Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 808 van 1112

...  796 - 797 - 798 - 799 - 800 - 801 - 802 - 803 - 804 - 805 - 806 - 807 - 808 - 809 - 810 - 811 - 812 - 813 - 814 - 815 - 816 - 817 - 818 - 819 - 820 - 821  ...
[10] Daar jullie mij echter over deze Christus verder nog hebben verklaard, dat Hij in zekere zin op grond van Zijn belofte Zich als de zich altijd openbarende almacht en oerkracht werkzaam onder jullie zou bevinden, dan moeten jullie toch duidelijk inzien dat ik vanuit deze mij gegeven sfeer niets kan zeggen, noch ervoor noch ertegen. Het komt bij dergelijke zaken altijd op eigen ervaring aan.
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Let nu goed op: deze schamele landman hier bezat op aarde een vermogen van rond de twee miljoen zilveren guldens. Volgens jullie wettelijke rentevoet bracht dit aanzienlijke kapitaal hem jaarlijks honderdduizend zilveren guldens aan rente op. Van dit kapitaal heeft deze man op aarde zo'n volle dertig jaar lang de vruchten geplukt. Daardoor is zijn oorspronkelijke vermogen nog met drie miljoen zilveren guldens toegenomen. De kosten van zijn huishouding bestreed hij met de samengestelde interest. Van deze samengestelde interest, die eveneens heel aanzienlijk was, deed hij ook allerlei uitgaven voor liefdadige doeleinden, die aan het eind van zijn leven bij elkaar opgeteld zo'n vijftigduizend gulden bedroegen. Hoe verhoudt zich deze som tot zijn basiskapitaal en de jaarlijkse rente die dit kapitaal opbrengt? Het is een vijfde deel van zijn jaarlijkse hoofdinkomen. Hij ontvangt echter jaarlijks, nadat zijn kapitaal tot vijf miljoen is gestegen, het vijfvoudige bedrag aan basisrente, terwijl de som van vijftigduizend gulden die hij aan liefdadige doeleinden besteedt, over zijn hele leven is verdeeld. Deze som wordt bij ons nauwkeurig over die dertig jaar verdeeld en het jaarbedrag wat daar dan uitkomt wordt als kapitaal aanvaard. Over dit kapitaal krijgt hij nu rente vergoed. Dit kapitaal maakt nu zijn hele bedrijf uit en de opbrengst van dit bedrijf stemt precies overeen met de wettige rente. De twee personen die zich aan zijn zijde bevinden, zijn z'n vrouw en een overleden zoon. Deze hebben in zekere zin in de geest van hun vader meegewerkt; daardoor hebben zij helemaal geen eigen kapitaal, maar moeten alle drie van de renteopbrengst van dit boerenbedrijf leven.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Er is maar één mogelijkheid voor de arme bewoners van deze streek om zich geleidelijk aan op te werken en die doet zich als volgt voor: er komen van tijd tot tijd verschrikkelijk arme pelgrims door dit nauwe ravijn binnen. Deze zijn gewoonlijk naakt en bijna uitgehongerd. Als deze pelgrims die huisjes zien, beginnen ze meteen te bedelen. Als zo'n landman in al zijn armoede zo'n bedelaar dan toch met open armen tegemoet treedt, hem in zijn schamele hut brengt, hem daar van de nodige kleding voorziet en zijn karige maal broederlijk met hem deelt, dan wordt door zo'n hulp zijn kapitaal met de helft vermeerderd, maar zo, dat hij zich er niet van bewust is. Doet hij zoiets vaker of neemt hij de zorg van zo'n heel armzalige op zich door tegen hem te zeggen: beste broeder, kijk, ik ben arm en heb niet veel, blijf echter toch maar hier dan zal ik dit weinige altijd broederlijk met jou delen zolang ik nog wat heb. En als we samen alles hebben opgemaakt wat ik heb, dan zal ik daarna met jou zonder meer naar de bedelstaf grijpen.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] Als het dan zover komt dat hij zich ten gevolge van zijn naastenliefde zo van zijn hebben en houden heeft ontdaan dat hij dan werkelijk met zijn pelgrim naar de bedelstaf grijpt, dan wordt hij enige tijd in die situatie gelaten zodat hij moet bedelen voor het levensonderhoud, ten eerste voor zijn opgenomen arme medemens en daarnaast pas voor zichzelf; maar voor zichzelf dan zo, dat hij steeds het grootste deel aan zijn arme broeder geeft. Dan gebeurt het, dat de Heer een engelgeest, die hij niet als zodanig herkent, naar hem toestuurt; deze informeert naar zijn situatie, waarop hij dan zegt: beste vriend, je ziet dat ik arm ben; deze armoede is me evenwel niet tot last, maar ik ga er het meest onder gebukt dat ik mijn broeder hier niet meer kan helpen. Wat denken jullie dat er dan gebeurt? Nu keert de arme broeder zich om en zegt tegen hem: ik kwam naakt naar je toe en jij hebt mij gekleed; je hebt mij, hongerige en dorstige te eten en te drinken gegeven en je sloeg geen acht op jouw gaven zodat je zelfs met mij naar de bedelstaf moest grijpen en overal brood voor mij zocht. Kijk, daarom ben Ik nu echter ook jouw grote beloning want Ik, jouw arme broeder, ben de enige Heer van de hemel en alle werelden en Ik kwam bij je om je te helpen.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[15] Kijk, dergelijke taferelen vinden hier vaker plaats, maar het is nauwelijks te geloven wat een hoge graad van zelfverloochening daarvoor nodig is. Want met armoede is maar al te vaak automatisch de eigenliefde bijna onverbrekelijk verbonden. Daarom vraagt een arme dan ook alleen hulp voor zichzelf. Heeft hij dan een kleinigheid bij elkaar gebedeld, dan is dat nauwelijks genoeg voor zijn eigen behoeften en zijn nood en armoede stellen hem nauwelijks in staat om zijn zeer karige bezit met een andere arme broeder te delen. Om die redenen vindt men op aarde onder de arme klasse dan ook vaak de afschuwelijkste afgunst. Daaruit volgt echter dat dergelijke arme bewoners van dit dal zich zoveel mogelijk voor de bedelaars verbergen. Om die reden zien jullie ook maar weinig mensen buiten hun huizen; maar degenen die jullie buiten zien, hebben al een goede gezindheid.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[18] Maar laat mij in Uw genadesfeer de allergeringste zijn! Ik weet dat U mijn horizon kunt verwijden, net zoals U mijzelf zoals ik ben, uit Uzelf hebt gegeven; ik ben aan deze sfeer als de meest bekrompene van alle levende sferen gewend geraakt, laat me dan ook als de allergeringste onder al degenen die U voor Uw genade waardig hebt bevonden, in deze sfeer blijven. Geloof me, o Heer, en zie het in mijn geheel van u uitgegane wezen, dat mijn geest nooit in staat was zich voor te stellen dat ik U, oneindige Gever, ooit in Uw Oerwezen zou aanschouwen. Omdat ik U nu zo heb aanschouwd, zijn door deze aanblik ook alle grootste levensvoorwaarden van mijn geest vervuld.
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] In de dalen rechts bevindt zich het woongebied van allerlei geleerden, vernuft- en verstandsmensen. Hoe dieper en verder afgelegen het dal is waarin zulke zielen wonen, des te verder stonden zij met hun wetenschap op aarde van de Heer af. Nu jullie dit weten, kunnen we onze weg dan ook goed voorbereid beginnen en ons naar die streek begeven, waar jullie buitengewoon belangrijke zaken zullen leren kennen. Daar gaan we dan!
Hoofdstuk 28: De dalen van rijken, geleerden, vernuft- en verstandsmensen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Kijk nu maar eens voor je uit in de omgeving waarin we ons nu bevinden; hoe bevalt ze jullie? Jullie zeggen: wat een vraag! Hoe zou deze omgeving ons bevallen, het is hier zo donker dat we eigenlijk meer tasten dan zien. We moeten ons aan jou vasthouden, anders zijn we kennelijk verloren, want we zien niet eens de grond waarop we staan. We weten dus niet waarop we lopen; is het steen, zand, modder of water. Want zoals gezegd, we zien hier niets; niet eens jou of onszelf.
Hoofdstuk 28: De dalen van rijken, geleerden, vernuft- en verstandsmensen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Ja, jullie hebben gelijk. Laten we er dus maar op af gaan, dan zal het jullie spoedig duidelijk worden wat zich daar beweegt. Kijk nu, het bewegende komt naar ons toe: het is een ineengedoken, armzalig uitziende mensengestalte. Willen jullie haar vragen, wie zij is? Jullie durven niet; dan zal ik het doen. Luister maar, ik zal de gestalte aanspreken.
Hoofdstuk 28: De dalen van rijken, geleerden, vernuft- en verstandsmensen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] Keren jullie je nu maar naar rechts, kijk naar het eerdergenoemde dal en vertel me dan wat jullie ervan vinden. Jullie zeggen: beste vriend en broeder, het ziet er verschrikkelijk woest en verlaten uit. We zien wel hier en daar tegen de bergwanden een soort kreupelhout groeien en meer in de diepte van dit bijzonder nauwe dal zien we hier en daar doornhagen, waaraan enkele ons bekende bessen groeien. Nog dieper in het dal zien we allerlei soorten distelachtig onkruid nogal rijkelijk groeien. De noordelijke, avondlijke berghelling ziet er bijzonder kaal uit; bijna niets dan rotswanden en nog eens rotswanden stapelen zich op en tussen de rotskloven stort zich hier en daar een machtige beek in de diepte. Alleen de naar de morgen gelegen bergwand ziet er wat vriendelijker uit en is hier en daar met een onaanzienlijke alpenhut gesierd. Maar bewoners zijn er niet te zien. Misschien bevinden ze zich dieper in het dal. Daar op de voorgrond is geen levende ziel te zien.
Hoofdstuk 24: De plaats en omstandigheden van stoïcijnen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[13] Beste vrienden en broeders, iets moeilijkers dan dat bestaat er bijna niet! Ze hebben slechts één enkele toegankelijke zijde en dat is de weg van de wetenschap! Er is echter een eindeloos geduld en uithoudingsvermogen voor nodig om deze verstandsmensen langs deze weg iets zó voor te stellen dat ze het als juist erkennen en het niet in tegenspraak met hun verstand is. Zij zeggen; er kan heel veel wetenschappelijk volkomen juist zijn, maar of het ook volkomen overeenstemt met de principes van het verstand, is een andere vraag. Om deze uitspraak volledig te bekrachtigen noemen ze een heleboel wetenschappelijke feiten op, die op zich volkomen juist zijn maar toch de hoogste principes van het verstand totaal tegenspreken. Ik zal jullie slechts enkele voorbeelden geven.
Hoofdstuk 24: De plaats en omstandigheden van stoïcijnen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] De verstandspreses zegt daarop: in dat geval zijn jullie mij helemaal welkom. Voor zover het in mijn vermogen ligt, wil ik jullie graag helpen, maar niet waar het mijn vermogen te boven gaat. Jullie zullen wel gehoord hebben en weten dat mijn schatten niet uit goud en zilver en allerlei edelstenen bestaan; ook worden bij mij geen maaltijden en geen van goedsmakende spijzen voorziene tafels aangeboden. Maar wat ik heb, namelijk de overwinning van het heldere verstand, daaruit mogen jullie putten zoveel je wilt. Jullie kunnen ervan verzekerd zijn dat deze schatten jullie gelukkiger zullen maken dan wanneer jullie alle gedroomde zogenaamde hemelse heerlijkheden zouden bezitten, die op zich niets anders zijn dan heimelijk uitgesproken behoeften van een geest die niet tevreden is met wat hem gegeven is. Jullie weten dat de ruimte oneindig is, en dat de mens in deze ruimte denkt. Wie zijn gedachten tot in het oneindige laat gaan, vergeet ten eerste dat hijzelf slechts een eindig wezen is; ten tweede bedenkt hij niet en wordt hij dus niet gewaar dat voor hem tenslotte uit zulke gedachten niets anders dan voortdurende ontevredenheid ontstaat. Daaruit volgt een steeds groter verlangen naar onbereikbare goederen, waaruit uiteindelijk ook een voortdurende onzalige situatie groeit, waardoor de menselijke dwaasheid alleen nog maar blindelings door onbereikbare en grootse, maar lege verwachtingen verzadigd kan worden. Bijgevolg is de hemel dan ook niets anders dan zo'n gedroomd goed, dat enkel dient ter bevrediging van de verbeeldingskracht van geesten die ontevreden zijn met wat hun werd gegeven.
Hoofdstuk 25: Een bekeringstocht naar de betere stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[13] Kijk, hoe hij nu nadenkend wegsluipt; en merken jullie hoe de zwarte wolk boven hem wat grijzer wordt? Dat komt doordat hij nu over Christus begint na te denken. Maar laten wij verder gaan; er zullen zich nog heel veel interessantere gevallen voordoen.
Hoofdstuk 28: De dalen van rijken, geleerden, vernuft- en verstandsmensen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] En hij zegt: ja geachte vriendin, het spijt me echt dat u zich ook hier bevindt, maar het is nu eenmaal zo. U bent hier evenals ik als een bedrogene. De hemel (als hij bestaat) weet, hoe we op aarde gouden verwachtingen hebben gekoesterd over een gelukkig leven in het hiernamaals. Maar hoe gelukkig dit leven is en wat het loon is voor al onze goede daden op aarde, ervaar ik nu reeds verscheidene jaren en u, geachte vriendin, volgens uw zeggen ook al twee maanden lang.
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[15] Kijk, beiden verwijderen zich; hij meer in noordelijke richting, zij echter meer in de richting van de middag.
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  796 - 797 - 798 - 799 - 800 - 801 - 802 - 803 - 804 - 805 - 806 - 807 - 808 - 809 - 810 - 811 - 812 - 813 - 814 - 815 - 816 - 817 - 818 - 819 - 820 - 821  ...