Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 810 van 1112

...  798 - 799 - 800 - 801 - 802 - 803 - 804 - 805 - 806 - 807 - 808 - 809 - 810 - 811 - 812 - 813 - 814 - 815 - 816 - 817 - 818 - 819 - 820 - 821 - 822 - 823  ...
[15] Wanneer voor een kind de geschikte tijd is aangebroken om het te onderrichten, weten jullie zonder meer. Daarom zijn deze boden hier ook niet als leraren, maar als waarachtige geestelijke `verloskundigen' te beschouwen! Daar we dit nu weten kunnen we ons weer wat verderop begeven waar zich een heel nieuw tafereel aan ons zal voordoen. En dus genoeg voor vandaag!
Hoofdstuk 32: Geboorte vanuit de duisternis. In een eerste graad van het levenslicht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] De verstandspreses zegt: beste vrienden, alvorens op deze vraag een deugdelijk antwoord te kunnen geven, is het noodzakelijk om verschillende zaken goed van elkaar te onderscheiden. Vooreerst moet het begrip `liefde' volkomen verstandelijk uiteengezet worden; pas dan zal men daaruit kunnen opmaken hoe ze zich verhoudt tot zichzelf en tot alles wat haar omgeeft. Het begrip `liefde' is niets anders en kan onmogelijk iets anders zijn dan een behoefte die zich uit en waarvan de oorzaak kennelijk niets anders kan zijn dan een gebrek aan datgene waarnaar de behoefte uitgaat. De behoefte lijkt op honger. Wanneer een mens een stevige honger heeft, dan heeft hij zo'n enorme eetlust dat hij er als het ware van overtuigd is dat hij op zijn minst een wereld moet opeten voordat zijn honger gestild zal zijn. Maar wat zegt de werkelijke ervaring over deze fantastische voorstelling? Niets anders dan: jij hongerige mens, eet maar een enkel pond brood en je zult voldoende verzadigd zijn! Kijk, precies hetzelfde is het geval met de meer geestelijke behoefte van het begrip `liefde'. De naar liefde hongerende mens is van mening dat hij de maag van zijn hart met de hele oneindigheid moet vullen voordat hij behoorlijk verzadigd wordt. Wat is echter de oorzaak van dit onzinnige verlangen? Deze is nergens anders te vinden dan in het niet verzadigd zijn van de horizon van eigen inzichten, waardoor dan noodgedwongen de ene leegte op de andere volgt; het ene gemis volgt op het andere en bijgevolg de ene behoefte op de andere. Liefde begeert verzadiging. Daar dit vermogen tot begeren echter een puur mechanische eigenschap van de geest is, woont in haar ook niet het vermogen om te beoordelen wat ze voor haar verzadiging moet verlangen. Omdat juist door dit vermogen tot begeren een leegte in het inzicht tot uiting komt, kan dit gebrek aan inzicht, wat hetzelfde is als helemaal geen inzicht, de voor zijn verzadiging noodzakelijke voeding dan ook niet beoordelen. Bij zo'n gelegenheid keren zulke leeghoofden zich dan met hun blinde vermogen om te begeren inderdaad naar het gebied van het oneindige en zijn dan van mening dat hen uit deze eeuwige hoorn van overvloed het ontbrekende als zogenaamde gebraden vogels in de mond zal vliegen. - Hoe ijdel zo'n echt waanidee eigenlijk is, ligt toch voor de hand, omdat zulke `oneindigheidliefhebbers' in plaats van een of andere volledige verzadiging slechts een steeds grotere honger krijgen. Dat is ook heel vanzelfsprekend en aan de hand van een natuurgetrouw voorbeeld ook goed te begrijpen. Stel je eens een gewoon hongerig mens voor met naast zich een korf met brood, terwijl hij zijn mond naar de oneindige ruimte toe steeds verder openspert, alsof hij de gehele aarde, de zon en de maan en de hele sterrenhemel zou willen verslinden, maar naar het brood naast zich niet omkijkt. Dan is het toch duidelijk dat hij met zijn honger naar de oneindigheid van uur tot uur hongeriger wordt en als hij niet spoedig naar de korf grijpt, tenslotte aan de hongerdood zal zijn overgeleverd. Hieruit kunnen jullie, geachte vrienden, toch zonder verdere uitleg gemakkelijk opmaken hoe het staat met de zogenaamde `liefde voor God'. De ware liefde voor God kan bijgevolg immers niets anders zijn en uit niets anders bestaan dan dat ieder willekeurig mens zijn inzichten tot aan de hem gegeven horizon moet naleven. - Deze verwezenlijking kan echter pas op gang komen wanneer de mens zich zelf en dus het hem gegeven domein heeft onderkend. Maar om dat te kun nen moet de mens heel zorgvuldig alle hindernissen uit de weg ruimen, zich van alle uiterlijke onbelangrijke behoeften bevrijden, en zich dan in zijcc eigen middelpunt begeven van waaruit het hem pas mogelijk wordt zijti hele horizon te overzien en zijn domein dan op te vullen met datgene wat hem is gegeven. Heeft hij dat met volharding en grote zelfverloochening tot stand gebracht, dan heeft hij ook zijn liefde of zijn begeren volkomen verzadigd. Wat hij van dit alles zal verteren, zal hij gemakkelijk meteen uit zijn eigen hem gegeven overvloed aanvullen. Dat is dan, vanuit het standpunt van het zuivere verstand bezien, een volledige en verzadigde liefde, die niet meer als honger maar steeds als een verblijdende verzadiging tot uitdrukking komt. Kijk, dat is nu voor mijn horizon de meest duidelijke opvatting. Kunnen jullie hier echter iets tegenin brengen dan kunnen jullie dat, zoals gezegd, even onbevangen doen als het mij vrij staat om te reageren op iedere tegenwerping.
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] De verstandspreses zegt: als jullie hele verhaal geen hersenschim is, dan is wat betreft het zich concentreren van de oneindige macht en kracht in een of ander centrum, bepaald niets onmogelijks gelegen, omdat uitgaande van elk gegeven punt, oneindig veel lijnen denkbaar zijn. Wat de menswording van dit goddelijke kracht- en machtscentrum betreft, daar is wel het een en ander tegenin te brengen alhoewel het zuivere verstand zoiets juist niet als een volkomen tegenstrijdigheid kan aannemen. Dat echter dit Wezen dan hoofdzakelijk de liefde tot Hemzelf heeft geleerd, komt de zuivere denker voor als puur egoïsme van de kant van het goddelijke Wezen. Aanvaarden we bij het Goddelijk Wezen of bij de in zichzelf geconcentreerde oerkracht echter de egoïstische behoefte, dan houdt ze om te beginnen op absoluut te zijn; en zou men dit kunnen betwisten, dan staat al het bestaande een totale vernietiging te wachten.
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Kijk nu, daar zijn we al; wat zien jullie? Jullie zeggen: we zien nu geen stofwolk meer maar in plaats daarvan een groot gezelschap van dwergachtig verkommerde mensen van beiderlei kunne. Deze dwergmensen bluffen tegen elkaar, gaan op hun tenen staan en de een wil nog groter zijn dan de ander. De kleinsten nemen zelfs zand in hun hand, werpen het boven zich omhoog en lijken daardoor de anderen te willen aanduiden wat voor reuzen zij zijn. Jullie hebben het goed gezien, want zo komt de aard van hun gezindheid tot uitdrukking.
Hoofdstuk 33: Over geestelijke verschijningsvormen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] Nu gaan we heel dicht bij hen staan en dit gezelschap zal zich meteen weer heel anders voordoen. Kijk, nu zijn we hen heel dicht genaderd. Wat zien jullie nu? Jullie zeggen: nu komen ze ons wat groter voor, kijken elkaar uiterst voorkomend en vriendelijk aan en gedragen zich tegenover elkaar als kokette vrouwspersonen in een gezelschap. Jullie hebben het weer goed gezien, maar jullie vragen nu waaraan het ligt dat men zo'n gezelschap vanuit verschillende posities ook steeds anders ziet. Dat komt omdat het op aarde ook zo is. Van dichtbij durft niemand een machtige de waarheid in het gezicht te zeggen en zelfs de machtigen onder elkaar vermijden dat; vandaar dat allen elkaar het hof maken.
Hoofdstuk 33: Over geestelijke verschijningsvormen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] De stam van een boom staat weliswaar met zijn takken in het licht van de hemel, zuigt etherische kost uit de stralen van de zon op en niemand merkt dat hij desondanks zijn hoofdvoedsel voornamelijk van zijn wortels krijgt. Als nu de wortels tegen de boom zouden samenzweren en zich tengevolge daarvan van hem zouden losmaken, wat zou er dan heel spoedig met de boom gebeuren? Hij zou verdorren en tenslotte geen vruchten meer dragen.
Hoofdstuk 34: Wederzijdse beïnvloeding van echtgenoten in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[20] Kijk, beste vrienden, dit is nog een van de allerbeste manieren om zo'n pure verstandsgeest uit zijn sfeer te verlossen. Maar er zijn in deze voor jullie zichtbare omgeving nog heel veel van zulke geesten, bij wie het niet zo gemakkelijk gaat als bij deze. Dat is in het bijzonder het geval, wanneer zulke stoïcijnse verstandsgeesten daarbij als gevolg van hun geleerdheid ook nog een aanzienlijke graad van hoogmoed in zich hebben, wat nu juist niet zelden voorkomt. Het zou voor jullie niet goed zijn om zo'n bekeringsproces bij te wonen, want jullie kunnen gevoeglijk aannemen dat er niet zelden honderden pogingen mislukken. Zodoende zullen we ook deze streek weer verlaten en ons dieper in het middelste ravijn begeven. En daarmee genoeg voor vandaag.
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Jullie zouden wel graag wat licht willen hebben, zodat we plaatselijk toch wat konden waarnemen? Maar ik zeg jullie: het zou ons niet goed bekomen als we ons hier van licht zouden bedienen, want we zouden dan dadelijk door de bewoners van deze streek bijna zo omringd zijn als een wormpje dat op een mierenhoop valt. Heb nog maar wat geduld; onze ogen zullen zich spoedig zo verwijden dat we evenals een nachtuil ook in dit duister wat te zien zullen krijgen. Laten we daarom nog iets verder lopen. Wel, zien jullie al iets? Jullie zeggen: heel zwak beginnen we al waar te nemen dat de grond waarop we staan overwegend uit louter zand bestaat; en daar voor ons lijkt zich iets te bewegen.
Hoofdstuk 28: De dalen van rijken, geleerden, vernuft- en verstandsmensen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Kijk, ginds nog tamelijk ver op de achtergrond rijst een rechte hoge stenen muur op. Daar houdt ons dal links en rechts ook op. Soms opent zich deze muur en er ontstaat een ruime kloof. Als men er op dat moment is, kan men daarin doordringen, maar als men zo'n moment niet treft, dan is daar geen doorgang mogelijk. Jullie vragen: ook niet op de manier waarop wij ons in de noordelijke omgeving op de bergen hebben verplaatst? Ik zeg jullie: hier ook niet op die manier, en wel omdat jullie nog iets aards in je hebben. Wij zullen echter toch het moment aantreffen waarop de muur zich zal openen. En omdat zich meteen achter de muur een hele grote vlakte uitstrekt, zullen we tot aan het moment dat de wand zich weer sluit gemakkelijk door de tamelijk brede spleet komen. Kijk, nu zijn we reeds bij de muur; heb maar wat geduld, hij zal weldra opengaan. Ik zeg nu: open je! En de machtige muur wijkt al uiteen. Nu is de spleet groot genoeg; dus maar vlug erdoorheen! We zijn de spleet gelukkig gepasseerd en kijk nu eens om, de muur is alweer stevig gesloten.
Hoofdstuk 28: De dalen van rijken, geleerden, vernuft- en verstandsmensen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] Kijk, als jullie iets kunnen onderscheiden, kunnen jullie zo'n vijftig normale passen van ons vandaan weer een ander stel zien. Laten we er recht op af gaan, dan zullen we hen dadelijk bereiken. Ook dit stel hoeft ons niet te zien. We vinden wel een plekje voor ons doel, dus gaan we er maar monter op af, zodat we weer iets nieuws te horen krijgen. Wel, we zijn al bij hen en zoals jullie zien, is er deze keer bij dit paar een verschil in geslacht vast te stellen. Een bijzonder magere vrouw, die er uitgeput uitziet en een man, die bijna tot op de laatste druppel bloed uitgeteerd is, en nauwelijks nog genoeg kracht lijkt te hebben om zich moeizaam voort te slepen. Kijk, zij reikt hem de hand en verwelkomt hem.
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Zo gaat het ook met een man die een heerszuchtige vrouw heeft die in alles wil imponeren. Als hij niet in staat is haar met zijn mannelijkheid krachtig tegen te werken, zal de vrouw hem spoedig helemaal hebben omsingeld met haar wilde scheuten en zal hij steeds zwakker worden, tenslotte wegkwijnen en al zijn kracht zien opgaan in de onoverwinnelijke zich mannelijk gedragende worteluitwassen van zijn vrouw. Dat is dan de vrouwelijke heers- en regelzucht!
Hoofdstuk 34: Wederzijdse beïnvloeding van echtgenoten in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] Na dit voorbeeld keren we weer terug naar de vrouwen. Zoals jullie weten krijgt de stem van de man in zijn jongelingsjaren reeds een krachtige mannelijke klank; die van de vrouw behoudt de klank van het kind. Kijk, zoals de vrouw deze klank behoudt, zo behoudt zij ook voortdurend in zekere zin min of meer het hele kinderlijke wezen in zich. Tengevolge van dit vermogen bezit ze dan ook de kinderlijke macht die, zoals gezegd, niet zelden groter is dan de wilskracht van een nog zo groot wereldbeheersende veldheer.
Hoofdstuk 34: Wederzijdse beïnvloeding van echtgenoten in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[12] Ik denk dat door dit voorbeeld alles nog duidelijker voor jullie wordt, zodat jullie daaruit zonder veel moeite kunnen opmaken waarom er in dit gezelschap ook vrouwelijke wezens zijn opgenomen. Jullie moeten echter nog weten dat de vrouw in de geestelijke wereld bij de man blijft zolang deze zich niet volkomen van alle ballast van de wereld heeft gezuiverd.
Hoofdstuk 34: Wederzijdse beïnvloeding van echtgenoten in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[13] Menige man zou eerder, ja zelfs veel eerder tot geestelijke zuiverheid geraken, als hem zijn altijd in dezelfde omstandigheden meer zinnelijke vrouw daarin niet zou hinderen. Daarom zou ons gezelschap voor wat de mannen betreft, er reeds lang veel beter aan toe zijn als zich daarin geen vrouwen zouden bevinden.
Hoofdstuk 34: Wederzijdse beïnvloeding van echtgenoten in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Niets dan een bijna ondoordringbare buitengewoon ijzige nacht, door geen nog zo droevige dag meer afgewisseld, geen voedsel behalve wat zanderig mos en dit alles moet stroken met de door jullie priesters vaak gepreekte liefde, barmhartigheid en rechtvaardigheid van God?! Ik denk er nu al meer dan twintig jaar over na of er een God bestaat of niet, en als ik eens iemand ontmoet en met hem over dit onderwerp spreek, dan weet tenslotte toch niemand iets meer dan ik. Daarom verbaast het mij des te meer dat jij als gewezen priester, die toch steeds voor het zogenaamde rijk Gods hebt gewerkt, met precies hetzelfde lot bedeeld bent als ik. Ik denk dat we allemaal met Christus voor de gek gehouden zijn, want het is me vaak raadselachtig voorgekomen dat een God zich heeft kunnen laten doden! De oude, wijze Hebreeërs kenden Christus zeker beter dan wij en wisten Hem dan ook als een Joodse piëtistische dweper naar behoren uit de weg te ruimen om Hem daarna heel netjes de vroeger gelukkige Romeinen als een gezouten premie in de schoot te werpen omdat zij hun koningsstad hadden verwoest. Zij bleven bij hun oude God die toch kennelijk een veel goddelijker aanzien had dan onze gekruisigde. Alleen moesten wij naderhand ten gevolge van die geniale Joodse streek de God aannemen, die het door hen meest versmade wezen was. Ik denk dat dit laatste wel begrijpelijk is, want zou Christus werkelijk iets te betekenen hebben, dan moest hier in deze, ik kan je zeggen, eindeloos grote wereldsfeer toch iemand iets reëels over Hem weten. Maar je kunt er duizenden ontmoeten, die allen als louter nuchtere en bescheiden mensen zijn te beschouwen, maar niet één weet ook maar iets van Hem af. Ik kan je zeggen: ik heb al mensen ontmoet die zich reeds een- tot tweeduizend jaar in deze streek bevinden en ook al helemaal aan het mos eten gewend zijn. Deze waren toch tegelijk met Christus op aarde, als er onder ons gezegd ooit een Christus bestaan heeft, en toch weten zij evenmin iets van Hem af als wij. Sommigen van hen beweren zelfs deze naam nooit te hebben gehoord. Kijk, dat zijn zo mijn ideeën die ik mij in de loop van mijn verblijf hier en zo nu en dan ook al tijdens mijn aardse leven mij heel heimelijk heb gevormd. Hoe bevallen ze jou?
Hoofdstuk 29: In het rijk van de duisternis van het ongeloof - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  798 - 799 - 800 - 801 - 802 - 803 - 804 - 805 - 806 - 807 - 808 - 809 - 810 - 811 - 812 - 813 - 814 - 815 - 816 - 817 - 818 - 819 - 820 - 821 - 822 - 823  ...