Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 809 van 1112

...  797 - 798 - 799 - 800 - 801 - 802 - 803 - 804 - 805 - 806 - 807 - 808 - 809 - 810 - 811 - 812 - 813 - 814 - 815 - 816 - 817 - 818 - 819 - 820 - 821 - 822  ...
[16] Jullie zeggen: waarom zij zich hier in deze omgeving bevindt, zien wij eigenlijk niet zo goed in. Wat hem betreft lijkt dat, naar zijn uitlatingen te oordelen, gegronde redenen te hebben.
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Wat is nu jullie beloning voor zulke voortreffelijke en eervolle handelingen? Waar is de hooggeprezen hemel die beloofd was aan degenen die zich steeds als zuivere en voorbeeldige christenen hebben waargemaakt? (Zeer grote instemming van alle kanten en verscheidene stemmen zeggen nog klagend na: ja, waar is de bedrieglijke hemel waarvoor we om die te verwerven zoveel offers hebben gebracht?)
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] Hoe zit het nu hier in dit prachtige hemelrijk met het zo hooggeprezen Te Deum laudamus? Jullie halen je schouders op; werkelijk, ik zou niet alleen met mijn schouders willen protesteren maar met mijn hele lichaam, als ik niet zou moeten vrezen dat daardoor mijn zeer wankele sprekerspodium mij van mijn hoge standplaats zou laten vallen. Ik denk, zonder voorbij te willen gaan aan iemands mogelijk goede mening, dat onze kelen door deze buitengewoon vette kost voor deze verheven hymne nauwelijks een klankvolle stem zullen krijgen; nu doet zich in deze helder verlichte hemel toch nog een heel gewichtige vraag voor, namelijk:
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Het tegenargument echter luidt: nadat het licht kennelijk is voortgekomen uit de duisternis, en dus vóór het licht slechts een totaal lichtloze toestand de hele oneindigheid doordrong, is het de vraag of de oneindigheid in lichtloze toestand minder oneindig was dan nu in het volle licht. Verder luidt het tegenargument: het is iedereen bekend dat het binnenste van de hemellichamen meestal volkomen lichtloos is en toch is de materie in zo'n lichtloze toestand evengoed en zelfs nog intensiever aanwezig dan op de oppervlakte van een hemellichaam, dat baadt in het licht. Als echter het hele hemellichaam, wat het inwendige betreft, heel goed kan bestaan zonder licht, dan lijkt het licht voor de dingen in de natuur toch zuiver een luxe te zijn. Verder luidt dit tegenargument: iedereen weet dat hij in de nacht van het moederlichaam werd verwekt en juist in deze nacht het leven heeft ontvangen. Om welke reden moet dan datgene wat in de nacht levend is geworden, aan het licht treden? Wie hierover ook maar een beetje nadenkt, moet vanaf het eerste moment inzien, dat het licht niet alleen totaal overbodig is, maar ook schadelijk voor de dingen omdat zij eraan wennen en vervolgens kennelijk ongelukkig worden als ze het door een of ander toeval verliezen. Bovendien zeggen ze nog: wanneer de mensen totaal blind geboren zouden worden, dan hoefden zij zich ook nooit zorgen te maken over het verlies van het licht; want het is voor een oog dat aan het licht gewend is toch het grootste ongeluk om blind te worden. Daar brengen de tegenstanders weliswaar weer het volgende tegenin: in zo'n blinde, gelukkige toestand zou er dan toch helemaal geen verschil zijn tussen een mens en een poliep diep op de zeebodem. Als een mens namelijk geen dingen zou zien, zou hij zich ook nooit een of ander denkbeeld kunnen vormen. Bij gebrek aan denkbeelden zou zich dan echter een grote vraag voordoen, namelijk hoe het er dan met het denken voor mag staan bij gebrek aan alle begrippen en vormen. Over het verlies van het gezichtsvermogen ten gevolge van een ongeluk zeggen de verdedigers van het licht: als men het als een ongeluk wil beschouwen en dit mede als argument gebruikt tegen het licht, kan men dat immers ook doen met betrekking tot de andere zintuigen die niet van het licht afhankelijk zijn. Om daarom ieder ongeluk te voorkomen zou de mens zonder enig zintuig in de duisternis geboren moeten worden. Hoe zich dan het denken van een mens zonder zintuigen kan ontwikkelen, zou men het beste aan een steen kunnen vragen! Kijk, zeer wijze man, tussen zo'n wirwar van gedachten wordt ons grote gezelschap heen en weer geslingerd. Wij hopen vol vertrouwen dat jij deze knoop zult ontwarren.
Hoofdstuk 25: Een bekeringstocht naar de betere stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] De verstandsvertegenwoordiger zegt: luister geachte vrienden, dit is een buitengewoon kritiek geval want hier heeft iedere partij het gelijk aan zijn kant. Omdat er volgens het inzicht van het heldere verstand maar één gelijk en geen twee gelijken bestaan, wordt het hier tamelijk moeilijk om tussen deze twee het juiste gelijk te bepalen. Dit zal alleen mogelijk zijn als we ons eigen individuele wezen binnen de perken houden; dus luister goed! We zullen hier grondregels opstellen en dan uit deze grondregels de juiste gevolgtrekking maken. Maar om dit te kunnen, moeten we eerst een niet-bestaan, een consumerend bestaan en een vrijdenkend bestaan vooropstellen. Een niet-bestaan heeft ook niets nodig; dus geen consumptie. Bij een slechts natuurlijk consumerend bestaan wordt ervan uitgegaan dat het alleen kan bestaan als de daarvoor benodigde consumptie aanwezig is. Een dergelijk bestaan heeft de gehele materie, die zowel in de nacht als in het licht kan bestaan. Omdat de mens echter een denkend wezen is dat voor zichzelf vrij kan beslissen, veronderstelt een dergelijk hoger bestaan ook een consumptie die met dit bestaan overeenkomt, waarbij de te consumeren stof niets anders kan zijn dan - het licht! Daarom heeft het niet-bestaan helemaal niets nodig; een enkel consumerend bestaan als een product van de nacht, heeft ook niets anders nodig dan de met zijn bestaan volkomen overeenstemmende kost; en een helder vrijdenkend bestaan heeft dan ook noodzakelijk die kost nodig, die het principe van zijn bestaan is. Zo is elk principe voldoende voor zijn product en moet daarvoor noodzakelijk aanwezig zijn. Dientengevolge ontstaat uit het niet-bestaan een niet-bestaan, uit het bestaan van de nacht een nachtelijk bestaan en uit het bestaan van het licht een bestaan dat met het licht verwant is. Naargelang de mens dan door middel van zijn zuivere verstand inziet dat hij noodzakelijkerwijs uit het licht afkomstig is, moet hij dan ook inzien dat het licht in dit opzicht een voor hem noodzakelijk substraat is. Voor zover hij zich echter slechts als een dierlijke consument beschouwt en voor zichzelf een hoger vrijdenkend leven kan ontkennen, en zich dan bovendien weer kan omvormen tot een embryo in het moederlichaam, heeft hij het licht niet nodig. Een niet-bestaan heeft noch het een noch het ander nodig. Kijk nu, beste vrienden, hiermee is de onomstotelijke noodzaak voor de aanwezigheid van het licht zo duidelijk mogelijk voor jullie ogen en oren uiteengezet.
Hoofdstuk 25: Een bekeringstocht naar de betere stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[23] Kijk nu, hoe het boven dit gezelschap iets lichter wordt, hoe de spreker en het hele gezelschap zich daarover beginnen te verbazen en hoe de spreker zich nog eenmaal laat horen en zegt: ja, ja, zoals ik al dacht, als de doodeerlijke Christus met Zijn menslievende leer ons geen licht brengt, dan blijven we eeuwig gasten van de nacht!
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[24] Kijk nu, het wordt alweer aanmerkelijk lichter en kijk eens achterom, hoe vanuit de morgenzijde twee door de Heer gezonden boden zich haasten om nog veel meer licht onder dit gezelschap te brengen. We zullen daarom nog wat afwachten en zien wat er hier verder zal gebeuren.
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Maar omdat zich in jullie nog een levende vonk voor het eeuwige leven bevond, namelijk jullie geringe liefde en hoogachting voor Christus, heeft deze vonk jullie geestelijke embryo's gerijpt voor de geboorte uit jullie eigen duistere sfeer. Het zal jullie vergaan zoals jij aan het slot van je toespraak tegen jouw gezelschap hebt gezegd: als ons met Christus nergens een licht opgaat, kunnen we er zeker van zijn dat deze duisternis voor eeuwig ons eigendom zal blijven.
Hoofdstuk 32: Geboorte vanuit de duisternis. In een eerste graad van het levenslicht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Derhalve hebben jullie in Christus het licht gevonden. En jullie zullen dan ook ervaren wat de Heer tot een van Zijn leerlingen heeft gezegd, namelijk, dat niemand het eeuwige leven en dus het Rijk Gods ten deel kan vallen, die n let wedergeboren wordt. Dit zei de Heer inde nacht tegen Zijn leerling om hem daarmee aan te tonen dat elke niet-wedergeboren geest zich in een nacht bevindt zoal, een embryo in het moederlichaam, en dat de Heer ook in de nacht naar de nog niet wedergeboren geest komt om hem uit deze nacht in het licht van het eeuwige leven tot wedergeboorte te brengen.
Hoofdstuk 32: Geboorte vanuit de duisternis. In een eerste graad van het levenslicht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] De verstandspreses zegt: deze bedenking is me zeer welkom. We zullen haar meteen voor de rechterstoel van het zuivere verstand slepen; luister dus! Krachtens de noodzakelijke stomheid betreffende het eigen bestaan zouden deze dingen evenmin licht nodig hebben als het donkere middelpunt van een hemellichaam dat heeft. Omdat naast hen ook wij bestaan als producten van het licht, kunnen we toch onmogelijk de omgekeerde conclusie trekken, dat wij bestaan omwille van hun, evenmin als een mens kan zeggen: ik besta opdat dit huis door mij bewoond wordt en ik het verzorg. Het huis is er voor de mens maar niet de mens voor het huis. Als het licht ons dus heeft voortgebracht, dan moest het toch noodzakelijkerwijs eerst uit zichzelf die voer waarden scheppen, die voor ons lichtverwante bestaan noodzakelijk Daarom is voor de door jullie genoemde dingen het licht ook onontbeerlijk, opdat ze als consumptie kunnen dienen voor onze lichtverwante behoeften. Ik bedoel hier echter niet de consumptie van de dierlijke maag, die ook in een donkere ruimte kan worden verzadigd, maar de hogere consumptie van de geest, die zich alleen kan verzadigen aan begrippen en vormen die net als hijzelf uit het licht voortkomen. Een boom in het middelpunt van de aarde zal met al zijn vruchten de geest geen verzadiging bieden zolang hij niet zelf in het licht wordt gebracht en aan het licht verwant wordt. Kijk, mijn lieve vrienden, hiermee is jullie twijfelachtige kwestie opgelost. Mocht er voor jullie nog iets duister zijn, deel het dan heel openhartig mee.
Hoofdstuk 25: Een bekeringstocht naar de betere stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] De aanvoerder zegt: je hebt bij je wijze uiteenzetting gesproken over een bepaalde limiet van de horizon van jouw kennis en dat het heel onverstandig zou zijn zich buiten deze horizon te begeven. Dit laatste begrijpen we, want werkelijk, niemand kan iets doen dat zijn krachten te boven gaat, en wil hij dat toch, dan is hij zeker een dwaas in zoverre hij zijn grenzen wil overschrijden. Maar kijk, toen je geboren werd, had jouw verstand zeker niet zo'n uitgestrekte horizon als nu het geval is. Je hebt dus kennelijk de kleine horizon van je inzichten steeds meer en meer vergroot, zodat je door dit vergroten die horizon tot de tegenwoordige verbazingwekkende omvang hebt gebracht. Het is dus de vraag of zo'n horizon als reeds volkomen gefixeerd moet worden beschouwd of dat hij nog tot verdere uitbreiding in staat is. Ik voor mij ben van mening: ook al breidt het begrensde zijn horizon nog zo ver uit, het zal desondanks nog steeds zijn begrenzing houden en nooit het gevaar lopen de oneindigheid te vullen.
Hoofdstuk 26: Vervolg van het bezoek bij de stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] De aanvoerder zegt: we hebben tegen jouw uitspraak in feite weer niets in te brengen want ze is op zich volkomen juist. Maar jij, beste vriend, geeft jouw antwoorden duidelijk altijd opzettelijk op zo'n wijze manier dat wij daarin steeds een nieuw aanknopingspunt vinden waarover we bij jou opnieuw raad menen te moeten inwinnen. Zo heb je bij deze wijze uiteenzetting gezegd dat de mens net als al het andere begrensde, een gegeven en niet een zichzelf scheppend iets is. Als dit zeker het geval is, rijst al gauw de vraag wie dan de gever is; want bij het gegevene wordt evenzeer een gever verondersteld als bij een of ander verschijnsel de daarmee overeenstemmende oorzaak. Daarom willen wij graag aan jou over de gever een nadere opheldering vragen.
Hoofdstuk 26: Vervolg van het bezoek bij de stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] De verstandspreses zegt: beste vrienden, wat de gever betreft, deze staat boven de horizon van onze kennis en we hebben alles gedaan als we onszelf herkend hebben als een gegeven iets. Willen we echter de gever bestuderen, dan doen we niets anders dan wanneer we met een passer in de hand de omtrek van de oneindigheid zouden willen opmeten. Dat is zeker waar, omdat zich boven een bepaalde cirkel tot in het oneindige grotere cirkels laten denken, waarmee de kleinste cirkel gelijkenis vertoont. Maar wanneer deze kleinste cirkel volkomen gelijk zou willen worden aan een grotere boven hemzelf, dan zou hij eerst uit elkaar getrokken moeten worden, zijn veel kortere omlijning naar de ronding van de grotere cirkel moeten uitstrekken om dan daarmee gelijk te gaan lopen. Dat is wel te doen, maar de ervaring zal Ieren dat de op deze manier uitgestrekte lijn van de kleinste cirkel misschien nauwelijks met het duizendste deel van een aanzienlijk grotere cirkellijn in aanraking zal komen. En zo zal ook slechts dit deel gelijk met haar opgaan; alle andere duizendste delen zullen echter voor deze veel kortere lijn toch eeuwig onbereikbaar blijven. Kijk, in dit voorbeeld hebben slechts twee begrensde cirkels met elkaar te maken. Neem nu eens deze kleinste cirkel en meet met zijn uitgestrekte cirkellijn de oneindige, onbegrensde cirkel en vraag je daarna af, hoe zo'n werk of onderneming, verstandelijk gezien, beoordeeld zou moeten worden. Ik denk dat er in de menselijke hersenen geen grotere dwaasheid kan worden uitgedacht; zo is het ook als wij van de oneindige Gever zouden willen doorgronden wie Hij is. Daarom is het, zoals ik al eerder heb gezegd, voor ieder mens voldoende als hij zichzelf als een bepaald gegeven erkent, en dus ook het afgegrensde gebied van zijn inzichten. Wat de Gever betreft, deze gaat de gegevene in het minst niet aan, daar Hij kennelijk oneindig verheven moet zijn boven al het gegevene. Wat kan een appel nog worden wanneer hij volledig gerijpt is? Wat een cirkel, wanneer de van een bepaald punt uitgaande lijn zichzelf weer heeft bereikt? Laat hem blijven wat hij is, dan zal hij volmaakt zijn zoals hij gegeven werd. 8 De aanvoerder zegt: je hebt ons nu over alles een goed antwoord gegeven. Maar desondanks hebben we nog één vraag en deze luidt als volgt: in de streek waar wij vandaan komen, wordt door een zo te zeggen betere groep voortdurend de liefde tot God gepredikt, maar wij weten niet hoe we dat, uitgaande van jouw wijze inzichten, moeten opvatten. Want wij verstaan onder liefde een vastgrijpen en een tot zich trekken. Maar hoe kan een begrensd wezen of een begrensde kracht een onbegrensde kracht vastgrijpen en naar zich toetrekken?
Hoofdstuk 26: Vervolg van het bezoek bij de stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] Kijk eens hoe het hele gezelschap zich verheugt en deze twee boden volgt.
Hoofdstuk 32: Geboorte vanuit de duisternis. In een eerste graad van het levenslicht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] Zoals een pasgeboren kind niet van vandaag op morgen tot man wordt, gaat ook een wedergeboren geest, vooral in het rijk van de geesten, slechts langzaam vooruit. Nu weten jullie in welke omgeving jullie je bevinden. Daarom mag het jullie ook niet verbazen dat jullie onder de velen die zich hier voortbewegen nagenoeg geen hogere leraren aantreffen, want dat zou hier even nutteloos zijn als wanneer iemand op aarde al onderricht zou willen geven aan een kind dat zich nog in de moederschoot bevindt.
Hoofdstuk 32: Geboorte vanuit de duisternis. In een eerste graad van het levenslicht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  797 - 798 - 799 - 800 - 801 - 802 - 803 - 804 - 805 - 806 - 807 - 808 - 809 - 810 - 811 - 812 - 813 - 814 - 815 - 816 - 817 - 818 - 819 - 820 - 821 - 822  ...