Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3934 resultaten - Pagina 82 van 263

...  70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95  ...
[6] Alle vier zeiden toen: 'Ja, als die verheven man alles kan wat u als zeer geloofwaardig getuige ons heeft verteld, dan moet Hij wel een groot profeet zijn! Want zie, wij joden verwachten een Messias, die in woord en daad zeer machtig zal zijn! Maar voor Hij zal komen, zal de grote profeet Elia en volgens de mening van vele mensen ook diens leerling Elisa Hem voorgaan. En kijk, misschien is Hij wel Elia of zijn leerling Elisa!'
Hoofdstuk 13: Agricola 's verwijzing naar de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Zoals ik dit door mijn innerlijke kracht kan, zo kan ik ook al het andere wat ik voor al die gasten heb geschapen. Maar daarom hoef je deze gasten de maaltijd niet te schenken, want het zijn allemaal rijke handelaars en zij moeten betalen voor wat ze hebben gegeten en gedronken. Daarna zullen ze al gauw weer naar hun kramen gaan, die nu nog afgesloten zijn, en de kopers door hun geschreeuw lokken. Laat je dienaren nu het geld inzamelen!'
Hoofdstuk 16: Het werk van de natuurgeesten bij de vorming van metalen Het geheim van het wonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Rafaël zei: 'Maak jij je daar maar geen zorgen over, want op hetzelfde moment dat ik je alles over de wonderen, over de oorlogen van Jehova en over de zeven geesten van God uitlegde, heeft de Heer Zelf in de zaal nauwkeurig hetzelfde even begrijpelijk aan allen uitgelegd, als ik u aan jou, en Johannes en Mattheus hebben daarvan de voornaamste punten ook opgeschreven! Als je echter een leeg en onbeschreven boek hebt, wil ik het ook zelf op dit ogenblik woord voor woord voor je opschrijven.'
Hoofdstuk 20: De disharmonie van de zeven geesten in de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Daarop opende de Romein het boek, vond het geschrevene in de Griekse taal uiterst helder en duidelijk en las het geschreven woord aan alle aanwezigen van het begin tot het eind voor, wat dan ook bijna een uur duurde en allen die hier voor het merendeel de Griekse taal machtig waren, raakten er niet over uitgepraat dat Mijn eerdere les er helemaal woord voor woord in stond.
Hoofdstuk 21: Wonder op wonder - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Waarlijk, Ik zegje: Ik ageer niet tegen het juiste en zeer nuttige verkeer tussen mensen onderling, want Ik wil immers Zelf dat een mens in zeker opzicht van de ander afhankelijk moet zijn en dan bevindt zich een passend verkeer tussen de mensen onderling immers zonder meer in de hoogste orde van de naastenliefde. Maar je zult toch hopelijk ook wel inzien dat Ik voor pure, totaalliefdeloze woeker geen goed woord over kan hebben! Een rechtschapen koopman moet voor zijn moeite en werk zijn dienovereenkomstige loon krijgen; maar hij moet niet voor tien zilverstukken honderd zilverstukken en nog meer winst willen hebben! Begrijp je dat? Ik veroordeel alleen de woeker, maar niet het noodzakelijke, rechtmatige verkeer. Begrijp dat goed, opdat je niet in kwade verzoeking terechtkomt!'
Hoofdstuk 6: Over handel en woeker - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Agricola zei: 'Je hebt weliswaar helemaal naar waarheid en juist gesproken, maar er is toch nog iets wat je bij je beschrijving van armoede en nood bent vergeten! Kijk, wie God liefheeft, die beproeft Hij eerst heel secuur voor Hij hem volledig helpt! En dat schijnt God de Heer bij jullie gedaan te hebben. Toen jullie nood echter het hoogst was, kwam ook Zijn hulp en nu zijn jullie pas werkelijk geholpen. Want ik heb jullie in de naam van God, onze Heer, mijn belofte gegeven en ik zal mijn woord ook houden en wel zuiver uit liefde en dankbaarheid voor jullie ware God en niet vanwege een of andere speciale liefde en genegenheid voor jou, omdat je een zeer mooie jodin bent. Want mijn liefde tot God is zeer veel groter dan ik ooit voor alle schoonheid en pracht van de wereld heb gevoeld. Dus overje levensonderhoud hoef je van nu af aan niet meer in te zitten, maar dat je een nadere kennismaking met die verhevene nog een poosje wordt onthouden, heeft een heel wijze reder en wij zijn dus niet op een of andere wijze hard tegen je als we je niet meteen alles zeggen, wat wij allen geheel zeker en volkomen waar over Hem weten.
Hoofdstuk 22: De weetgierigheid van de jonge jodin met betrekking tot de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Daarop zei de dochter: 'Ja,ja, moeder, dat zou allemaal wel waar zijn, als wij met volkomen zekerheid zouden kunnen beweren dat er nooit een Mozes en nooit een profeet heeft bestaan en al het geschrevene vanaf Mozes alleen maar een verzinsel is van steeds gelijkgezinde Farizeeën. Maar dat is toch niet zonder meer te bewijzen en er staan, zoals bekend, in de boeken van Mozes en van de andere profeten toch heel veel dingen die buitengewoon goed en waar zijn en waarvan, naar mijn weten, de Farizeeën steeds een afkeer hadden en waar zij zich nooit mee bezighielden, zoals men weet. En dus kunnen wij toch niet zonder meer aannemen dat die Farizeeën, de een na de ander, de hele zogenoemde Heilige Schrift onder allerlei gefingeerde namen hebben samengesteld. Het is duidelijk dat die is geschreven door mensen die door God bezield waren en het is dan ook Gods woord, al hebben die door God bezielde mannen God nooit gezien! En het is daarom altijd een heel gewaagde zaak om een mens vanwege zijn spreken en buitengewoon wonderbare daden meteen als God te erkennen en aan te prijzen.
Hoofdstuk 26: De uitvlucht van de jodin - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Maar een kind of iemand die zijn ouders en zijn broers en zusters waarachtig liefheeft en eert, zal ook de andere mensen liefhebben, omdat hij weet en beseft dat zij allen kinderen van één en dezelfde Vader in de hemel zijn. Uit de oorspronkelijke ware liefde voor de ouders wordt de mens tot kennis van God, van zichzelf en ook tot de juiste kennis van zijn medemensen gebracht en dan ziet hij al gauw en zonder veel moeite in, waarom God de mensen heeft geschapen en wat zij allen moeten worden. Daardoor krijgt hij steeds meer liefde voor God en komt daardoor tot vervolmaking van zijn innerlijke, ware, geestelijke leven.
Hoofdstuk 29: Het vierde gebod. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Gij zult niet doden! Als ik echter door een woeste straatrover aangevallen wordt, die mij wil beroven en mij daarbij beslist wil en zal doden, - maar ik, als de man of vrouw die wordt aangevallen, kracht, moed en een wapen heb om hem te doden voor hij mij de doodsteek kan geven wat moet ik dan doen? Deze noodweer zou in de wet toch in zoverre moeten zijn geformuleerd, dat er stond: 'Gij zult niet doden, behalve in geval van uiterste noodweer!' Maar nee, daarover staat in de wet werkelijk geen woord! Er staat alleen maar heel eenvoudig: 'Gij zult niet doden!' Als de simpele wet echter zo luidt, waar is daarin dan de goddelijke liefde en wijsheid te vinden, die dan toch moest weten onder welke werkelijk zeer betreurenswaardige omstandigheden de mensen op deze aarde moeten leven?
Hoofdstuk 31: Het vijfde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Nu vatte het meisje meer moed en zei, terwijl ze me vol vertrouwen aankeek: 'Ja, buitengewoon vriendelijke Heer, als ik U, met wie ik diep in mijn hart zo oneindig vertrouwd ben geraakt, maar niet zou beledigen, dan zou ik U nog wel wat willen zeggen over het achtste gebod; maar voor U, o Heer, - Jehova nu in levende lijve voor ons -moet men zich zeer in acht nemen, opdat men Uw innerlijke, goddelijke heiligheid niet te na komt! En dan is het een beetje moeilijk en lastig om zo vrijuit te spreken!'
Hoofdstuk 34: Het achtste gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Ik zei: 'In het begin, M'n lieve Helias, echt maar negen, maar later, toen hij gedwongen was de gebroken eerste stenen tafelen van de wet weer door nieuwe te vervangen, heeft hij zelf het laatste gebod in tweeën gesplitst om de overspelige begeerte naar de vrouw van een naaste - wat de joden in Egypte hadden geleerd, waardoor zij in voortdurende onmin en aanhoudende tweedracht leefden en elkaars doodsvijanden werden - goed duidelijk te maken, en uiteindelijk zette hij op echtbreuk zelfs de lichamelijke doodstraf, omdat dit woord, al was het nog zo wijs, niets hielp bij de door en door zinnelijk geworden joden.
Hoofdstuk 35: Het negende en tiende gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[10] Werkelijk, dit gebod komt mij even dwaas voor als wanneer Mozes de mensen het gebruik van hun zintuigen en daarbij ook van hun handen en voeten zou hebben verboden, wat toch nog veel minder dwaas geweest zou zijn dan hun innerlijke levensfuncties te verbieden, waar toch geen mens iets aan kan doen als deze, door allerlei omstandigheden en situaties gewekt en geprikkeld, in hem aanwezig zijn.
Hoofdstuk 35: Het negende en tiende gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Je ziet daaruit dat er in de wereld armen en rijken moeten zijn, en zo kun je ook inzien dat Mozes het laatste gebod niet onvolledig, maar zo volledig als maar denkbaar is, aan de joden en door hen aan alle mensen heeft gegeven, en dat juist aan dit gebod pas de ware innerlijke voltooiing van de zuivere naastenliefde en de geest der barmhartigheid in het hart van de mens ten grondslag ligt.
Hoofdstuk 37: Armoede en rijkdom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[16] De Griek zei: 'Ja, ja, dat kan bij jullie wel zo zijn, maar als die bepaalde ene, ware God jullie joden zulke middelen heeft gegeven en zulke wegen heeft gewezen, waarom heeft Hij dat dan bij ons niet gedaan, want wij zijn toch evengoed mensen als jullie joden? Wij Grieken hebben immers ook verstand en begrip en werden in alle ons bekende tijden zelfs als een van de geestrijkste en ontwikkeldste volkeren der aarde gezien. Dat wij voor jullie nu onderdoen aan innerlijke geestkracht, daar kunnen wij zelf toch waarlijk niets aan doen! Als die bepaalde ene, enig ware God zich aan jullie joden als zodanig kenbaar heeft kunnen maken, waarom dan niet aan ons Grieken?'
Hoofdstuk 42: Een wonder van Rafaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Helias zei met een uiterst beminnelijk gezicht: 'O Heer, wie Uw wil doet, zondigt niet en daarom zal ik dan ook spreken! Het achtste gebod luidt heel eenvoudig: 'Gij zult geen vals getuigenis geven!' En omdat in de Schrift niet nader is aangegeven over wie men allemaal geen valse getuigenis mag geven, spreekt het wel vanzelf dat men ook over zichzelf geen vals getuigenis moet geven. Want mijn oude rabbi heeft mij werkelijk heel vaak gezegd dat de leugen een allerafschuwelijkste zonde is, want daaruit komt alle kwade listigheid, alle bedrog, alle twist, ruzie, onvrede, oorlog en moord voort. Men moet zich altijd aan de waarheid houden en zeggen wat men met zekerheid weet en voelt, al zou dat ook te eniger tijd op aarde tot ons nadeel zijn! Want een waar woord heeft bij God een veel grotere waarde dan een hele wereld vol goud en edelstenen. Daarom is ook ieder onwaar woord over jezelf een door God verboden vals getuigenis.
Hoofdstuk 34: Het achtste gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95  ...