Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16638 resultaten - Pagina 827 van 1110

...  815 - 816 - 817 - 818 - 819 - 820 - 821 - 822 - 823 - 824 - 825 - 826 - 827 - 828 - 829 - 830 - 831 - 832 - 833 - 834 - 835 - 836 - 837 - 838 - 839 - 840  ...
[3] Jullie zeggen alweer: maar om godswil, dat zijn toch geen mensen. Want deze wezens zien er uit als levende skeletten en zijn bovendien zo klein als dwergen. We zouden ze eerder tot de apen kunnen rekenen dan tot een of ander mensenras. Wat is er toch met deze arme wezens aan de hand? Zo armzalig, uitgehongerd en volkomen naakt; nee, deze wezens lijken er helemaal niet goed voor te staan.
Hoofdstuk 24: De plaats en omstandigheden van stoïcijnen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Als jullie nu deze mensen bekijken, oordeel dan zelf of zij een tuchtiging verdiend hebben. Jullie moeten zeggen: dat zeker niet! Volgende vraag: verdienen ze een beloning? Dan is het de vraag, welke beloning moeten zij dan krijgen? De hemel verachten zij en ze willen ook niet erkennen dat God boven hun verstand staat. Daarom is het toch het meest billijk dat ze het loon mogen behouden, dat hun eigen verstand hun oplevert.
Hoofdstuk 24: De plaats en omstandigheden van stoïcijnen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] Nu we hier behoorlijk van onze reis zijn uitgerust en ondertussen menigmaal uitgebreid onze blik hebben kunnen laten gaan over het gebied waar we vandaan gekomen zijn, zal de voortzetting van de reis ons zeker geen al te grote moeilijkheden meer bezorgen. Kijk, daar strekt zich al een tamelijk breed dal, waarin zich een kleine zee-inham bevindt, landinwaarts uit. Laten we onze weg aan de rechterkant van de baai vervolgen. Hier kunnen jullie alweer vrijer wandelen, want nu hebben we vaste grond onder onze voeten. Kijk daar eens voor je in de diepte van het dal waar het heel smal wordt. Daar moeten we vlug naartoe en onze eerste kleine tussenstop maken. Dus maar monter eropaf, dan zullen we spoedig ter plaatse zijn. Kijk hoe het dal steeds nauwer wordt en er aan alle kanten angstaanjagende rotsen van een hooggebergte zo sterk afhangen, als konden ze ieder ogenblik naar beneden vallen. Maar laat je daardoor niet afschrikken; niemand zal ook maar een haar gekrenkt worden.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Kijk, daar zijn we al bij onze smalle kloof; hoe bevalt het jullie hier? Jullie zeggen: niet bepaald goed! Dat doet echter niet ter zake; als we maar eerst een scherpere blik op deze omgeving zullen werpen, zal ze jullie wel wat beter bevallen dan nu. Zie, daar naast de kloof loopt aan de linkerkant eveneens een nauwe langgerekte kloof die naar de middag toe doorloopt. Wat zien jullie daar? Jullie vertellen wat jullie zien: we zien naar beneden glooiende bergweiden met hier en daar een schaarse akker. Hier en daar, meer in de laagvlakte, is een klein huisje als tegen de berg aangedrukt gebouwd. Wederom hier en daar zien we grote en enorm hoge watervallen omlaag storten; bomen en struiken staan er hier en daar ook. Dit dal is dus zeer nauw door bergen omsloten, zoals dat op aarde in Zwitserland te zien is.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] Zien jullie geen mensen? Jullie zeggen: tot nu toe hebben we nog niemand gezien, maar naar het ons voorkomt, zien we zojuist daar uit de eerste boerenhut enkele heel armzalige landlieden naar buiten komen. Ze zijn, precies als op aarde, in grijze, loden jassen gekleed. Ook daar verderop zien we landlieden die er net zo uitzien en die op hun akkers bezig lijken te zijn wat onkruid uit het betere koren te wieden, en als we ons niet vergissen, zien wc daar, op een meer op de achtergrond gelegen bergweide een wat mager uitziende kudde koeien. Dat, beste vriend en broeder, is zoals je jezelf kunt overtuigen dan ook alles wat we hier aan levende wezens zien. Loopt dit dal nog verder door of eindigt het bij hetgeen we nu gezien hebben?
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Zo was de eigenaar van de eerste hut die jullie daar op de voorgrond zien, een zeer rijk man. Deze man heeft bij iedere gelegenheid de armen soms heel aanzienlijke toelagen geschonken, maar al deze toelagen tezamen maakten niet het tienduizendste deel van. zijn vermogen uit. Kijk nu, deze man had wel naastenliefde; maar als je zijn naastenliefde afweegt tegen zijn sterk overheersende eigenliefde, dan zullen jullie al gauw begrijpen, waarom hij hier nu zo'n heel schamele landman is. Jullie zeggen: we begrijpen het wel ongeveer maar nog niet helemaal. Goed, ik zal het jullie dadelijk nog eens heel duidelijk uitleggen, maar jullie moeten vooreerst weten dat men hier in het rijk van de geest ook buitengewoon veel verstand heeft van kapitaal- en renteberekening, en wel met een zodanige precisie dat er zelfs rekening wordt gehouden met de kleinste deeltjes van de renteopbrengsten.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] Nu jullie dit weten, zal de kleine skeletgestalte van deze mensen jullie ook niet meer zo beklagenswaardig en armzalig voorkomen als bij de eerste aanblik, want ze komt zoveel mogelijk met hun verstandelijke principes overeen. Jullie zeggen nu: dat is allemaal juist en we zien nu ook duidelijk in dat het hier dus niet anders kan en dat deze mensen zich in een andere gestalte en onder andere omstandigheden ongelukkiger zouden voelen dan juist in deze, welke hun het meest bevalt. Maar er is nog een andere vraag op de achtergrond, beste vriend!
Hoofdstuk 24: De plaats en omstandigheden van stoïcijnen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] Kijk, daar beneden in het dal gaan juist drie uitgezonden boden op zo'n vangst uit. We zullen hen volgen en met een open oor naar de uitvoering van hun opdracht luisteren. Ze trekken verder het dal in en van hieraf gezien bij de derde hut, die jullie eveneens op een afgeronde, met mos begroeide rots zien liggen, zullen ze de stoïcijnen aanspreken. Kijk maar hoe ze heel behoedzaam de hut naderen en zich daarbij zo klein mogelijk maken. Daarom gaan wij er nu snel naar toe opdat ook de eerste ontvangst ons niet ontgaat. We zijn al ter plaatse; dus opgelet!
Hoofdstuk 25: Een bekeringstocht naar de betere stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] De aanvoerder begroet het zogenaamde hoofd van dit huisje, dat wil zeggen de allerverstandigste en tevens de leider en leraar van de andere tien personen die jullie in zijn gezelschap zien. Hoe luidt de begroeting? Luister: zeer wijze heer, jij die de zaken vanuit het juiste standpunt beziet en niet jouw scherpe verstand precies onderscheidt wat recht en onrecht, billijk en onbillijk, goedgeordend en ongeordend is. We hebben al van verre vernomen wat een wijs man jij bent, en daarom zijn we hierheen gekomen om jou over menige zaak een goede raad te vragen.
Hoofdstuk 25: Een bekeringstocht naar de betere stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] Als het dan zover komt dat hij zich ten gevolge van zijn naastenliefde zo van zijn hebben en houden heeft ontdaan dat hij dan werkelijk met zijn pelgrim naar de bedelstaf grijpt, dan wordt hij enige tijd in die situatie gelaten zodat hij moet bedelen voor het levensonderhoud, ten eerste voor zijn opgenomen arme medemens en daarnaast pas voor zichzelf; maar voor zichzelf dan zo, dat hij steeds het grootste deel aan zijn arme broeder geeft. Dan gebeurt het, dat de Heer een engelgeest, die hij niet als zodanig herkent, naar hem toestuurt; deze informeert naar zijn situatie, waarop hij dan zegt: beste vriend, je ziet dat ik arm ben; deze armoede is me evenwel niet tot last, maar ik ga er het meest onder gebukt dat ik mijn broeder hier niet meer kan helpen. Wat denken jullie dat er dan gebeurt? Nu keert de arme broeder zich om en zegt tegen hem: ik kwam naakt naar je toe en jij hebt mij gekleed; je hebt mij, hongerige en dorstige te eten en te drinken gegeven en je sloeg geen acht op jouw gaven zodat je zelfs met mij naar de bedelstaf moest grijpen en overal brood voor mij zocht. Kijk, daarom ben Ik nu echter ook jouw grote beloning want Ik, jouw arme broeder, ben de enige Heer van de hemel en alle werelden en Ik kwam bij je om je te helpen.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[15] Kijk, dergelijke taferelen vinden hier vaker plaats, maar het is nauwelijks te geloven wat een hoge graad van zelfverloochening daarvoor nodig is. Want met armoede is maar al te vaak automatisch de eigenliefde bijna onverbrekelijk verbonden. Daarom vraagt een arme dan ook alleen hulp voor zichzelf. Heeft hij dan een kleinigheid bij elkaar gebedeld, dan is dat nauwelijks genoeg voor zijn eigen behoeften en zijn nood en armoede stellen hem nauwelijks in staat om zijn zeer karige bezit met een andere arme broeder te delen. Om die redenen vindt men op aarde onder de arme klasse dan ook vaak de afschuwelijkste afgunst. Daaruit volgt echter dat dergelijke arme bewoners van dit dal zich zoveel mogelijk voor de bedelaars verbergen. Om die reden zien jullie ook maar weinig mensen buiten hun huizen; maar degenen die jullie buiten zien, hebben al een goede gezindheid.
Hoofdstuk 23: Wie spaarzaam zaait zal mager oogsten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] Keren jullie je nu maar naar rechts, kijk naar het eerdergenoemde dal en vertel me dan wat jullie ervan vinden. Jullie zeggen: beste vriend en broeder, het ziet er verschrikkelijk woest en verlaten uit. We zien wel hier en daar tegen de bergwanden een soort kreupelhout groeien en meer in de diepte van dit bijzonder nauwe dal zien we hier en daar doornhagen, waaraan enkele ons bekende bessen groeien. Nog dieper in het dal zien we allerlei soorten distelachtig onkruid nogal rijkelijk groeien. De noordelijke, avondlijke berghelling ziet er bijzonder kaal uit; bijna niets dan rotswanden en nog eens rotswanden stapelen zich op en tussen de rotskloven stort zich hier en daar een machtige beek in de diepte. Alleen de naar de morgen gelegen bergwand ziet er wat vriendelijker uit en is hier en daar met een onaanzienlijke alpenhut gesierd. Maar bewoners zijn er niet te zien. Misschien bevinden ze zich dieper in het dal. Daar op de voorgrond is geen levende ziel te zien.
Hoofdstuk 24: De plaats en omstandigheden van stoïcijnen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Aan de ene kant hebben jullie wel gelijk maar aan de andere kant weer niet. Want deze wezens, hoe armzalig ze voor jullie ook mogen lijken, zijn dat op hun manier, dat wil zeggen zoals zij zichzelf zien, helemaal niet. Hier wonen namelijk de zogenaamde stoïcijnen, of met andere woorden, mensen die aan zichzelf helemaal genoeg hebben. Zij handelden tijdens hun aardse leven rechtschapen, echter niet uit liefde tot de naaste en nog minder uit een of andere liefde tot God, maar uitsluitend omdat ze daarin de overwinning van hun verstand herkenden. Ze zeiden: de mens heeft niets nodig, hemel noch hel noch een God, maar alleen zichzelf en het hem leidende verstand als hoogste principe voor zijn handelen en hij zal zo handelen dat hij door zijn handelwijze niemand benadeelt, en daarom kan hij dat ook van zijn medemens verwachten.
Hoofdstuk 24: De plaats en omstandigheden van stoïcijnen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Maar jullie vragen: valt deze armzalige wezens hun beklagenswaardige situatie niet op? O nee, dat is juist hun grootste triomf, want op aarde vonden zij de gelukzaligheid van een mug al hoogst benijdenswaardig en zeiden: kijk, voor dit diertje is een nauwelijks zichtbare dauwdruppel op een blad een buitengewoon heerlijke maaltijd. De lichaamsbouw van dit diertje schijnt maar zeer geringe behoeften te hebben. Als wij daarentegen onze buitengewoon verkwistende lichaamsbouw beschouwen, dan kan het verstand deze alleen maar met het volste recht afkeuren. Daarom moet ik een grote buik hebben om veel te eten en daarna veel ontlasting te hebben. Een ander doel vindt het verstand hier niet, en wel omdat het graag met het kleinste genoegen zou willen nemen wanneer de hoogst oneconomisch ingerichte bouw van zijn nutteloze lichaam het hem zou toestaan.
Hoofdstuk 24: De plaats en omstandigheden van stoïcijnen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] Mijn lieve vrienden, over deze vraag zal jullie dadelijk voldoende licht gegeven worden.
Hoofdstuk 25: Een bekeringstocht naar de betere stoïcijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  815 - 816 - 817 - 818 - 819 - 820 - 821 - 822 - 823 - 824 - 825 - 826 - 827 - 828 - 829 - 830 - 831 - 832 - 833 - 834 - 835 - 836 - 837 - 838 - 839 - 840  ...