10915 resultaten - Pagina 83 van 728
... 71 - 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 ...
[6] Kortom, iemand die door de zonde zo deemoedig wordt als onze tollenaar, is door de zonde net als een engel slechts voor een ogenblik in de hel afgedaald om daar rust en orde te scheppen. Bij zijn terugkomst is hij echter vervuld van afschuw en zijn ziel is net zo zuiver als voorheen. Maar een zondaar die door zijn zonden alleen maar hoogmoedig wordt, en die als zondaar hoogmoedig blijft, is al een duivel, al ziet hij er uiterlijk voor de mensen nog zo rein uit.Hoofdstuk 209: Deemoedig door de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Op dezelfde wijze hebben verschillende mensen ook een verschillende opvoeding nodig, afhankelijk van hoe het voorshands met hun harten en zielen gesteld is. Zoals het echter met de afzonderlijke mensen gaat, hoewel zij vaak kinderen van één en dezelfde vader zijn, zo gaat het ook met gehele gemeenten en met complete grote volksstammen. De ene volksstam heeft een zachte, dus lossere behandeling nodig, om tot grote zegen van de andere volken der aarde te bestaan. Een andere volksstam heeft een harde behandeling nodig, omdat hij anders al gauw tot vloek van de naburige volken zou ontaarden en verkommeren. Weer een andere volksstam heeft de uitgesproken neiging tot tiranniseren en heersen over haar medemensen. Voor de zielen van zulke mensen is er niets beters dan dat zij voor vele jaren in slavernij vervallen, zodat zij eens goed door en door gedeemoedigd worden. Zijn zij in de deemoediging verbeterd en verdragen zij hun lot tenslotte met alle geduld en zonder morren, dan worden zij weer vrije burgers van de aarde. Zij zullen dan als een veredelde vrucht op de beste en vetste grond zeker snel en weelderig groeien.
Hoofdstuk 205: Mensen en volken ontvangen een gerichte opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Maar Ik weet wel wat je spraakvermogen verlamd heeft. Kijk, eerder was je wat voorbarig toen je van jezelf beweerde, dat je alleen maar voor de waarheid was! Ik toonde je echter dat je nog helemaal niet wist wat de waarheid is, en omdat Jarah, een heel onschuldig meisje uit Genezareth, je vervolgens duidelijk wat beschaamd maakte, omdat zij Mijn vraag aan jou op een schitterende wijze beantwoordde, heb je daarna de moed wat verloren. Maar deze kleine moedeloosheid is in de aard der zaak geen echte deemoed, maar veel meer een heimelijk gekrenkte ijdelheid van je hart! Wel, dat werkt er nu dan ook aan mee dat je zoveel moeite hebt om te besluiten iets te zeggen! Ik wil echter dat je die oorzaak volledig in je overwinnen zult, want het is voor een wat ijdel hart beter om eens uitgelachen te worden, dan om zich op de weg van het triomferende welslagen van alle kanten bewonderd en gevleid te voelen! Praat dus maar, als Ik verlang dat je iets zegt! -En geef ons nu dus over Mijn les van het slavendom toch maar een bepaalde visie!"
Hoofdstuk 206: De onzekerheid van Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] IK zeg: "Beste Josoë, je hebt in alles helemaal gelijk, en er is weinig of niets met recht tegen in te brengen; alleen wat betreft de duur van de Babylonische gevangenschap ben je in je ijver wat te ver gegaan. Want iedere gevangenschap en ook iedere slavernij is uit de aard der zaak niets anders dan een door God toegelaten strafgericht! Een gericht is en blijft echter jammer genoeg altijd alleen maar een uiterst dwangmiddel tot verbetering en heeft daarom gewoonlijk meer een slechte dan een goede uitwerking op de zielen der mensen. Want iemand die het slechte alleen maar vermijdt vanwege de kwade gevolgen, en het goede doet vanwege de goede gevolgen, is nog ver verwijderd van het rijk van God. Alleen degene die het goede doet omdat het goed is, en het kwade vermijdt omdat het slecht is, is een volmaakt mens. Want zolang de mens niet zelf naar het ware licht gaat, blijft hij geestelijk een slaaf en als zodanig dood voor het rijk van God. De dwang van buitenaf brengt de mensen nog op andere dwaalwegen van het zedelijke liefdeleven, waarvan wij er dadelijk een paar zullen ontdekken."
Hoofdstuk 207: Josoë's mening over de slavernij. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Kijk, de kluizenaar is een streng boetvaardige, en leeft steeds in een zichzelf opgelegde strafdwang, vermijdt daarbij zorgvuldig alles wat zijn als rein aangemerkte zielook maar in het geringst zou kunnen verontreinigen, en hij meent dat God al veel met hem op heeft. Tevens is het hem ook veel waard dat de wereld hem voor een smetteloos heilige van God houdt, en dat des te meer, omdat algemeen van hem bekend staat dat zijn vertrek nog nooit door een vrouwelijke voet betreden werd. Natuurlijk brengt die zedelijke reinheid hem menige gave in zijn hut, wat zeker zou verminderen als er ooit bekend zou worden dat zijn hut toch één keer verontreinigd werd door de voet van een meisje, waarvan men toch nooit kon weten wanneer zij precies haar onreine periode had.
Hoofdstuk 208: De gelijkenis van de kluizenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Een echtbreekster is bij de Joden volgens Mozes een zondares, die door ieder die haar na de daad het eerst ontmoet meteen moet worden gestenigd. Ik zeg jullie echter: Wie de vluchtende in zijn huis opneemt en haar tweevoudig probeert te redden -geestelijk en lichamelijk -, zal eens door Mij met vriendelijke ogen worden aangezien en zijn schuld zal in het vergankelijke zand geschreven worden, waarvan de wind de rimpels verwaaid! Wie echter een steen naar haar werpt en zelf niet van iedere zonde vrij is, zal eenmaal door Mij aan een streng gericht onderworpen worden! Want wie Mij terugbrengt wat verloren was, zal eens in het hemelrijk waardig gevonden worden om een groot loon te ontvangen; maar wie oordeelt, ook al is dat volgens de wet rechtvaardig, zal eens ook rechtvaardig en streng volgens Mijn wet geoordeeld worden!"
Hoofdstuk 209: Deemoedig door de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Het lichaam is, omdat het uit delen bestaat die nog geheel in het diepe gericht staan en daarom dood kunnen gaan, bij en voor iedere mens de hel in zijn kleinste vorm. De materie van alle werelden tesamen is echter de hel in de meest uitgebreide vorm, waarin de mens door zijn lichaam gesteld is.
Hoofdstuk 210: Wat is het lichaam, wat is de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Als de mens door de nood uitdrukkelijk genoodzaakt wordt om te denken, begint de aarde onder zijn voeten weldra groen te worden; is hij echter verzorgd, dan gaat hij net als de dieren op zijn luie vel liggen en denkt en doet niets.
Hoofdstuk 212: De nood als voorwaarde voor de geestelijke ontwikkeling. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] De geschiedenis kon echter slechts een produkt van de intelligente ontwikkeling van de mensen zijn en nooit van de stom geschapen natuur , die tot op heden geheelonveranderd gebleven is en dat ook tot aan het einde der tijden zal blijven.
Hoofdstuk 215: Het ontstaan van de eerste mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Maar het grote geslacht der dieren en zijn gehele voorschepping verdween voor het grootste deel al lang tevoren van de aarde, vóór de eerste mens met zijn op God gelijkende majesteit de wijde aarde begroette. Maar desondanks zullen er zich altijd nog overblijfselen van deze voorbewoners op en in de aarde bevinden; de mensen zullen echter niet weten wat ze daarvan moeten denken.
Hoofdstuk 215: Het ontstaan van de eerste mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Bij de plant blijven de wortels in de aarde, het oude graf waar de zaadkorrel rot, en zuigen daar het materievoedsel op. Dit voedsel zou echter al gauw de dood van de plant betekenen, als het niet gezuiverd werd door de invloed van het licht van de zon.
Hoofdstuk 216: Het ontwikkelingsproces van een tarwekorrel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] Bij zulke reeds reine zielen gebeurt het dan ook, dat zij toch zo nu en dan als hun hel, dat wil zeggen hun lichaam, vaak nog zeer verlokkend' werkt, korte tijd in zo'n persoonlijke hel binnengaan, met andere woorden, toegeven aan de begeerte van hun .lichaam en diens geesten. Die zielen kunnen dan echter niet meer volledig onrein gemaakt worden, maar zijn slechts voor zólang onrein als zij zich in de poel van hun lichaamsgeesten ophouden. Zij kunnen het daarin nooit lang uithouden en keren daarom heel snel in hun reine toestand terug, waarin zij dan weer net zo rein zijn alsof zij nooit onrein geweest waren. Daarbij hebben zij in hun hel voor een tijd rust en orde hersteld en kunnen zij zich vervolgens weer ongestoorder in het licht van hun geest bewegen en versterken.
Hoofdstuk 210: Wat is het lichaam, wat is de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Daaruit ontstaat dan een tweede verdieping van de halm. Omdat echter de sappen van de tweede verdieping nog van grove materiële aard zijn en mettertijd nog grover worden, wordt er weer een ring gevormd en deze tweede ring bevat nog dunnere buisjes, waardoor slechts heel fijne sappen kunnen passeren voor het voeden van de boven hen zwevende levensgeest, gelijkend op de uitdrukking van Mozes: 'En de geest van God zweefde boven de wateren.'
Hoofdstuk 216: Het ontwikkelingsproces van een tarwekorrel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Naderhand zullen echter ook deze sappen of wateren voor het boven hen zwevende leven van de plant weer te grof worden, en die zouden het leven kunnen verstikken; daarom wordt een derde ring, voorzien van heel dunne buisjes, gevormd door de boven de wateren zwevende geest. Door zo'n derde ring kunnen dan slechts uiterst etherisch fijne en met de altijd nog boven hen zwevende levensgeest al zeer verwante sappen met moeite doordringen. Maar de levensgeest bemerkt wel of de sappen boven de derde ring voor hem voor de verdere ontwikkeling te gebruiken zijn of niet. Vindt hij ze vervolgens nog te grof en nog te veel sporen bevatten van het gericht en de dood, dan wordt er nog een vierde, vijfde, zesde, of zevende ring gevormd, tot eindelijk de sappen zo etherisch zuiver zijn dat in hen geen spoor van de dood meer te ontdekken valt.
Hoofdstuk 216: Het ontwikkelingsproces van een tarwekorrel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Als de bloem deze dienst verricht heeft, wordt ze afgezonderd als ijdele pronk der wijsheid, die met haar schoonheid en bekoring de ether van het liefdeleven aantrekt, welke op zichzelf compleet is en geen verdere praal naar buiten behoeft. Want kijk, iedere bloem is een mooi versierde bruid, ~ie haar bruidegom in haar net tracht te vangen door zich eerst mooi te sieren! Als de bruidegom echter de bruid als de zijne genomen heeft, wordt de glinsterende bruidstooi het eerst afgelegd en de deemoedige levensernst begint.
Hoofdstuk 216: Het ontwikkelingsproces van een tarwekorrel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)