Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16308 resultaten - Pagina 826 van 1088

...  814 - 815 - 816 - 817 - 818 - 819 - 820 - 821 - 822 - 823 - 824 - 825 - 826 - 827 - 828 - 829 - 830 - 831 - 832 - 833 - 834 - 835 - 836 - 837 - 838 - 839  ...
[3] Zien jullie geen mensen? Jullie zeggen: tot nu toe hebben we nog niemand gezien, maar naar het ons voorkomt, zien we zojuist daar uit de eerste boerenhut enkele heel armzalige landlieden naar buiten komen. Ze zijn, precies als op aarde, in grijze, loden jassen gekleed. Ook daar verderop zien we landlieden die er net zo uitzien en die op hun akkers bezig lijken te zijn wat onkruid uit het betere koren te wieden, en als we ons niet vergissen, zien wc daar, op een meer op de achtergrond gelegen bergweide een wat mager uitziende kudde koeien. Dat, beste vriend en broeder, is zoals je jezelf kunt overtuigen dan ook alles wat we hier aan levende wezens zien. Loopt dit dal nog verder door of eindigt het bij hetgeen we nu gezien hebben?
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Er is maar één mogelijkheid voor de arme bewoners van deze streek om zich geleidelijk aan op te werken en die doet zich als volgt voor: er komen van tijd tot tijd verschrikkelijk arme pelgrims door dit nauwe ravijn binnen. Deze zijn gewoonlijk naakt en bijna uitgehongerd. Als deze pelgrims die huisjes zien, beginnen ze meteen te bedelen. Als zo'n landman in al zijn armoede zo'n bedelaar dan toch met open armen tegemoet treedt, hem in zijn schamele hut brengt, hem daar van de nodige kleding voorziet en zijn karige maal broederlijk met hem deelt, dan wordt door zo'n hulp zijn kapitaal met de helft vermeerderd, maar zo, dat hij zich er niet van bewust is. Doet hij zoiets vaker of neemt hij de zorg van zo'n heel armzalige op zich door tegen hem te zeggen: beste broeder, kijk, ik ben arm en heb niet veel, blijf echter toch maar hier dan zal ik dit weinige altijd broederlijk met jou delen zolang ik nog wat heb. En als we samen alles hebben opgemaakt wat ik heb, dan zal ik daarna met jou zonder meer naar de bedelstaf grijpen.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] Als het dan zover komt dat hij zich ten gevolge van zijn naastenliefde zo van zijn hebben en houden heeft ontdaan dat hij dan werkelijk met zijn pelgrim naar de bedelstaf grijpt, dan wordt hij enige tijd in die situatie gelaten zodat hij moet bedelen voor het levensonderhoud, ten eerste voor zijn opgenomen arme medemens en daarnaast pas voor zichzelf; maar voor zichzelf dan zo, dat hij steeds het grootste deel aan zijn arme broeder geeft. Dan gebeurt het, dat de Heer een engelgeest, die hij niet als zodanig herkent, naar hem toestuurt; deze informeert naar zijn situatie, waarop hij dan zegt: beste vriend, je ziet dat ik arm ben; deze armoede is me evenwel niet tot last, maar ik ga er het meest onder gebukt dat ik mijn broeder hier niet meer kan helpen. Wat denken jullie dat er dan gebeurt? Nu keert de arme broeder zich om en zegt tegen hem: ik kwam naakt naar je toe en jij hebt mij gekleed; je hebt mij, hongerige en dorstige te eten en te drinken gegeven en je sloeg geen acht op jouw gaven zodat je zelfs met mij naar de bedelstaf moest grijpen en overal brood voor mij zocht. Kijk, daarom ben Ik nu echter ook jouw grote beloning want Ik, jouw arme broeder, ben de enige Heer van de hemel en alle werelden en Ik kwam bij je om je te helpen.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Ja, jullie hebben gelijk. Vanaf de plaats waar we ons nu bevinden, is dat ook niet goed mogelijk. Daarom zullen we ons wat verder in het dal begeven, dan zullen we spoedig iets levends tegenkomen. Kijk maar daar naar boven waarop een met mos begroeide, vooruitstekende rots de eerste voor ons bereikbare woonhut staat. Daar zullen we naartoe gaan. We zijn er reeds vlak bij; kijk daarom goed en let op wat daar gaat gebeuren. Wel, jullie hebben mijn raad opgevolgd. Zeg me dan ook wat jullie gezien hebben.
Hoofdstuk 24: De plaats en omstandigheden van stoïcijnen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] Kijk, daar beneden in het dal gaan juist drie uitgezonden boden op zo'n vangst uit. We zullen hen volgen en met een open oor naar de uitvoering van hun opdracht luisteren. Ze trekken verder het dal in en van hieraf gezien bij de derde hut, die jullie eveneens op een afgeronde, met mos begroeide rots zien liggen, zullen ze de stoïcijnen aanspreken. Kijk maar hoe ze heel behoedzaam de hut naderen en zich daarbij zo klein mogelijk maken. Daarom gaan wij er nu snel naar toe opdat ook de eerste ontvangst ons niet ontgaat. We zijn al ter plaatse; dus opgelet!
Hoofdstuk 25: Een bekeringstocht naar de betere stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] De verstandspreses zegt: beste vrienden, zolang jullie je hier op mijn territorium bevinden, kunnen jullie mij elke vraag stellen en ervan verzekerd zijn dat ik in staat ben over iedere kwestie die mijn gebied betreft een volwaardige opheldering te geven. Vertel me dus de kwestie waarover jullie nog twijfelen.
Hoofdstuk 26: Vervolg van het bezoek bij de stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] De aanvoerder zegt: beste vriend, je hebt jouw antwoord goed doordacht en we kunnen er in wezen niets tegenin brengen. Daar je ons hebt toegestaan verder te spreken, willen we met jou nog graag een uiterst belangrijke zaak behandelen. Wees dus zo goed om naar ons te luisteren.
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[13] Dan zegt de verblijde landman tegen de bode: beste vriend en broeder, ik ben eindeloos gelukkig omdat de oneindige genade en ontferming van de Heer mij zoiets heeft geschonken. Ik weet dat dit nieuwe bezit zeker heel mooi en overvloedig zal zijn. Maar zie, er zijn hier nog andere arme broeders, ik sta dit voor mij bestemde landgoed aan hen af. Laat mij maar weer teruggaan naar mijn armelijke hut, want het zou toch kunnen gebeuren dat onder de vele armen die mijn arme hut zullen bezoeken, de Heer weer eens zal verschijnen. Daarom wil ik teruggaan en in mijn hut iedere arme broeder met nog honderd keer meer liefde tegemoet treden dan tot nu toe het geval was. Werkelijk, ik kan je zeggen, als zo'n geluk mij in mijn arme hut nog eens ten deel mag vallen, dan zal ik daar in alle eeuwigheid gelukkiger zijn dan wanneer je me de grootste en prachtigste goederen zou geven in het allermooiste gedeelte van de hemel! Laat me daarom maar weer teruggaan.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] Ze zeggen bijvoorbeeld: de berekening van een verduistering is wetenschappelijk volkomen juist; maar vraag het vernuft en zijn handlanger het verstand waartoe die toevallige verduistering dient en wat de hele mensheid door de wetenschap daarbij aan belangrijks heeft gewonnen? - Zo is het ook wetenschappelijk juist dat de mens van het tot zich genomen voedsel een bepaald deel voor het onderhoud van zijn lichaamsdelen opneemt en het overtollige weer afgeeft. Wanneer jullie echter het vernuft vragen, dan kan het slechts lachen om zo'n slechte en ondoelmatig berekende verhouding. - Verder is het wetenschappelijk juist, dat water en ook andere beweeglijke stoffen door hun eigen gewicht naar de diepte worden gedreven. Wat zegt het vernuft daarop als het zijn blik langs kale bergwanden laat gaan, waarop niet eens een mosplantje kan gedijen omdat zulke hoog gelegen delen van de aarde de constant benodigde voedende vochtigheid moeten ontberen. - Kijk, uit deze enkele voorbeelden kunnen jullie voldoende opmaken hoe moeilijk het is om zulke kritische verstandsmensen een wetenschappelijk voorbeeld voor te houden dat door hen als volkomen in overeenstemming met het verstand wordt erkend. Opdat jullie echter de manier waarop zo'n bekering tot stand komt helemaal mogen doorzien en begrijpen, zullen we er de volgende keer een bijwonen. En hiermee is het genoeg voor vandaag.
Hoofdstuk 24: De plaats en omstandigheden van stoïcijnen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] Zou ik deze Christus of het vermenselijkte goddelijke centrum, zelf-kunnen aanschouwen, dan zou ik ook heel zeker weten in hoeverre het waar is. Maar zo, geachte vrienden, moeten jullie genoegen nemen met wat ik heb gezegd. Maar kunnen jullie deze Christus hier bij me brengen, dan kunnen jullie ervan verzekerd zijn dat ik zijn Wezen, voorzover het in mijn sfeer ligt, niet onverstandig zal beoordelen, maar er mag niets boven mijn sfeer uit gaan!
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] De aanvoerder zegt: kijk dan naar Mij, Ik ben Christus, wat wil je nu van Mij?
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] In de dalen rechts bevindt zich het woongebied van allerlei geleerden, vernuft- en verstandsmensen. Hoe dieper en verder afgelegen het dal is waarin zulke zielen wonen, des te verder stonden zij met hun wetenschap op aarde van de Heer af. Nu jullie dit weten, kunnen we onze weg dan ook goed voorbereid beginnen en ons naar die streek begeven, waar jullie buitengewoon belangrijke zaken zullen leren kennen. Daar gaan we dan!
Hoofdstuk 28: De dalen van rijken, geleerden, vernuft- en verstandsmensen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Ja, jullie hebben gelijk. Laten we er dus maar op af gaan, dan zal het jullie spoedig duidelijk worden wat zich daar beweegt. Kijk nu, het bewegende komt naar ons toe: het is een ineengedoken, armzalig uitziende mensengestalte. Willen jullie haar vragen, wie zij is? Jullie durven niet; dan zal ik het doen. Luister maar, ik zal de gestalte aanspreken.
Hoofdstuk 28: De dalen van rijken, geleerden, vernuft- en verstandsmensen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] Zij zegt: nee maar, nu gaat me in een keer een licht op! Had ik dat op aarde maar geweten, wat had ik dan plezierig kunnen leven! Want ik was zoals men zegt, een mooi en bovendien welgesteld meisje. Hoeveel keurige jongemannen hebben niet naar mijn gunst gedongen, maar uit louter religiositeit durfde ik nauwelijks iemand aan te kijken en ben omwille van Onze Lieve Heer en de zalige maagd Maria een oude vrijster gebleven en heb bovendien al tijdens mijn leven bijna mijn gehele vermogen aan de kerk vermaakt.
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Na deze wijze woorden zegt de aanvoerder (de bode): we merken uit jouw korte inleiding al, dat jij je de overwinning van het heldere verstand volkomen hebt eigengemaakt; daarom wagen we het ook om met grootste vertrouwen in jouw wijsheid, jou ons probleem voor te leggen. De verstandsvertegenwoordiger zegt: alles waarmee ik jullie maar van dienst kan zijn is mij welkom, leg daarom geheel vrijmoedig en zonder voorbehoud jullie probleem aan mij voor! De aanvoerder (de bode) zegt: luister dan! In het gezelschap waardoor wij werden afgevaardigd om bij jou goede raad te halen, is een grote strijd ontstaan over de noodzaak of overbodigheid van het licht. De redenen voor de noodzaak van het licht zijn net zo steekhoudend als de argumenten ertegen, daarom kunnen we absoluut niet beslissen, welke partij gelijk heeft. De verstandsvertegenwoordiger zegt: laat enkele van jullie argumenten en tegenargumenten horen en jullie kunnen ervan verzekerd zijn dat ik met mijn oordeel de spijker op de kop zal slaan.
Hoofdstuk 25: Een bekeringstocht naar de betere stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  814 - 815 - 816 - 817 - 818 - 819 - 820 - 821 - 822 - 823 - 824 - 825 - 826 - 827 - 828 - 829 - 830 - 831 - 832 - 833 - 834 - 835 - 836 - 837 - 838 - 839  ...