Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

16678 resultaten - Pagina 839 van 1112

...  827 - 828 - 829 - 830 - 831 - 832 - 833 - 834 - 835 - 836 - 837 - 838 - 839 - 840 - 841 - 842 - 843 - 844 - 845 - 846 - 847 - 848 - 849 - 850 - 851 - 852  ...
[13] Als de uitverkorene onze zedige juffrouw echter zal ontmoeten in een gezelschap waar zij zich in zekere zin van haar eerbaarste kant wil laten zien, dan zal hij er genoegen mee moeten nemen als ze hem bij een gunstige gelegenheid een paar verstolen blikken toewerpt, maar nog meer moeite zal zij doen om voor hem in het gezelschap haar voortreffelijkheden aan de dag te leggen. O wee, als hij zich dan zou vergeten en te dicht bij haar zou komen. Maar als het tot een treffen komt, vooral op een plaats waar de stralen van de zon niet direct binnenvallen en waar de geluidsgolven van het wereldse gedruis slechts gedempt of helemaal niet doordringen, dan wordt het schaamtegevoel helemaal overwonnen. En onze 's morgens nog zo zedige jongedame, laat zich door haar geliefde van nabij, zogezegd van top tot teen bekijken. En het vrije betasten wordt bij zo'n gelegenheid helemaal niet als een vergrijp tegen het maagdelijke schaamtegevoel beschouwd.
Hoofdstuk 114: Heerszucht en hoogmoed - het zaad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] Stel je eens voor dat een van jullie op een ochtend toevallig in een kleedkamer verzeild raakt waarin enkele jongedames nog in ochtendjapon aanwezig zijn. Er wordt moord en brand geschreeuwd en de jongedames zullen naar alle hoeken en achter de gordijnen wegvluchten; natuurlijk uit louter 'schaamtegevoel'. En wat hebben jullie bij deze gelegenheid van al hun vrouwelijke bekoorlijkheden gezien? Hoogstens een hoofd met verwarde haren, een ongewassen, slaperig gezicht, een nauwelijks tot aan de elleboog ontblote arm, en hooguit nog een halfontblote borst. Maar nu kleden de dames zich aan. De arm blijft niet zelden bloot tot onder de oksel en ook blijven hals en boezem, voorzover een zekere betamelijkheid het toelaat, onbedekt of hoogstens van doorzichtig kantwerk voorzien om zo de bekoorlijkheden van de naakte delen te verhogen. Hiermee is er een eind gekomen aan het schaamtegevoel van die ochtend.
Hoofdstuk 114: Heerszucht en hoogmoed - het zaad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] Wie dus het gedrag van zo'n wellusteling beschouwt, ziet alweer een volmaakt beeld van de hel. Hij hoeft hem maar van zijn materie te ontdoen en hem puur als geest te beschouwen, dan zal hij verbazingwekkende dingen zien. Eerst een in alle opzichten hitsig persoon en daarnaast een woesteling, die zich vol woede op zijn Schepper, evenals op de hele schepping op een schandelijke manier wil wreken vanwege de vermeende onvolmaaktheid van zijn natuur. Meer hoef ik hier niet te zeggen, want wie ogen heeft, kan zelf kijken. In het volgende vrouwelijke beeld zullen we de verschijningsvorm van deze hel nog duidelijker voor ons zien.
Hoofdstuk 113: Nog een beeld van de onderste hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] Vraag: gebeurt dat ook in de natuurlijke toestand, waar de sfeer van ieder mens veel uitgestrekter is en waarin hij de nadelig invloed niet waarneemt? Werkelijk, de inwerking is bij de natuurlijke toestand nog veel erger dan in de mediamieke en daarom is er ook voor dergelijke onkuise gedachten en begeerten een apart gebod gegeven, waarin staat dat iedereen zich daarvan moet onthouden en ontdoen.
Hoofdstuk 113: Nog een beeld van de onderste hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] Nemen jullie je dochter vaker mee naar plaatsen waar zij door heel wat zinnelijke ogen zal worden bekeken, dan zal zij binnen afzienbare tijd zinnelijk ingesteld raken en heimelijk de zedelijke vermaningen van haar ouders beginnen te bespotten en belachelijk te maken. Haar zinnen zullen zich steeds meer richten op plaatsen waarvan zij vermoedt dat er zich zulke zinnelijke mannen zullen ophouden. Menigeen zal nu misschien zeggen: nee, dat is te bar, dat is overdreven. Wat kan een onschuldige begeerte of een geheime wellustige gedachte zonder enige aanraking voor nadelige uitwerking hebben op een vreemde persoon? Ik zeg hierop niets anders dan: voor mensen met zulke inzichten en zo'n geestesgesteldheid is deze mededeling evenmin bestemd, als de zon voor het middelpunt van de aarde. Vervolgens vraag ik aan degenen die ervaringen hebben op het gebied van de zogenaamde helderziende mediums en zelf hebben geobserveerd welke storende werking de komst van wellustelingen op dergelijke personen teweegbrachten, waar deze werking vandaan komt en wat daarvan de oorzaak is? Ook al heeft zo'n ongenode gast het medium niet aangeraakt, toch voelt deze op het moment dat zo'n gast binnenkomt een krampachtige en niet zelden pijnlijke werking.
Hoofdstuk 113: Nog een beeld van de onderste hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[8] Weliswaar zal men nu zeggen: dat geeft toch niets; gedachten en onuitvoerbare begeerten zijn tolvrij. Maar ik voeg hier aan toe: inderdaad, voor de blinde van geest die niet in staat is om ook maar een haarbreed verder te kijken dan de materie. Wat zou echter een vader zeggen als zijn geestelijke oog geopend zou worden en hij dan al die wellustelingen voor zich zou zien die zijn dochter op alle mogelijke manieren voor zijn ogen onteren?
Hoofdstuk 113: Nog een beeld van de onderste hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Wanneer onze wellusteling zo van alles voldoende heeft genoten en zijn natuur hem de snode dienst begint te weigeren, dan grijpt hij naar kunstmatige middelen om zo zijn afgestompte natuur weer nieuw leven in te blazen. Helpen ook deze niet meer, dan voorziet hij zich van de schandelijke bijslaap van gezonde knapen en jonge mannen. Daardoor wordt zijn natuur weer een beetje opgepept.
Hoofdstuk 113: Nog een beeld van de onderste hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] Zijn natuur slaat daarbij helemaal om, hij krijgt als het ware een afkeer van vrouwen en probeert zich alleen nog te bevredigen met het stevige vlees van de manlijke jeugd, tot ook dat hem afkeer inboezemt. Dan maakt zijn onmacht hem kwaad over de vermeende ontoereikende inrichting van de natuur.
Hoofdstuk 113: Nog een beeld van de onderste hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[2] Maar dat verandert in wezen niets aan de zaak, want vanuit zijn begeerte heeft hij toch gezondigd. Laten we eens aannemen dat zo'n zinnelijk persoon een vermogen heeft dat toereikend is om zich daarmee nagenoeg al het genot waar hij zin in heeft, kan verschaffen. Wat doet hij? Hij reist allerlei landen af om zich daar verschillende, bijzondere genoegens te verschaffen, want in zijn eigen woonplaats smaakt hem niets meer omdat hij immers van al het voor hem bereikbare heeft genoten, maar alles waarvoor hij zogezegd nog een passie voelt, ondanks zijn grote vermogen, niet kan bereiken.
Hoofdstuk 113: Nog een beeld van de onderste hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[13] Zou onze schrijnwerker zijn kist onmiddellijk kunnen scheppen zoals hij zich die in zijn gedachten had voorgesteld, dan zou hem dat zeker liever zijn. Waar bleef echter de bovenal belangrijke oefening in het geduld en waar de onderlinge uiterlijke natuurlijke betrouwbaarheid, wanneer in deze materiële wereld de nog met zijn lichaam verbonden geest onbeperkt van zijn oorspronkelijke, scheppende vermogen gebruik zou kunnen maken?
Hoofdstuk 111: Lichaam, geest, levensbeginsel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[11] Neem bijvoorbeeld een schrijnwerker die een kist moet vervaardigen. Daarvoor heeft hij het jullie bekende gereedschap nodig. Hij werkt vlijtig en zal binnen enkele dagen zijn kist klaar hebben. Daarvan was vooral de drang die hem tot zijn ijver aanzette, de reden. Waarom was hij dan zo vlijtig en gaf hij gevolg aan zijn innerlijke drang? Omdat hij de kist zo gauw mogelijk voor gebruik klaar wilde hebben. Verdere vraag: waar komt deze drang vandaan, waar ligt zijn oorsprong? Deze drang is afkomstig van het scheppende vermogen van de geest. Hoe dan wel? De geest draagt de eigenschap in zich om hetgeen hij in zijn gedachten geschapen heeft, ook dadelijk als object te willen realiseren.
Hoofdstuk 111: Lichaam, geest, levensbeginsel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[6] Daarom is hij dan ook een pure atheïst en de natuur, de uiterlijke, zichtbare, grove natuur is zijn god. Deze natuurgod brengt hij zijn offers, zo lang hij met de hem ter beschikking staande kracht van zijn eigen natuur ervaart dat deze god, dankzij de inrichting van de natuur, hem deze verrukkelijke en aangename geneugten verschaft. Wee echter deze god, wanneer hij onze held eenmaal de dienst weigert! Toorn, wraak, gramschap en woede zijn dan de toegiften of wapenschilden die hij voert. Jullie kunnen het geloven, de heimelijke toorn van zo'n uitgetelde aartswellusteling gaat alle menselijke begrippen te boven. Een brandstichter, een moordenaar en een straatrover kunnen nog meer menselijk gevoel in zich hebben dan een begerige wellusteling wiens lichaam de dienst weigert.
Hoofdstuk 113: Nog een beeld van de onderste hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[5] Wie de heerszucht in onze officier nu niet onderkent, moet wel met een zevenvoudige blindheid geslagen zijn. Wat is ook hier weer de oorzaak dat onze officier niet in staat is om dit te realiseren? Evenals hierboven, de materiële, natuurlijke, beperkende omstandigheden. De materie tikt onze held op de vingers en hij moet zich goedschiks of kwaadschiks zijn ondergeschikte officiersrang laten welgevallen. Daarom scheldt hij nogal eens en probeert zijn ondergeschikten zijn heerszucht zo goed mogelijk te laten voelen. Het geringste vergrijp van een ondergeschikte wordt met tirannieke onbarmhartigheid bestraft. Neem bij deze officier de materiële hindernissen weg en jullie hebben het tweede, volmaakte beeld van de fundamentele hel in een niet te overtreffen vorm voor je.
Hoofdstuk 112: Aardse beelden van de onderste hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] Ten eerste: laten we eens een rijke speculant als voorbeeld nemen. Beschouw deze eeuwig onverzadigbare eens nader. Waarop heeft hij zijn liefde en wil gericht? Alleen maar op alle mogelijke, maar enigszins wettelijk geoorloofde manieren om zich de bezittingen van een heel land en tenslotte van een heel rijk te verschaffen, en als hem dat gelukt is, ook nog verscheidene rijken, zoniet het hele aardoppervlak te bemachtigen. Een dergelijk plan gelukt hem weliswaar niet helemaal en hij zal zijn idee waarschijnlijk nooit helemaal realiseren, maar desondanks laat hij het niet los en heimelijk denkt hij: had ik maar een krijgsmacht van minstens een paar miljoen onoverwinnelijke soldaten, dan zou ik al het goud, zilver, alle edelstenen en parels van de hele wereld op één hoop laten vergaren.
Hoofdstuk 112: Aardse beelden van de onderste hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[12] In puur geestelijke toestand kan hij dat, want wat hij denkt, is er ook. Maar verbonden met zijn belemmerende lichaam, kan hij dat niet met de uiterlijke materie. Daarom moet hij zijn lichaam als werktuig tot de desbetreffende activiteit aanzetten om op deze manier zijn idee geleidelijk aan te realiseren. Dit heeft de Heer zo ingesteld, opdat de geest zich in dit leven bij alle mogelijke gelegenheden vooral in de allernoodzakelijkste eigenschap van het leven kan oefenen. Deze eigenschap als moeder van de deemoed, heet het goddelijke geduld. Eenieder die een wat rijpere manier van denken heeft, zal begrijpen dat geduld voor het eeuwige leven des te meer noodzakelijk is, omdat dit leven geen einde heeft. Voor het natuurlijke leven is het reeds de basis voor alle goede en grote prestaties, terwijl dit leven slechts een vergankelijk leven is.
Hoofdstuk 111: Lichaam, geest, levensbeginsel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  827 - 828 - 829 - 830 - 831 - 832 - 833 - 834 - 835 - 836 - 837 - 838 - 839 - 840 - 841 - 842 - 843 - 844 - 845 - 846 - 847 - 848 - 849 - 850 - 851 - 852  ...