Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 82 van 1037

...  70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95  ...
[10] Toen schreef de hoofdman het getuigenis, dat luidde: 'Wij bekennen hieronder allen, met onze handtekening als bewijs van waarheid pro memoria aeterna (ter eeuwige herinnering), dat wij de bekende roof van de keizerlijke belastingen en schatten uit de Pontus en uit Klein-Azië begingen en deze door een zeer schandelijke list aan de brengers daarvan hebben ontfutseld, maar bij het vervoer naar Jeruzalem in Kis door Jezus van Nazareth zijn ontmaskerd, zoal niet mondeling, dan toch door zijn invloed. Wij zouden weliswaar door rechter Faustus gezamenlijk ter dood veroordeeld zijn -maar Jezus van Nazareth zette zich voor ons in en wij kwamen er ongedeerd vanaf! -Voor deze waarheid staan wij met ons leven in!'
Hoofdstuk 125: De drie documenten.(28.1.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Toen pas kwam PETRUS naar Mij toe en vroeg Mij: "Heer, verklaar ons eens de gelijkenis van het 'de mond in en uitgaan' (Matth. 15:15), wij begrijpen het geen van allen!"
Hoofdstuk 128: Gesprek tussen Essenen en Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Hij gebiedt de zee, en maakt haar oppervlak vast, zonder dat het ijs is, en de mensen lopen op de anders aan ieder mens de dood brengende bodem als op een marmeren vloer! En dat alles is die duisterlingen getoond en naar waarheid verteld, en bovendien hebben zij vanmorgen met eigen ogen de wonderbare genezing van ettelijke honderden mensen mee aangestaard, en toch zijn ze daarbij afwerender gebleven dan een rots, waarop sinds duizenden jaren minstens ieder jaar honderdduizend bliksems hun vernietigende kracht hebben uitgeprobeerd! Broeders, dan houdt toch al het menselijke in de mens op! Dan is zo iemand toch een kwaadaardig dier of zonder meer een duivel! -Zeg eens broeders hebben wij gelijk of niet?"
Hoofdstuk 128: Gesprek tussen Essenen en Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] Daarom zou Hij Zich ook voor Jeruzalem in acht moeten nemen! Want als Hij als een vriendelijk mens daarheen gaat, is Hij net als de prediker Johannes verloren! Zolang deze in onze nabijheid aan de kleine Jordaan en in Klein-Bethabara leerde en doopte, was hij veilig, maar toen hij pas drie maanden geleden naar de grote Jordaan en de grote woestenij van Bethabara ging, was hij heel snel een offer van de tempeldienaars, die zich sluw achter Herodes verschuilden. Ook naar onze Heer en Meester liet Herodes al zoeken. Als hij Hem had kunnen pakken, wie weet wat er dan allemaal al gebeurd zou zijn! Maar de Heer kent ook van verre de harten der mensen en hun plannen, en weet ze te mijden! Want wie zal er verstandiger en wijzer zijn dan Hij?"
Hoofdstuk 128: Gesprek tussen Essenen en Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] De tafel was goed voorzien. Onze acht schippersknechten hadden hun tijd doorgebracht met vissen en tevens voor Ebahl een aantal van de mooiste en beste vissen thuis gebracht, waarvoor hij hen weer rijkelijk met wijn en brood had voorzien. De vissen waren erg goed klaargemaakt en allen aten ze met veel eetlust. De beide Essenen, die een goed ontwikkelde smaak hadden omdat zij als leerlingen van Aristoteles en Epicurius de keuken erg belangrijk vonden, kwamen woorden tekort om de heerlijke smaak van dit echte vismaal te roemen. Ook de hoofdman met zijn drie onderaanvoerders prees voortdurend de aangename smaak van de vissen en at naar hartelust een paar behoorlijk grote stukken, zodat hij zich tenslotte begon af te vragen of hij er geen last van zou krijgen.
Hoofdstuk 129: De Heer en de twee Essenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] IK zeg: "Dat zie je toch wel, Mijn lieve Jarah! Je bevalt Mij bijzonder! O waren alle mensen maar zo prettig als jij, dan zou het wel goed en naar Mijn zin zijn. Maar er zijn in de wereld zo vele duizenden en nogmaals zoveel duizendmaal duizenden, die Mij niet zo aangenaam zijn als jij! Dat zijn pure wereldse mensen, en jij bent een engel! Nu echter op weg, want het is al het derde deel van de dag!"
Hoofdstuk 130: Een wonderbaarlijke bergbeklimming. Bij Genezareth op de berg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Toen wij bij de bergwand kwamen, waar zich in de uitgeholde spleten slechts zeer nauwe en uiterst steile geulen omhoog slingerden, zei de HOOFDMAN: "Heer, met natuurlijke krachten kan men hier niet omhoogklimmen, want de geulen zijn vreselijk steil en nat en hier en daar dichtgegroeid met allerlei doornstruiken! Als er geen andere wegen naar boven voeren, komen wij met onze natuurlijke krachten in geen tien dagen boven!"
Hoofdstuk 130: Een wonderbaarlijke bergbeklimming. Bij Genezareth op de berg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] De HOOFDMAN zegt: "Ja, dat merk ik wel! Maar als ik vooruit kijk naar boven, dan zie ik echt geen enkele mogelijkheid om verder te gaan!"
Hoofdstuk 130: Een wonderbaarlijke bergbeklimming. Bij Genezareth op de berg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Dat beviel onze HOOFDMAN niet en hij zei: "Het uitzicht is wel onbeschrijfelijk, fantastisch mooi, maar het slechte naar alle kanten sterk afhellende en ook verder zeer oneffen bergplateau doet erg veel afbreuk aan het heerlijke genot!"
Hoofdstuk 131: Op de bergtop van de Morgenkop. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] De HOOFDMAN zegt: "Het zou prettig zijn om te gaan zitten, maar waar? Werkelijk, het uitzicht is heerlijk; je ziet hier over heel Galiléa en ook een groot deel van Judéa, - ook kijk je in het land van de Samaritanen, maar de onherbergzame hoogte en de vrees voor een mogelijk naar beneden vallen, bederft mij ontzettend het ware genot! Ik weet dat mij niets kan gebeuren, en toch ben ik bang! Waarom dan?"
Hoofdstuk 131: Op de bergtop van de Morgenkop. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] IK zeg: "Omdat je niet begrijpt waarom je nu onmogelijk naar beneden kunt vallen; dat is de reden van je angst. Kijk eens naar Mijn lieve Jarah die springt nu zo onbekommerd als een gems in het rond, terwijl haar zusters en zelfs Ebahl bleek van angst erbij staan. Toch heeft nog geen afgrond haar verslonden, omdat zij een vast geloof heeft dat haar in Mijn bijzijn niets kan overkomen. Als jullie allen het zelfde vaste geloof hebben, dan zullen jullie net zo onbekommerd zijn als zij!"
Hoofdstuk 131: Op de bergtop van de Morgenkop. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] JARAH zegt: " Ah, wat denkt u wel? Hoe kunt u ook maar in het minst veronderstellen dat ik grapjes met u zou uithalen!? Kijk, ik ben er vast van overtuigd dat mij noch u hier iets kan overkomen, en ik sprong alleen maar daarom zo dapper naar u, die zo angstig bent, om u als dat kon te helpen! Hoe kunt u daarover zo boos op mij worden en mij voor heks uitschelden? Kijk, lieve Julius, dat was ook niet aardig van u!"
Hoofdstuk 131: Op de bergtop van de Morgenkop. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Dan springt JARAH naar de hoofdman toe en zegt: "Maar lieve Julius ik smeek je, wees toch niet zo bangelijk! Er kan je onmogelijk wat gebeuren! De Heer heeft ons over de steilste hellingen naar boven gebracht, wij zweefden eigenlijk alleen maar naast de wanden in de lucht omhoog, want zo'n weg is nog nooit een mens gegaan. En wie van ons is iets overkomen tijdens de ongehoorde bestijging van deze naar alle kanten naakte en loodrecht steile reus van een rots? Maar als we zo goed naar boven zijn gekomen over die gevaarlijke plaatsen, waarom moeten wij dan hier nu opeens bang gaan worden, dat we werkelijk naar beneden zouden kunnen vallen? Kom, mijn lieve Julius, en wees terwille van mij een beetje vrolijker! Weetje, ik kan niet tegen zo'n bang en treurig gezicht!"
Hoofdstuk 131: Op de bergtop van de Morgenkop. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Dan wil de kleine de hoofdman bij de hand nemen en wat met hem rondlopen, maar de HOOFDMAN roept luid: "Terug! Blijf steeds drie passen van mij vandaan, kleine heks! Het scheelde zoëven niet veel of je had mij, met je opzettelijke sprong, over de rand naar beneden geduwd! O ik ken je, meestal ben je een zeldzaam goed, lief en zelfs wijs meisje, maar soms komt er een natuurlijke moedwil over je en dan zeg ik: Blijf drie passen bij mij vandaan! Ik houd anders veel van je, maar hier op deze hoogte van minstens tweeduizend manshoogten moet je steeds drie passen bij mij vandaan blijven! Je hebt alles juist en wijs gezegd, maar ik kan niets aan mijn duizeligheid op zulke hoogten doen. Ik weet en geloof dat ons allen niets gebeuren zal, maar ondanks dat kan ik me toch niet verzetten tegen die hinderlijke duizeligheid, en daarom moet je geen grapjes met mij uithalen!"
Hoofdstuk 131: Op de bergtop van de Morgenkop. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] De hoofdman nam meteen de beker en dronk er uit. Toen hij de beker leeggedronken had, verdween meteen al zijn vrees en alle duizeligheid, zodat hij nu helemaal vrolijk werd en zich door Jarah naar alle kanten van de berg liet rondleiden en heel gezellig langs de steilste wanden naar beneden kon kijken.
Hoofdstuk 131: Op de bergtop van de Morgenkop. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  70 - 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95  ...