15542 resultaten - Pagina 84 van 1037
... 72 - 73 - 74 - 75 - 76 - 77 - 78 - 79 - 80 - 81 - 82 - 83 - 84 - 85 - 86 - 87 - 88 - 89 - 90 - 91 - 92 - 93 - 94 - 95 - 96 - 97 ...
[11] Terwijl ik Mijn mond naar het overgelukkige hoofdje van Jarah wendde, zei ik: "Niet waar, Mijn Jarah, jij helpt Mij wel om Mijn engelen werk te bezorgen?!"Hoofdstuk 135: Jarah's bewijs van liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] De KLEINE antwoordt met een van liefde vervulde en kinderlijk onschuldige zachte stem: "O ja, voor U doe ik alles ontzettent graag! U hoeft het maar te zeggen - en ik stort mij terwille van U in Ieder vuur en ook van de hellingen van deze berg naar beneden in de zee, als die er weer is."
Hoofdstuk 135: Jarah's bewijs van liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] JARAH zegt: "Lieve bode uit de hemel, maak in de naam des Heren, als het zonder schade gedaan kan worden, dat deze berg, die op natuurlijke wijze te moeilijk te bestijgen is, makkelijk en zonder gevaar naar boven en. naar beneden begaanbaar zal zijn, ook aan de zijde van de zee, waar hij anders alleen maar voor vogels toegankelijk is!"
Hoofdstuk 135: Jarah's bewijs van liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] De ENGEL maakt alleen een heel sierlijke buiging voor de kleine Jarah en zegt: "O heerlijke gebiedster in naam van de Heer! Kijk slechts naar..alle zijden van de berg en je zult zeker tevreden over mij zijn! Kijk, bij tijden zijn wij wel eens langzaam in onze daden, maar als het nodig is ook sneller dan de bliksem!"
Hoofdstuk 135: Jarah's bewijs van liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Vervolgens leidt de engel Jarah naar alle zijden van de berg en zij overtuigt zich ervan dat de berg weliswaar niet lager is geworden, maar aan alle kanten toch zonder enig gevaar bestegen kan worden, vooral aan de van de zee afgewende zijde, waar hij heel glooiend afloopt.
Hoofdstuk 136: Engelenmacht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Toen JARAH zich van daarvan had overtuigd zei zij: "Het geheel is zo wonderbaarlijk, dat ik mijn zintuigen begin te wantrouwen en zou gaan denken dat ik ook slaap en droom! Vertel me toch eens iets over hoe u dat deed! Zoƫven heeft u de hele zee opgeheven en vrij als een zwevende druppel in de lucht gehouden, en nu heeft u de steile berg naar alle kanten toegankelijk gemaakt, en dat doet u allemaal in een oogwenk! Hoe, hoe kunt u dat? U heeft uw plaats geen ogenblik verlaten en toch is dat allemaal gedaan! -Ach, dat is toch te veel voor een arm aardwormpje zoals ik!"
Hoofdstuk 136: Engelenmacht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] JARAH zegt: "Waarom zou ik dat niet geloven? Maar mij daarvan overtuigen kan ik natuurlijk niet, want ik wil en kan daarheen met u niet zo'n reis maken als eerder naar beneden naar de zeebodem!"
Hoofdstuk 136: Engelenmacht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Na deze woorden ging JARAH naar de engel en zei: "Kijk, ik ben niet bang, als u kunt draag me dan daarheen!"
Hoofdstuk 136: Engelenmacht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Wij stonden op een erg hoge berg en zagen aan alle kanten een onafzienbare vlakte. Die was naar alle kanten doorsneden door de heerlijkste rivieren, waarvan de golven schitterden als de steeds wisselende heldere kleuren van een regenboog. Op de vlakte bevonden zich prachtige tuinen en tempels. In het volgende moment bevonden wij ons al beneden bij de tempels en zagen daar de grote mensen en hun nog veel grotere woontempels. Op enige afstand is het een genot om deze mensen te zien, maar dichtbij lijken ze op wandelende bergen! Ja, ik zou al een aardig lange ladder nodig gehad hebben als ik maar de kleine teen van zo'n mens zou hebben willen beklimmen!
Hoofdstuk 136: Engelenmacht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] IK zeg: "Wel, stel je haar in je hart zo levendig mogelijk voor, kijk er met je ogen enige tijd strak naar en zeg Mij hoe zij er na een paar ogenblikken uitziet!"
Hoofdstuk 137: Geestelijke blik in de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Oh, oh, oh! Nu sta ik weer op dezelfde berg en zie rondom mij dezelfde omgeving vol schitterende prachtige dingen! Ik zie dezelfde tempels weer, dezelfde mensen en hun mooie tuinen, ook zie ik heel mooie bloemen. Maar de kleinste daarvan is groter dan een huis hier op aarde, die zou ik niet als aandenken af kunnen plukken! Ah, nu zie ik echter ook allerlei dieren, en de prachtigste vogels zie ik ook, maar ze zijn ook ontzettend groot! Aan de reusachtige bomen hangen zeldzaam grote vruchten en ik zie ook hoe in een tuin een paar mensen er met hun handen naar grijpen en ze werkelijk ook in hun mond steken! Nou, nou, aan zo'n peer, of wat voor vrucht het ook is, zouden op deze aarde wel duizend mensen een heel jaar meer dan genoeg te eten hebben!"
Hoofdstuk 137: Geestelijke blik in de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Maar jij hebt mij eerder gevraagd of alle sterren zulke werelden zijn, en Ik heb je met ja geantwoord. Nu, als jij, Mijn allerliefste Jarah, het wilt, overtuig je dan op dezelfde manier! Kijk, als een wereldse jongeman naar de hand van een jong meisje dingt en haar tot zijn uitverkorene maakt, toont hij haar ook al zijn schatten, om daarmee de vrouw van zijn hart voor zich te winnen. Want al zou zij hem vanwege zijn persoon niet willen, dan zal zij hem toch aanvaarden vanwege zijn grote schatten. En kijk, Ik doe voor jou hetzelfde, opdat je eens tijdens de verzoeking der wereld Mijn hart niet zult verloochenen. Daarom laat ik je nu Mijn schatten zien, opdat je beseft dat Ik niet zo arm ben als Mijn uiterlijk de mensen schijnt te vertellen. Kijk, Ik ben nu eenmaal jouw geliefde en toon je daarom ook wat van Mijn grote bezittingen!"
Hoofdstuk 137: Geestelijke blik in de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] JARAH zegt: "Heer, mijn leven. Als ik nog meer sterren zou willen bekijken om mij daardoor te bewaren voor ontrouw in mijn liefde voor U, dan zou het mij spijten die ster gezien te hebben. Want U alleen bent voor Mij oneindig veel meer waard dan alle talloze sterren met hun schatten! Waarlijk, om U boven alles lief te hebben heb ik niets, eeuwig niets nodig dan U alleen. Maar alleen voor U, omdat U het wenst, kijk ik ook graag naar de wonderen van Uw macht en wijsheid!"
Hoofdstuk 137: Geestelijke blik in de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[16] IK zeg: " Allerliefste Jarah, dat is voor jou nog veel te moeilijk! Maar Ik zal je uit bijzonder grote liefde tot jou toch wat zeggen: Kijk, als Ik het weten wil, kan Ik natuurlijk al altijd al alles weten wat er van een mens terecht komt. Maar de mens moet als hij volwassen wordt geheel vrij en zelfstandig beslissen. Daarom trek Ik Mij op een bepaald moment terug van de mens en kijk niet naar wat hij met zijn vrijheid doet, behalve wanneer hij Mij dringend vraagt hem te helpen bij zijn vrije strijd tegen de wereld. Dan kijk Ik naar hem, help hem op de goede weg en geef hem bij de strijd tegen de wereld nieuwe kracht.
Hoofdstuk 137: Geestelijke blik in de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] JARAH doet dat nu meteen en zegt al na weinige ogenblikken: "O Heer, almachtige schepper des hemels en van alle werelden, dat is een nog veel grotere wereld dan de vorige, en wat wordt ze door een heerlijk licht omgeven! Maar het licht heeft een helrode kleur, wat naar het goudgele toe, terwijl het licht van de eerste wereld helemaal zuiver wit was. Maar nu wordt het licht van deze wereld ook ondraaglijk fel! Ah, nu sta ik al op de bewoonde bodem van deze wereld! Oh, dat is ook onbeschrijflijk heerlijk! Wat een afwisseling! Lieflijke zacht glooiende bergen omringen de prachtige vruchtbare dalen. In de dalen ziet men ook een soort hutten, die enkel bestaan uit een dak dat netjes ondersteund wordt door robijnachtige zuilen. Maar op de bergruggen staan ononderbroken onafzienbare rijen van zulke hutten en hoe ontzettend ver mijn blik ook reikt, toch zie ik niets anders, en die hutten lijken op elkaar als twee druppels water. Zoals ik zie, rusten de ovaal ronde daken allen op robijnzuilen van ongeveer zeven man hoog en ook die zuilen zijn allemaal eender! Van mensen en andere levende wezens is tot nu toe nog niets te ontdekken, maar ze moeten er toch wel zijn, -want dat blijkt al uit de buitengewone beschaving van deze ontzettend uitgestrekte landen!
Hoofdstuk 138: De zelfverloocheningschool in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)