1796 resultaten - Pagina 84 van 120
... 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 ...
[5] Maar waarom kijken jullie zo gespannen in het water? Hebben jullie er misschien iets in laten vallen dat in de diepte is gezonken? Jullie zeggen: beste vriend, helemaal niet. We kijken alleen omlaag of er zich onder ons in het water nergens vissen of andere waterdieren bevinden. Ik zeg jullie: maak je daarover geen zorgen, er is hier geen sprake van watermonsters, maar kleine edele visjes zijn er in groten getale. Jullie zouden er graag wat willen zien? Zo ja, dan moeten jullie je een beetje omdraaien, dan zullen jullie meteen zien hoe ze vanaf de morgen naar de avond trekken. Wel, jullie hebben je omgedraaid. Kijk eens wat een enorme hoeveelheid mooie glanzende vissen vanuit de omgeving van de morgen dit hele onafzienbare water verlevendigt! Lijken ze niet op de goudvisjes bij jullie op aarde? Jullie zeggen: o ja, alleen glanzen ze veel sterker.Hoofdstuk 22: De voorgrens van het kinderrijk - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] Daar jullie mij echter over deze Christus verder nog hebben verklaard, dat Hij in zekere zin op grond van Zijn belofte Zich als de zich altijd openbarende almacht en oerkracht werkzaam onder jullie zou bevinden, dan moeten jullie toch duidelijk inzien dat ik vanuit deze mij gegeven sfeer niets kan zeggen, noch ervoor noch ertegen. Het komt bij dergelijke zaken altijd op eigen ervaring aan.
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[24] Kijk nu, het wordt alweer aanmerkelijk lichter en kijk eens achterom, hoe vanuit de morgenzijde twee door de Heer gezonden boden zich haasten om nog veel meer licht onder dit gezelschap te brengen. We zullen daarom nog wat afwachten en zien wat er hier verder zal gebeuren.
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] Nu gaan we heel dicht bij hen staan en dit gezelschap zal zich meteen weer heel anders voordoen. Kijk, nu zijn we hen heel dicht genaderd. Wat zien jullie nu? Jullie zeggen: nu komen ze ons wat groter voor, kijken elkaar uiterst voorkomend en vriendelijk aan en gedragen zich tegenover elkaar als kokette vrouwspersonen in een gezelschap. Jullie hebben het weer goed gezien, maar jullie vragen nu waaraan het ligt dat men zo'n gezelschap vanuit verschillende posities ook steeds anders ziet. Dat komt omdat het op aarde ook zo is. Van dichtbij durft niemand een machtige de waarheid in het gezicht te zeggen en zelfs de machtigen onder elkaar vermijden dat; vandaar dat allen elkaar het hof maken.
Hoofdstuk 33: Over geestelijke verschijningsvormen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] Tengevolge van dit vermogen kan de vrouw dan ook vanuit de wortel op de man inwerken. Ziet zij dat er langs de weg van gewone `vrouwelijke politiek' bij de man niets te bereiken valt, dan grijpt de vrouw al gauw naar de voor haar kenmerkende zwak lijkende kinderlijkheid, waarmee ze dan ook meestal de krachtige man overwint.
Hoofdstuk 34: Wederzijdse beïnvloeding van echtgenoten in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Horen jullie nog niets vanuit de verte? Jullie zeggen: we horen wel iets, maar het is heel wat anders dan een menselijke stem; het klinkt eerder alsof men van tamelijk veraf het geratel van veel wagens hoort. Ook klinkt het af en toe als het donderend geraas van een grote, veraf gelegen waterval. Jullie vragen wat dat te betekenen heeft. Laten we ons paar maar achterna gaan, dan zullen we daar spoedig achter komen.
Hoofdstuk 36: Het echtpaar en een leugengeest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] De verstandspreses zegt: beste vrienden, alvorens op deze vraag een deugdelijk antwoord te kunnen geven, is het noodzakelijk om verschillende zaken goed van elkaar te onderscheiden. Vooreerst moet het begrip `liefde' volkomen verstandelijk uiteengezet worden; pas dan zal men daaruit kunnen opmaken hoe ze zich verhoudt tot zichzelf en tot alles wat haar omgeeft. Het begrip `liefde' is niets anders en kan onmogelijk iets anders zijn dan een behoefte die zich uit en waarvan de oorzaak kennelijk niets anders kan zijn dan een gebrek aan datgene waarnaar de behoefte uitgaat. De behoefte lijkt op honger. Wanneer een mens een stevige honger heeft, dan heeft hij zo'n enorme eetlust dat hij er als het ware van overtuigd is dat hij op zijn minst een wereld moet opeten voordat zijn honger gestild zal zijn. Maar wat zegt de werkelijke ervaring over deze fantastische voorstelling? Niets anders dan: jij hongerige mens, eet maar een enkel pond brood en je zult voldoende verzadigd zijn! Kijk, precies hetzelfde is het geval met de meer geestelijke behoefte van het begrip `liefde'. De naar liefde hongerende mens is van mening dat hij de maag van zijn hart met de hele oneindigheid moet vullen voordat hij behoorlijk verzadigd wordt. Wat is echter de oorzaak van dit onzinnige verlangen? Deze is nergens anders te vinden dan in het niet verzadigd zijn van de horizon van eigen inzichten, waardoor dan noodgedwongen de ene leegte op de andere volgt; het ene gemis volgt op het andere en bijgevolg de ene behoefte op de andere. Liefde begeert verzadiging. Daar dit vermogen tot begeren echter een puur mechanische eigenschap van de geest is, woont in haar ook niet het vermogen om te beoordelen wat ze voor haar verzadiging moet verlangen. Omdat juist door dit vermogen tot begeren een leegte in het inzicht tot uiting komt, kan dit gebrek aan inzicht, wat hetzelfde is als helemaal geen inzicht, de voor zijn verzadiging noodzakelijke voeding dan ook niet beoordelen. Bij zo'n gelegenheid keren zulke leeghoofden zich dan met hun blinde vermogen om te begeren inderdaad naar het gebied van het oneindige en zijn dan van mening dat hen uit deze eeuwige hoorn van overvloed het ontbrekende als zogenaamde gebraden vogels in de mond zal vliegen. - Hoe ijdel zo'n echt waanidee eigenlijk is, ligt toch voor de hand, omdat zulke `oneindigheidliefhebbers' in plaats van een of andere volledige verzadiging slechts een steeds grotere honger krijgen. Dat is ook heel vanzelfsprekend en aan de hand van een natuurgetrouw voorbeeld ook goed te begrijpen. Stel je eens een gewoon hongerig mens voor met naast zich een korf met brood, terwijl hij zijn mond naar de oneindige ruimte toe steeds verder openspert, alsof hij de gehele aarde, de zon en de maan en de hele sterrenhemel zou willen verslinden, maar naar het brood naast zich niet omkijkt. Dan is het toch duidelijk dat hij met zijn honger naar de oneindigheid van uur tot uur hongeriger wordt en als hij niet spoedig naar de korf grijpt, tenslotte aan de hongerdood zal zijn overgeleverd. Hieruit kunnen jullie, geachte vrienden, toch zonder verdere uitleg gemakkelijk opmaken hoe het staat met de zogenaamde `liefde voor God'. De ware liefde voor God kan bijgevolg immers niets anders zijn en uit niets anders bestaan dan dat ieder willekeurig mens zijn inzichten tot aan de hem gegeven horizon moet naleven. - Deze verwezenlijking kan echter pas op gang komen wanneer de mens zich zelf en dus het hem gegeven domein heeft onderkend. Maar om dat te kun nen moet de mens heel zorgvuldig alle hindernissen uit de weg ruimen, zich van alle uiterlijke onbelangrijke behoeften bevrijden, en zich dan in zijcc eigen middelpunt begeven van waaruit het hem pas mogelijk wordt zijti hele horizon te overzien en zijn domein dan op te vullen met datgene wat hem is gegeven. Heeft hij dat met volharding en grote zelfverloochening tot stand gebracht, dan heeft hij ook zijn liefde of zijn begeren volkomen verzadigd. Wat hij van dit alles zal verteren, zal hij gemakkelijk meteen uit zijn eigen hem gegeven overvloed aanvullen. Dat is dan, vanuit het standpunt van het zuivere verstand bezien, een volledige en verzadigde liefde, die niet meer als honger maar steeds als een verblijdende verzadiging tot uitdrukking komt. Kijk, dat is nu voor mijn horizon de meest duidelijke opvatting. Kunnen jullie hier echter iets tegenin brengen dan kunnen jullie dat, zoals gezegd, even onbevangen doen als het mij vrij staat om te reageren op iedere tegenwerping.
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] Jullie vragen waar al dat water eigenlijk vandaan komt, dat zich van weerskanten vanuit dalen in dit nauwe ravijn stort en er als een woeste bergbeek doorheen stroomt tot in de baai van de grote zee? Dit water betekent de kennis en de daaruit voortvloeiende nuttige toepassingen die zulke mensen door middel van hun verstand en vernuft langs proefondervindelijke weg hebben ontleend aan de natuurkundige eigenschappen van de dingen. Het water dat van rechts komt is, zoals jullie zien, veel troebeler. Dat stelt het vele onware voor dat in al die geleerde kennis voorhanden is, en het iets minder troebele dat van de linkerkant komt, betekent dat de rijken van de wereld met hu n geringe wetenschappelijke rijkdom toch beter wisten te rekenen dan de eigenlijke pure geleerden. Dat het water hier in dit ravijn samenkomt, betekent dat het vermogen van de wetenschap en het vermogen aan wereldse schatten altijd samengaan en tenslotte op hetzelfde neerkomen. Want de geleerde zoekt de wetenschap om door haar rijk te worden aan wereldse schatten; maar degene die rijk is aan wereldse schatten, zoekt de wetenschap om met behulp daarvan zijn vermogen nog groter te maken. Dat is de reden dat jullie het water van links ook lang niet zo sterk zien bruisen als dat van rechts. Dat betekent bovendien dat degene die rijk is aan wereldse schatten zich steeds op een politieke manier onder de geleerden weet te bewegen om van hun geleerdheid het een of het ander voor zijn speculatieve behoefte te bemachtigen. Dit weten we nu ook en daarom kunnen we onze reis weer vervolgen.
Hoofdstuk 28: De dalen van rijken, geleerden, vernuft- en verstandsmensen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] Het vergaat hem bijna als de minnaar in de verhalen van de ouden, die over de liefde van de schone Sirenen gaan. Zolang de minnaar vanuit zijn sfeer de hem betoverende Sirene aanschouwde, was hij vol verrukking. Een omhelzing van zo'n geliefde leek hem het toppunt van geluk te zijn. Toen hij echter zijn geliefde naderde en deze hem in haar zachte armen sluitend naar beneden in haar element begon te trekken, ging de aanvankelijke fantastische bekoring verloren en kwamen hevige schrik en doodsangst daarvoor in de plaats.
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Kijk, precies zo gaat het ook hier. De man merkt dat het gaandeweg steeds duisterder wordt. Zo'n steeds ondoordringbaarder wordende nacht is niet zijn element, maar de vrouw voelt zich des te behaaglijker naar mate het donkerder wordt, omdat de meest volslagen duisternis het element van haar liefde en dus ook van haar leven is. Maar nu kunnen jullie reeds vanuit de verte een dof geraas horen, ongeveer als van een verafgelegen grote waterval.
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Wanneer zo'n gezelschap uiteengaat, verheft zich eenieder voor zich boven de anderen en heeft overal wat op aan te merken. Zo wil iedereen zich dus boven de ander verheffen; maar niemand waagt het nog om hardop iets bepaalds uit te spreken, maar maakt slechts vage toespelingen. Alleen voor zichzelf weet hij alles als het ware vanuit het hoogste standpunt te beoordelen; dat is de betekenis is van het `zand boven zich omhoog gooien' of met andere woorden, zijn verstand boven dat van alle anderen verheffen. Ver van zo'n gezelschap verwijderd wordt alles met de scherpste ogen bekeken; het hele gezelschap wordt veroordeeld en alle gesprekken en al haar doen en laten voor niets dan zinloos geklets of loze opschepperij gehouden.
Hoofdstuk 33: Over geestelijke verschijningsvormen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Ja, ja, beste vrienden, bekijken we het vanuit ons hemelse licht dan ziet het er op het eerste gezicht inderdaad zo uit. Daarom is het echter slechts een `verschijningsvorm' die met de ware situatie overeen komt. In diepste wezen geeft deze verschijningsvorm eigenlijk weer, hoe een gezelschap gevangen wordt gehouden door haar eigen totaal verkeerde instelling en het daaruit voortvloeiende kwaad. Laten we nu echter deze stapel verlaten en verdergaan. Kijk, daar voor ons is alweer een nog grotere hoop. We zijn er al dichtbij, zeg me nu wat jullie daar zien. Jullie zeggen: beste vriend, we zien hier hetzelfde als voorheen, alleen is de hoop kegelvormig en zijn er een massa ketenen overheen geworpen waarmee deze wezens stevig lijken te zijn samengeperst, zodat hun lichamen als het ware zijn platgedrukt. Alleen kunnen we nergens ontdekken hoe hun gezichten eruitzien, want deze wezens liggen allemaal met hun gezicht naar beneden gericht. Jullie vragen: vriend, bevindt ons vroegere viertal zich misschien ook in deze hoop? Nee vrienden, we zullen nog wel bij hen komen. Nu we hier alles gezien hebben gaan we weer wat verder.
Hoofdstuk 39: Waar bevinden zich hemel en hel? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Kijk, vrij ver van ons verwijderd is een echte berg te zien, en omdat we alweer op de juiste afstand zijn, kunnen jullie hem wat nader bekijken. Wat zien jullie? Jullie zeggen alweer: maar om Gods almachtige en rechtvaardige wil, wat is dat nu weer! Dat zijn eveneens louter menselijke wezens die zijn opgestapeld onder kettingen en ijzeren roosters. Tussen hen bevinden zich ook een heleboel slangen en adders die met hun afschuwelijke ogen naar alle richtingen kijken en hun tong vlug in en uit laten schieten. Wat wil dit zeggen? Het wil zeggen dat dit een gezelschap is dat al meer en meer vanuit zijn verkeerde instelling tot het Kwaad is overgegaan. Laten wc nu van hieraf maar weer verder gaan. Kijk, daar niet ver van ons vandaan is een heel gebergte dat jullie niet zo gemakkelijk in één oogopslag kunnen overzien. Dat is ook niet nodig, want één plek spreekt voor het geheel. Hier is al de voet van een van de uitlopers van dit gebergte; bekijk hem wat beter en zeg me wat jullie zien. Jullie zeggen: we zien er niets anders dan allerlei soorten gevelde en geknevelde gedrochten; slechts hier en daar steekt er nog een platgedrukt geraamte van een menselijk kadaver tussenuit. Wat betekent dat nu weer? Het stelt de reinste eigenliefde voor en het is de verschijningsvorm van wereldse macht, grootheid en rijkdom, die ontstaat wanneer deze attributen op aarde voor egoïstische en slechte doelen worden gebruikt.
Hoofdstuk 39: Waar bevinden zich hemel en hel? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[10] Daarom is deze plaats heel doelmatig voor onze man. De vochtige bodem is geschikt om zijn zelfzuchtige vuur te doven en de tamelijk grote duisternis zal ook heel heilzaam zijn voor zijn ogen die aan de dichte duisternis gewend waren. Een plotseling sterk licht zou even funest voor hem zijn als de felle zonnestralen voor de ogen van een pasgeboren kind. Bovendien komt zijn hele hebben en houden hier ook precies overeen met de renteberekening van het kapitaal, dat hij als christen uit geloof en liefde voor de Heer aan de echte armen heeft gegeven. Jullie moeten daaronder niet verstaan de jullie al bekende legaten die hij vóór zijn overgang van de aarde naar het geestenrijk had opgesteld, maar alleen de giften die hij als gelovige christen helemaal in het geheim vanuit zijn eigen gevoel van medelijden aan de armen heeft verstrekt. Dat kapitaal kan echter alles bij elkaar nauwelijks iets meer dan zo'n tweehonderd gulden in zilvermunten hebben bedragen. Wanneer jullie dit kapitaal, dat hij eigenlijk uit liefde tot de Heer aan de armen heeft gegeven, vergelijken niet liet grote kapitaal dat hij de zijnen naliet, dan rillen jullie ook de mathematisch juiste vergelijking vinden tussen zijn eigenliefde en zijn liefde voor de Heer.
Hoofdstuk 40: Waar bevinden de heidenen zich aan gene zijde? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Wanneer we echter vanuit deze omgeving de morgen zullen naderen, zullen we nog oneindig grotere en snellere bewegingen maken. En kijk, dat is geestelijk weer heel natuurlijk. Iets dergelijks is immers eveneens al duidelijk te zien bij de meer gewekte geesten op een hemellichaam, waar een geoefende denker een voorwerp dat men hem ter beoordeling voorlegt, heel vlug zal doorzien en in al zijn delen degelijk en grondig zal ontleden. Wel moet hij nog altijd een voorwerp voor zich hebben, want zonder zo'n voorwerp houdt de activiteit van zijn geest op.
Hoofdstuk 42: Verschil in snelheid van reizen in het hiernamaals - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)