeg: van boven. Hij vraagt ons: waar is boven? Ik wijs met mijn hand naar mijn borst en zeg: hier in mijn hart, uitsluitend in de liefde tot de Heer, is van boven! Hij zegt: wat klets jij voor onzin? Weet je niet waar de hemel is, en weet je niet dat je je hier in het paradijs van God bevindt? Ik zeg tot hem: ik weet waar de hemel is en ken het paradijs heel goed. Maar dit paradijs hier en jouw hemel herken ik niet als een paradijs of als een hemel. Maar ik herken zoiets slechts naar waarheid. En deze hemel en dit paradijs zijn in waarheid niets anders dan een wanproduct van jouw en jullie aller wereldse dwaasheid. Hij zegt: wat is dat voor taal? Zo spreken zij die van boven komen? Nee, wacht eens even, we zullen je heel tastbaar laten zien waar beneden is. Kom hier, jullie engelen van God, en stel deze drie helse galgenbrokken meteen in verzekerde bewaring en breng ze daarheen, jullie weten wel welke plaats ik bedoel, namelijk in de school waar ze boven en onder leren onderscheiden.
Hoofdstuk 70: Bij de paradijselijke augustijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] De een zegt zojuist: wat denk jij, wanneer deze drie vagebonden toch eens afgezanten waren van een beter oord dan dit, waar wij nooit eens zoveel kunnen eten dat we genoeg hebben? Moesten we ze in dat geval niet aanhoren en ons verder informeren waar ze eigenlijk vandaan komen? Want onze vraag die we hun stelden, of ze van boven of van beneden kwamen, was te voorbarig. We zijn, zoals men gewoonlijk zegt, met de deur in huis gevallen. Neem aan dat ze in ernst van boven komen en wij zouden hier in dit paradijs zeer onparadijselijk met hen handelen, dan kon zoiets ons duur komen te staan. Daarom ben ik van mening dat we in plaats van ze in de dwangtoren te stoppen, ze beter daar in de richting van de middag naar de vrijheidstoren kunnen brengen, die overal naar buiten openstaat en alleen naar binnen op slot is.
Hoofdstuk 71: In ogenschijnlijke gevangenschap bij de paradijselijke augustijnen. Hun twijfel over de juistheid van hun handelen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Wanneer de Heer Zijn kerk en Zijn dienaren op aarde met zo'n heerlijkheid toerust, hoeveel te meer zal Hij dat hier in het rijk der zalige geesten doen. Wanneer Hij dus hogere boden naar ons toe stuurt, dan kun je toch vol vertrouwen verwachten dat dergelijke boden niet in de gedaante van zo'n echt straattype zullen verschijnen, maar met grote praal en hemelse majesteit. Want er staat toch in de Schrift dat de Heer met grote macht en heerlijkheid zal rondtrekken op de wolken des hemels. Hoe kunnen dergelijke straattypen dan afgezanten van God zijn? Vermomde boden van de hel, ja, maar geen hogere boden van de hemel. Daarom maar recht vooruit met ze naar de dwangtoren, die gebouwd is uit louter gewijde stenen. Het zal dan wel meteen duidelijk worden, van wat voor gezindheid ze zijn. Want zo'n gewijde steen moet voor duivelen duizendmaal erger branden dan de onderste hel.
Hoofdstuk 71: In ogenschijnlijke gevangenschap bij de paradijselijke augustijnen. Hun twijfel over de juistheid van hun handelen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] En als ik me niet vergis, bestaat die voor het christendom ellendige situatie in de rooms-katholieke kerk vanaf de tijd van Karel de Grote, die naar mijn weten aan de bisschop van Rome landerijen schonk en op die manier een wereldse machthebber van hem maakte.
Hoofdstuk 73: Een vraag aan de prior van het augustijnenklooster - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  788 - 789 - 790 - 791 - 792 - 793 - 794 - 795 - 796 - 797 - 798 - 799 - 800 - 801 - 802 - 803 - 804 - 805 - 806 - 807 - 808 - 809 - 810 - 811 - 812 - 813  ...