2758 resultaten - Pagina 81 van 184
... 69 - 70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 ...
[3] Maar nu is de vraag: is die buitengewoon duistere en vunzige omgeving, die wij allemaal eender hebben gezien met alles wat we daarin zagen, toch nog plaatselijk op deze aarde, of werd die alleen zichtbaar voor ons als een beeld, dat overeenkomt met een toestand -ongeveer zoals een droombeeld, uitgaande van de onbetrouwbare fantasie van de geesten die wij zagen? En waren de andere geesten die wij in die omgeving zagen ook zielen van mensen, die eens op deze aarde hebben geleefd, of behoren ze ook tot het rijk van de boze fantasie van de geesten die wij in onze buurt zagen? Want bij het aanschouwen van die treurige omgeving aan gene zijde was het eigenaardige, dat wij daar doorheen zonder enige belemmering ook de omgeving van deze aarde konden zien, en tegelijkertijd zagen wij die treurige wereld aan gene zijde ook heel helder van punt tot punt. En tenslotte dringt zich vanzelf de vraag op: zien de geesten die wij zagen, onze aarde ook of alleen hun fantasiewereld?'Hoofdstuk 170: De Heer geeft uitleg over de omstandigheden aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Kijk vriend, met al je Griekse wereldse wijsheid -daar zit nu de Heer in ons midden! Hij alleen is het ware en eeuwig werkelijke bestaan in Zichzelf; w.ij zijn alleen maar Zijn door Zijn wil van het kleinste tot het grootste gerealiseerde ideeën en lichtgedachten.
Hoofdstuk 176: Over bestaan en niet-bestaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Omdat Zijn eindeloze wijsheid en Zijn liefde vanuit Zijn ideeën en gedachten niet alleen voor Hemzelf zichtbare beweeglijke beelden heeft geschapen -als je het op menselijke wijze zo mag zeggen -als het ware voor Zijn vergankelijk en in zekere zin voorbijgaande genoegen, maar omdat ze als aan Hem volkomen gelijke -want uit Hem ontstane -en zelfstandige vrije wezens voor eeuwig moeten bestaan, kunnen deze ideeën en gedachten van Hem niet gelijk gesteld worden met die van de fantasie van een mens, maar zijn ze even ware realiteiten als Hijzelf de enige, eeuwig enig ware realiteit is.
Hoofdstuk 176: Over bestaan en niet-bestaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Voor het feit dat Hij aan al Zijn meer dan eindeloos vele ideeën en gedachten een bepaald materieel proefbestaan geeft, ter consolidering van hun zelfstandigheid, heeft Hij in Zijn eindeloze wijsheid vast en zeker de beste en meest waarachtige reden; want welke ware meester, die een groot kunstwerk wil bouwen, zal met eerst zo duidelijk mogelijk bij zichzelf te rade gaan hoe het voor altijd zo behouden kan worden als het moet zijn volgens het zeer wijze plan, dat de meester in zichzelf opvatte?
Hoofdstuk 176: Over bestaan en niet-bestaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Of denk je soms dat de Meester, die de zichtbare hemel, deze aarde met alles wat zich daarop bevindt en de mens vanuit Zichzelf volgens Zijn eeuwige liefde en wijsheid heeft geschapen, zelfs het meest onaanzienlijke mosplantje soms alleen maar heeft laten ontstaan opdat Hij, de Eeuwige, gedurende een paar ogenblikken aan zo'n schepseltje genoegen zou beleven, het dan weer zou vernietigen en laten vergaan, maar onmiddellijk op een ander plekje voor Zijn plezier eenzelfde spelletje zou beginnen? O vriend, wat zou zo'n denkbeeld kleingeestig zijn!
Hoofdstuk 176: Over bestaan en niet-bestaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Hierop zei de arts vol verbazing over de wijsheid van Rafaël: 'Zeer voorname vriend, je hebt in mij nu vrijwel alle oude twijfels gedood, en in mijn ziel begin ik lichter, meer levend en moediger te worden, waarvoor ik je uit het diepst van mijn hart dank en ook de rest van mijn hele leven dankbaar zal blijven; maar één vraag moet ik je toch nog stellen met betrekking tot hetgeen je mij hebt uitgelegd over de onmogelijkheid van het niet-bestaan. Als je mij die even begrijpelijk en helder kunt beantwoorden, dan zijn al mijn oude twijfels met betrekking tot het niet-bestaan, dat voor ons kortzichtige mensen nog altijd voorstelbaar is, volkomen teniet gedaan.
Hoofdstuk 177: De tegenvragen van de arts - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Kijk, zeer voorname vriend, deze vraag bevat veel wat van buitengewoon groot belang is voor de mens, die armzalig is in zijn bewustzijn van het volle leven en op deze aarde maar voortleeft, vaak helder denkt en daarbij door de vrees voor een steeds pijnlijke en spoedige dood gepijnigd wordt. En ik heb je deze vraag absoluut niet gesteld met de bedoeling om jouw grote wijsheid daarmee op de proef te stellen, maar enkel met de bedoeling om door jouw alles doorziende wijsheid zelf duidelijkheid te verkrijgen. Zeer voorname vriend, spreek nu alsjeblieft!'
Hoofdstuk 177: De tegenvragen van de arts - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Als de ziel daar één mee wordt, zal ze bij het beschouwen van zichzelf wel die alles herinnerende helderheid verkrijgen, waaruit ze met een zalig gevoel van dankbaarheid de eindeloze liefde en wijsheid van die ene, grote Bouwmeester heel duidelijk zal herkennen en eeuwig bewonderen; dan zal de mogelijkheid om terug te kijken, die jij nu al verlangt, nuttig voor haar zijn voor het eeuwige leven, terwijl die nu geweldig schadelijk voor je zou zijn
Hoofdstuk 178: De noodzaak voor het versluieren van de herinnering - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Om mij jouw vraag vanuit je Griekse wijsheid heel duidelijk uiteen te zetten heb je het beeld van een keten gebruikt, waarvan de ringvormige schakels afzonderlijk en op zichzelf wel voorhanden zijn; maar omdat ze niet met elkaar verbonden waren, bestond de ene schakel er voor de andere eigenlijk niet en kon er dus ook geen wederkerige verbinding mee hebben. Want als een schakel niet goed herkenbaar, zichtbaar en voelbaar aan de daaropvolgende hangt, heeft de gehele losse keten ook helemaal geen waarde en bestaat eigenlijk ook helemaal niet.
Hoofdstuk 179: Over de wijsheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Maar als een aardse smid dat al niet doet, wiens verstand ten opzichte van de wijsheid van God zo goed als niets is, hoeveel minder kun je zoiets dan van de uiterst liefdevolle en meer dan wijze God verwachten! Een smid die onnozel en dwaas zou zijn, zou werkelijk zelfs de slechtste ring van een ketting niet kunnen maken, laat staan een hele ketting. Maar als een smid met behulp van zijn verstand, vakmanschap en kracht afzonderlijke ringen kan vervaardigen, zal hij ook goed in staat zijn daar een hele ketting van te maken, omdat hij de afzonderlijke ringen alleen maar van tevoren vervaardigd heeft om de hele, goed bruikbare ketting te krijgen.
Hoofdstuk 179: Over de wijsheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Daaruit kun je opmaken dat er ten eerste één ware en eeuwige, in Zichzelf onveranderlijke God moet bestaan, zonder wie geen ander wezen denkbaar zou zijn. En ten tweede dat deze ene en enig ware God de hoogste, zuiverste liefde en dus ook de hoogste wijsheid, waar al Zijn eindeloos vele werken van getuigen, en daarom ook boven alles machtig moet zijn, omdat zonder dat niets geschapen zou kunnen worden. En ten derde omdat God in Zichzelf als de eeuwige orde onveranderlijk is, kunnen ook Zijn schepselen na de voorbestemde periode van hun voleinding, waar weliswaar wel enige schijnbare veranderingen aan vooraf moeten gaan, onmogelijk anders dan, evenals Hij, voor eeuwig onveranderlijk blijven.
Hoofdstuk 179: Over de wijsheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] De arts zei: 'O mijn zeer voorname, hemelse vriend! Nu heb je al mijn bedenkingen en twijfels heel zuiver tot het laatste atoom uit mij weggevaagd; het is mij nu volkomen duidelijk, en dat zal voor al mijn metgezellen ook wel gelden; daarom zij alle lof aan de enige Heilige onder ons, die vanuit Zijn onmetelijke liefde door jou, een bewoner van de hemelen, ons de ware wijsheid uit de hemelen zo lichtend en voor ons nog onnozele verstand zo gemakkelijk te begrijpen heeft laten verkondigen!
Hoofdstuk 180: De dank van de arts en de leerlingen voor het onderricht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Hierop zeiden ook de leerlingen tegen de arts: 'Vriend, niet alleen voor jou is geheel duidelijk geworden wat het rijk Gods nu eigenlijk is, maar ook voor ons; want in dat opzicht was ook ons gemoed nog altijd min of meer in een nevel gehuld, hoewel wij uit de liefde en wijsheid van de Heer en ook van jou al talloze buitengewoon grote dingen hebben gehoord. Daarom zij ook van ons alle liefde, alle lof en alle eer alleen aan de Heer, die op deze berg door jou opnieuw aan ons allemaal zo'n helder licht heeft gegeven! Met dit licht uit de hemelen moet alles wat op aarde nog donker is, volledig verlicht worden!'
Hoofdstuk 180: De dank van de arts en de leerlingen voor het onderricht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Jullie hebben alleen één sterk werelds ingesteld mens in jullie midden, die vanaf het begin bij jullie is geweest en ook alles heeft gehoord en gezien wat jullie gehoord en gezien hebben. Voor hem was mijn openlijke gesprek met de arts niet wat het voor jullie was. Hij dacht bij zichzelf: 'O, als ik zijn wijsheid en macht had, dan zouden alle gouden bergen op aarde mijn eigendom zijn!'
Hoofdstuk 180: De dank van de arts en de leerlingen voor het onderricht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Als jullie het evangelie aan de mensen verkondigen, verkondig het dan eerst aan de armen en ellendigen; probeer daarna pas van stenen en dieren mensen te maken! -Wat ik jullie nu heb gezegd, behoort ook tot de wijsheid uit de hemelen.'
Hoofdstuk 180: De dank van de arts en de leerlingen voor het onderricht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)