17481 resultaten - Pagina 83 van 1166
... 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 ...
[24] Maar Ik, als diepste grond van al het bestaan, moest wel vanuit Mijn totale licht zien, hoe het hoogheidsgevoel, als Gods licht in de mensen, door de voortdurende strijd steeds matter en zwakker en daardoor als levenslicht duisterder en tenslotte geheel donker werd, en dat daarom het grootste deel van de mensen Mij niet herkennen zou, als Ik in die vorm tot hen zou komen, die zij, toen zij naar Mijn evenbeeld geschapen werden, ook gekregen hadden; en dat ze Mij zeker niet zouden herkennen als Ik geheelonverwacht en onvoorbereid als een Deus Ex Machina ( een plotseling verschijnende God) in de beperkte mensenvorm tot hen zou komen. Ik zou het dan aan Mij Zelf te wijten hebben, als de mensen Mij onmogelijk zouden kunnen herkennen, omdat ze niet voorbereid waren op Mijn komst.Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[25] Ja, dat zag Ik reeds eeuwen van te voren, en Ik liet daarom al vanaf hun eerste ontstaan uit Mij tot aan Mijn werkelijke komst, door vele duizenden zieners, die in de strijd het licht niet verloren hadden, deze komst van Mij voorspellen en de aard en manier en zelfs de plaats en de tijd van Mijn komst getrouw vastleggen. Bij Mijn daarop werkelijk gevolgde komst liet Ik grote tekenen plaats vinden en verwekte een man, waarin de geest van een hoge engel zijn intrek nam, opdat hij Mijn komst en lijfelijke aanwezigheid op de aarde aan de blinden zou verkondigen.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] (Hij kwam naar Zijn bezit, en de Zijnen namen Hem niet op. Joh. 1:11) Dus, zoals hiervoor reeds werd aangeduid, moet niet de aarde, maar moeten alleen de zielen en de geesten van de mensen gezien worden als het eigenlijke eigendom des Heren; en wel daarom als eigendom, omdat zij zelf oorspronkelijk licht uit Mijn eeuwige bron van alle licht zijn en daarom met Mij één geheel vormen.
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Maar zij herkenden Mij niet, omdat juist hun oorspronkelijke licht d.w.z. hun hoogheidsgevoel verzwakt is, en dat is de reden waarom Ik naar hen toekwam en nog steeds naar hen toekom, want zij zijn Mijn eigendom. Zij begrijpen niet meer dat ze heel persoonlijk een deel zijn van de diepste grond, dat nooit vernietigd kan worden, omdat dit van oorsprong Mijn wezen is.
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] (Allen, die Hem aannamen, gaf Hij de macht om kinderen Gods te worden, omdat zij in Zijn naam geloven. Joh. 1:12) Het spreekt haast vanzelf dat bij al degenen, die Mij niet opnamen of niet herkenden, de werkelijke orde verstoord bleef en dat met deze verstoring een lijdende toestand, het zogenaamde 'kwaad' of de 'zonde' bleef. Daartegenover verdween bij veel anderen dit 'kwaad' zodra ze Mij opnamen d.w.z. in hun hart herkenden, omdat ze weer met Mij en daarom met de orde en de oerbron van al het Zijn verenigd werden. Daarin vonden zij zichzelf, en zij vonden ook Mijn oorspronkelijke licht als het genoemde deel van zichzelf en daarin het eeuwige onverdelgbare leven.
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] In dit leven vonden ze ook, dat ze echt niet alleen maar Mijn schepsels zijn, zoals hun minderwaardigheidsgevoel het hun ingeeft, maar dat ze zonder twijfel Mijn eigen kinderen zijn, die Mijn eigen wil in alle vrijheid tot leven heeft gebracht. Hun licht (hun geloof) is identiek aan Mijn licht,en bergt daarom in zich de volle macht en kracht van Mij, en door die macht zijn zij niet alleen gerechtigd Mijn kinderen genoemd te worden, maar het ook geheel en al te zijn!
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Want het geloof is een zeer bijzonder licht, en Mijn naam, waarop de machtige stralen van dit licht gericht zijn, is de kracht en de macht en het eigenlijke wezen van Mijn oerbron, waardoor ieder in zichzelf het rechtmatige en geldige kindschap van God tot stand brengt. Daarom staat dan ook in het twaalfde vers, dat allen, die Mij opnemen en in Mijn naam geloven -de macht in zich hebben rechtmatige 'Kinderen Gods' te heten!
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Met recht zou je hier kunnen vragen, waarom Johannes dat in de woestijn deed, waarvan je toch vooruit kunt weten, dat zich daar zeker zeer weinig mensen zullen bevinden, en dat het daarom verstandiger zou zijn, om als voorloper een plaats op te zoeken met veel mensen. Wat kan in de dode woestijn zo'n geroep, al is het nog zo luid, voor nut hebben, als het geluid van het geroep veel eerder verklinkt, dan dat het waar dan ook een oor bereikt? En bereikt het toch toevalligerwijs een mensenoor, dan is dat resultaat toch veel te mager voor een zaak, die toch voor alle mensen van het grootste belang is!
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] (En Johannes getuigde en zei vervolgens: 'Ik zag dat de geest van God neerdaalde uit de hemel, zo zacht als een duif die naar beneden zweeft, en deze Geest bleef boven hem' Joh. 1:32) Johannes getuigt hier, dat ook hij Mij voor het eerst in levende lijve voor zich ziet, en dat Mijn geest in hem dat aan hem heeft geopenbaard. De onderzoekers bekeken deze Man natuurlijk goed en sloegen Hem gade tijdens de kort durende handeling van de doop met het water, die Johannes Mij eerst niet wilde geven, omdat Hij ervan overtuigd was dat Ik meer bevoegd was om hem te dopen, dan hij Mij; -maar aan Mijn uitdrukkelijk verzoek, om het zo te laten gebeuren, gaf hij gehoor en doopte Mij toch, maar zag daarbij wat Ik door Mijn geest in zijn geest had geopenbaard, toen Ik hem naar Bethabara zond, namelijk: hoe Gods geest, dat wil zeggen Mijn eigen bron van alle geest, in de vorm van een licht wolkje, als een duif zwevend, uit de met licht gevulde hemel naar Mij neerdaalde en boven Mijn hoofd bleef hangen. Daarbij hoorde hij de bekende woorden:
Hoofdstuk 6: Johannes doopt de Heer met water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] 'Dit is Mijn geliefde Zoon, of dit is Mijn licht, Mijn eigen bron van alle kracht, aan Wien Ik, als de bron van alle liefde, Mijn welbehagen heb, luistert naar Hem!'
Hoofdstuk 6: Johannes doopt de Heer met water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Deze verzen hebben duidelijk alleen maar betrekking op een historische gebeurtenis en ze hebben weinig geestelijke betekenis, die ook al door de voorgaande commentaren niet moeilijk te vinden is. Wel moet hier vermeld worden, dat zulke verzen beter begrepen worden, als men alles, wat men in de beschreven tijd vanzelfsprekend vond, er bij vermeldt. Want in de tijd, dat de evangelist het evangelie schreef, was het de gewoonte om alle mogelijke omstandigheden die men vanzelfsprekend vond, als onnodige ballast weg te laten, en alleen de hoofdzinnen op te schrijven en alle bijkomstige omstandigheden zo gezegd, tussen de regels door, te laten lezen. Om deze, voor onze tijd belangrijke zaak nader te belichten, willen we nu de hierna volgende drie verzen vanuit deze gezichtshoek een beetje beter bekijken, en dan zal de toenmalige manier van schrijven (de syntaxis) wel aan het licht komen en te herkennen zijn.
Hoofdstuk 6: Johannes doopt de Heer met water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] De reden hiervan werd hierboven al aangegeven: het is een vanzelfsprekendheid! Zeker in die tijd, waarin het gebruikelijk was om zo te schrijven, was het vanzelfsprekend dat -Johannes aan de rivier de Jordaan onder een wilg stond en daar wachtte voor het geval er iemand zou komen om zich door hem te laten dopen. En omdat hij meer leerlingen had die zijn leer hoorden en ook opschreven, waren er gewoonlijk twee of soms, afhankelijk van wat er te doen was, meer bij hem, die hem bij zijn vele doophandelingen behulpzaam waren en ook wel in zijn naam en op zijn manier doopten.
Hoofdstuk 7: Drie verzen als voorbeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Omdat Ik Mij, vóór de doop, veertig dagen in deze omgeving had opgehouden en Mijn menselijke wezen door vasten en andere oefeningen op het komende geven van onderricht had voorbereid, is het geschiedkundig logisch, dat Ik daarom in dit gehucht ergens een onderkomen moest hebben dat in dezelfde woeste en zeer onherbergzame omgeving lag die Ik voor Mijn doel het geschiktste achtte.
Hoofdstuk 8: Bethabara. De Heer roept Andréas en Petrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] De beide leerlingen wisten wel dat Ik al enige tijd in deze omgeving woonde, want ze konden Mij al wel ettelijke malen daar gezien hebben, zonder echter te vermoeden wie Ik was. Daarom vroegen ze ook niet direct naar Mijn eigenlijke geboorteplaats, maar slechts naar het onderkomen in het plaatsje Bethabara, dat voor het merendeel uit schamele vissershutten bestond, die uit leem en biezen opgetrokken waren en vaak nauwelijks zo hoog waren, dat een man er rechtop in kon staan.
Hoofdstuk 8: Bethabara. De Heer roept Andréas en Petrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] In zo'n hut woonde Ik ook; Ik had deze hut met Mijn eigen handen tamelijk ver in de woestijn gebouwd. Uit die tijd dateren nog heden de kluizenaarswoningen, die in bijna alle christelijke landen voorkomen
Hoofdstuk 8: Bethabara. De Heer roept Andréas en Petrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)